zaterdag 2 oktober 2021

Charlotte Van den Broeck

 

PoëzieJanita Monna

Charlotte Van den Broeck vangt intense ervaringen in een taal die leeft

Charlotte Van den Broeck maakt in lichtvoetige doch prangende regels kwetsuren zichtbaar, in het landschap, bij dieren, bij mensen, vrouwen.

Een hand aarde kun je uitwrijven op papier tot zuivere kleur. Afhankelijk van waar je die aarde vond, in Noord-Holland of op de Canarische eilanden, kunnen dat diepe zwarten zijn, of roestige aardetinten. Beeldend kunstenaar herman de vries, voor wie natuur kunst is, maakt al jaren dit soort ‘aarduitwrijvingen’, composities in levende kleuren.

Iets vergelijkbaars doet de Vlaamse Charlotte Van den Broeck in haar nieuwe dichtbundel, maar dan in taal. De opvolger van haar succesvolle roman Waagstukken (2019) kreeg als titel Aarduitwrijvingen. Van den Broeck werkte samen met kunstenaar Jana Coorevits, die foto’s en video’s maakte in Death Valley, werk waarin het onbarmhartige Californische woestijnlandschap zowel menselijke trekken als abstractere vormen aanneemt.

In het gedicht waarmee Aarduitwrijvingen opent, roept het landschap intense ervaringen op: het indringende wit in het licht, hitte die ‘bezweringen’ lijkt te lispelen. Of is het de mens zelf die beelden en gevoelens projecteert op wat hem omringt? ‘waarom hoop ik/ achter de rotsen op sporen van nachtdieren, op de spiegeling/ van een oude geliefde, waarom roept hij me niet’.

Phaëton komt voorbij. En ‘beep beep’-road runner.

Waar zit de mens in het landschap en waar dat landschap in de mens? In de poëzie van Van den Broeck, waarin Phaëton – is de verwoestijning zijn schuld? – voorbijkomt en ‘beep beep’ road runner, is de grens tussen beide een vluchtige. Het leidt tot taal die leeft: ‘hars en munt hoe een geur zich scherpt/ aan regen’. Tot beelden die als met druipende kwast op papier gezet zijn: ‘vlam vat de zon, blakerende bloedappelsien/ perst de bergtop uit’.

Evenals Coorevits zoekt Van den Broeck nu eens naar abstractie, dan naar meer anekdotiek. In het gedicht over Cholita bijvoorbeeld, de mishandelde circusbeer, van tanden en klauwen ontdaan, die op haar oude dag haar vrijheid terugkreeg. Van den Broeck toont in even lichtvoetige als prangende regels een verstoorde relatie tussen mens en natuur.

De teloorgang van zeeleven: ‘adelaarsrog zwemt/ door een hindernissenparcours van lila inbrenghulzen’. Ze maakt kwetsuren zichtbaar, in het landschap, bij dieren, bij mensen, vrouwen. Betrokkenheid verpakt ze in scherp omlijnde beelden. En soms, zoals in een #metoo-gedicht, heeft ze daarvoor aan een sisklank genoeg: ‘het is laat en de sisklank/ snijdt de vrouw de pas// de sisklank bespiedt, gist/ de vrouw geschikt’.

in een vouw

in de halsaanzet van de heuvel de knik

in de taille van de slapende zandreuzin

ze ligt in het landschap het landschap verschuilt zich

in haar, kittelend

speelt een wind door haar baard van woestijnhulst en zilver

het ruikt er blauwgroen dofgroen groenachtig

– stilaan koeler een plek om te liggen en ze leent je

haar middenrif ze leent je haar slaap een uitzicht

zonder voetafdrukken

oeroud en opgeschud

spreidt het bed de ochtend haar lichaam

een herbergzame liesstreek, het plooirijk

gesteente je legt je in een vouw

en vloeit

Charlotte Van den Broeck

null Beeld

Charlotte Van den Broeck
Aarduitwrijvingen
Arbeiderspers; 72 blz. € 19,99

Janita Monna

Geen opmerkingen:

Een reactie posten