woensdag 22 mei 2019

Freelance musici komen nauwelijks rond: ‘Lekker pingelen voor een boekenbon’ / Het Parool

Ivo van Hove regisseert Isabelle Huppert

Regisseur Ivo van Hove van Internationaal Theater Amsterdam werkt in 2020 samen met de Franse steractrice Isabelle Huppert. Huppert, nu in de bioscoop te zien in de thriller Greta, speelt de rol van de moeder in het stuk The Glass Menagerie van Tennessee Williams (1944), in regie van Van Hove bij het Théâtre de l’Odéon in Parijs. 
Isabelle Huppert als de Schotse koningin Maria Stuart. Beeld Lucie Jansch
Dit najaar is Huppert al in Amsterdam op toneel te zien in de titelrol van de voorstelling Mary Said What She Said. Die productie, in regie van de gerenommeerde multimediatheatermaker Robert Wilson, gaat op 22 mei in première in het Théâtre de la Ville in Parijs, in coproductie met Internationaal Theater Amsterdam. ITA haalt deze voorstelling, met muziek van componist Ludovico Einaudi, van 19 tot en met 22 september naar de Amsterdamse stadsschouwburg. Huppert speelt hierin de Schotse koningin Maria Stuart (1542-1587), ook wel bekend als Mary, Queen of Scots. 
Mary Said What She Said, een stuk van de Amerikaanse toneelschrijver Darryl Pinckney, speelt zich af in 1587, op de avond van Mary’s executie. De katholieke Mary is door de protestantse koningin Elizabeth ter dood veroordeeld. In het stuk blikt ze terug op haar stormachtige leven, haar rampzalige huwelijken en negentien jaar in gevangenschap. Komende zomer wijdt filmmuseum Eye in Amsterdam bovendien zijn jaarlijkse retrospectief aan de Franse actrice.

''Ontspanning is niet bedoeld om dingen rustig te overdenken; ontspanning is bedoeld om nergens aan te denken''. Olaf Hoenson


van de oo-go

Dwalen

Wat deden wij anders dan zwerven
in huis door kamers en gangen
over trappen naar kelder of zolder,
buitenshuis langs akkerranden.

Dwalen dus en glimlachen
over dingen die voorbij zijn gegaan
en over dingen die zijn gebleven,
tijdgedateerd en tijdloos.

Want als benen geen kracht meer
en wil en moed geen zin meer voelen,
dan dwalen nog de gedachten

langs leuningen en vensterbanken,
kluiten en koren op het land
en dierbaren in fotolijstjes.

Niels Snoek

''Mobieltjes brengen je dichter bij de mensen die ver weg zijn maar verder weg van diegenen die naast je zitten''.


donderdag 16 mei 2019

''Als morgen de wereld vergaat dan zou ik vandaag nog een boom planten''. Maarten Luther


Hoofdtentoonstelling Biënnale: kunst in tijden van nepnieuws / NRC Cultuurgids

Hoofdtentoonstelling Voor het eerst doen er meer vrouwen dan mannen mee aan de biënnale. Ook kunst van zwarte kunstenaars is goed vertegenwoordigd.
Christoph Büchels vluchtelingenboot Barca Nostra, waarop vele honderden migranten het leven lieten, op de kade van de Arsenale
Christoph Büchels vluchtelingenboot Barca Nostra, waarop vele honderden migranten het leven lieten, op de kade van de Arsenale Foto Italo Rondinella
Is het vreemd om een minuut stilte te houden voor een kunstwerk? Zachtjes praten is in een museum vaak wel gepast. Maar wat als dat kunstwerk een massagraf is – een scheepswrak waarin naar schatting tussen de 700 en 1100 vluchtelingen het leven lieten? Dan kan je toch alleen maar sprakeloos zijn?
De Barca Nostra is het dodelijkste scheepswrak in decennia. Nooit eerder stierven op de Middellandse Zee zoveel mensen als op 18 april 2015, toen dit voormalige vissersschip zonk voor de Libische kust. De Zwitserse kunstenaar Christoph Büchel liet het wrak voor miljoenen euro’s naar Venetië verschepen en zette het op een voetstuk van stalen balken op de kade van de Arsenale, een van de hoofdlocaties van de Biënnale.
Schilderachtig rood en blauw steekt de romp nu af tegen het turquoise water van de voormalige marinewerf. Het is een klein schip: de migranten zaten met zijn vijven op een vierkante meter, als levende ballast opgesloten in het ruim. Grote gaten in het staal zijn de littekens van de aanvaring die de boot had met een Portugees schip dat op zijn noodsignaal was afgekomen. Slechts 28 mensen overleefden de ramp.
De Amerikaanse curator Ralph Rugoff, samensteller van de hoofdtentoonstelling, noemt het scheepswrak „het indringendste onderdeel van de biënnale”. Volgens hem is het één ding om de beelden te zien op televisie. „Maar wanneer je geconfronteerd wordt met het fysieke object, voel je heel andere sensaties. Hopelijk zet dat je aan het denken.”
Maar hier in de Arsenale, waar de boot pal voor de koffiebar is geparkeerd, lijkt niemand sprakeloos. Op het terrasje wordt gezellig gekeuveld en gegeten. Sommige voorbijgangers maken selfies met het schip. De Barca Nostra zou een indrukwekkend monument voor verdronken migranten moeten zijn, maar is in deze context een pijnlijk spektakelstuk.

Sprookjesstad

Het is een terugkerend probleem in sprookjesstad Venetië. Iedere twee jaar nodigt de Biënnale een stoet aan geëngageerde kunstenaars uit die hun welgemeende zorgen uitspreken over het wereldleed – dit jaar zijn naast het immigratievraagstuk ook klimaatverandering, de opkomst van nepnieuws en het toenemende nationalisme belangrijke onderwerpen. Tegelijkertijd is het publiek, zeker in de openingsweek, er ook voor het eigen plezier. Er moet genetwerkt en gefeest worden, er dienen Instagramwaardige foto’s te worden gedeeld.
Het voelt een beetje als dansen op de vulkaan, deze 58ste editie van de Biënnale van Venetië. Massaal vliegen we met onze rolkoffertjes naar de zinkende stad, om ons daar vervolgens te laven aan sombere toekomstvoorspellingen. Niet voor niets gaf Rugoff zijn tentoonstelling de ironische titel May You Live In Interesting Times mee. De spreuk, volgens de overlevering een Chinese vloek maar in werkelijkheid een verzinsel van een Britse diplomaat, werd in 1936 aangehaald door de Britse politicus Austen Chamberlain, toen hij de opkomst van het fascisme beschreef. Net als toen gaan we ook nu weer van de ene crisis naar de andere, aldus Rugoff. „Voor een tentoonstelling die gaat over hoe kunst kan functioneren in een tijdperk van leugens, leek me dit wel een toepasselijke titel.”
Passagier in een vliegtuigstoel, sculptuur van Yin Xiuzhen in de Arsenale
Foto Italo Rondinella
Het scheepswrak is het apocalyptische sluitstuk van de tentoonstelling, die in totaal 79 kunstenaars telt en zich uitstrekt over de honderden meters lange loodsen van de Arsenale. Het openingsstuk, de film 48 War Movies van Christian Marclay, is al net zo verontrustend. In een verduisterde zaal heeft de Amerikaanse kunstenaar 48 oorlogsfilms over elkaar heen geprojecteerd in een abstract grid. Alle 48 soundtracks spelen tegelijkertijd, waardoor er een gekmakende kakofonie ontstaat van sirenes, kogels, geschreeuw van soldaten, marsmuziek, fluitsignalen en gegil van kinderen. Het is een tunnel van geweld die eindeloos doorgaat en die tot ver in de tentoonstelling te horen is.
Bekijk ook deze interactieve kaart: De beste landenpaviljoens en tentoonstellingen van de Biënnale van Venetië
Talloze kunstenaars waarschuwen op deze tentoonstelling voor dat wat komen gaat. De Chinese Nabuqi maakte een billboard van een paradijselijk wit strand dat is omgevallen en is doorklieft door een plastic neppalm. Ernaast staat een reusachtige beeld van haar landgenoot Yin Xiuzhen van een vliegtuigstoel. De passagier heeft alvast de ‘brace’-positie aangenomen, anticiperend op de crash. En de Canadees Stan Douglas laat ons in sfeervolle beelden van een nachtelijk New York zien wat er mogelijk te gebeuren staat als de stroom uitvalt. Iemand speelt een potje patience bij kaarslicht, maar elders in de stad wordt flink geplunderd.

Geen dode kunstenaars

Anders dan voorgaande jaren, toen veel vergeten kunstenaars werden opgediept die postuum de eer kregen die ze verdienden, is er op deze biënnale geen werk van overleden kunstenaars te zien. Deze tentoonstelling gaat over het nu, met werken die vrijwel allemaal recent zijn gemaakt. Die urgentie voel je. Deze kunstenaars reflecteren op het nieuws dat we ook iedere dag in de kranten lezen.
De paradox van Venetië: kijken naar urgente beelden in een sprookjesstad
May You Live In Interesting Times is bovendien een inclusieve biënnale. Voor het eerst in de geschiedenis doen er meer vrouwen dan mannen mee en zijn zwarte kunstenaars goed vertegenwoordigd. Het mooie is dat die deelname vanzelfsprekend is. Werd er op vorige edities nog speciaal de aandacht gevestigd op kunst van minderheden of ‘outsiders’, nu zijn ze er gewoon, als succesvolle participanten in het kunstcircuit.
Zo vanzelfsprekend als het vroeger was dat portretten in musea blank waren, zo overheersen hier de gezichten en levensverhalen van zwarte helden. Tavares Strachan, geboren op de Bahamas, maakte in neonletters een ode aan de eerste zwarte astronaut, Robert Henry Lawrence Jr., wiens weduwe zelfs na zijn dood nog vele racistische brieven kreeg met teksten als: ‘Glad he is dead because now there will be no coons on the moon.’
Ode aan een zwarte astronaut, werk van Tavares Strachan
Foto Italo Rondinella
Henry Taylor aan het werk in de Arsenale
Foto Italo Rondinella
De Amerikaan Henry Taylor schildert zwarte helden om ze zo hun verdiende plek in de geschiedenis te geven – een techniek die ook door Iris Kensmil in het Nederlandse paviljoen wordt toegepast met portretten van zwarte feministen. Zo eert Taylor zijn collega-kunstenaars David Hammons en Glenn Ligon, maar bijvoorbeeld ook Carol Robertson, een van de vier meisjes die in 1963 omkwamen bij een bomaanslag op een kerk in Birmingham, Alabama.
Met name het eerste, sterke gedeelte van de tentoonstelling in de Arsenale voelt als een overwinning voor zwarte kunstenaars. Daar hangen onder meer de zelfportretten van de Zuid-Afrikaanse Zanele Muholi, die haar zwarte huidskleur nog eens extra heeft aangezet met zwarte verf. En daar toont de Amerikaan Kahlil Joseph zijn video BLKNWS, een soort nieuwszender die een positief beeld wil schetsen van de Afro-Amerikaanse gemeenschap, met vrolijke YouTube-filmpjes en amateurbeelden van rollerskatende, basketballende en dansende mensen.
Zelfportret van Zanele Muholi in de Arsenale
Foto Italo Rondinella
Zijn collega en vriend Arthur Jafa draait het om, in zijn nieuwe film The White Album. Jafa hanteert dezelfde internet-surfstijl als Joseph, maar koos vooral beelden van haatdragende blanken. Hij begint zijn film met het oog van de sadistische Alex uit Kubricks klassieker A Clockwork Orange. Wat volgt is een stroom aan haatpredikers, van schietgrage militairen tot racistische YouTube-sterretjes. Er komen ‘white supremacists’ voorbij, onder wie Dylann Roof, die in 2015 negen mensen doodschoot in een kerk in Charleston. Maar er zijn – als kleine lichtpuntjes – ook close-ups van Jafa’s vrienden, die toevallig ook blank zijn.
Vijftig minuten lang houdt Jafa het publiek een spiegel voor – en er is vrijwel niemand die dat volhoudt. Het blijft een moeilijke paradox op deze prangende biënnale: je wilt je ogen niet sluiten voor wat er in de wereld gaande is, maar wegkijken is makkelijker.

zondag 12 mei 2019

''Relax. Wie geen tijd neemt voor ontspanning, moet de tijd nemen om ziek te zijn''. Chinees gezegde


Fokke en Sukke

Librisprijs voor Rob van Essen / Volkskrant

Voor De goede zoon, zijn twaalfde boek, ontving Rob van Essen gisteravond de Libris Literatuur Prijs. De roman 'intrigeert, amuseert en zet aan tot denken over onszelf en de wereld om ons heen', oordeelt de jury.
Rob van Essen hoort dat hij de Libris Literatuur Prijs heeft gewonnen. ©Freek van den Bergh / de Volkskrant
De Libris Literatuur Prijs is toegekend aan Rob van Essen (55) voor zijn roman De goede zoon. Maandagavond kreeg hij de prijs van 50 duizend euro uitgereikt door Jet Bussemaker, juryvoorzitter en oud-minister van Cultuur, in het Amstel Hotel te Amsterdam.
Het winnende boek van Van Essen, dat in de nabije toekomst speelt en waarin een 60-jarige man na de dood van zijn moeder de greep op het leven dreigt te verliezen, 'intrigeert, amuseert en zet aan tot denken over onszelf en de wereld om ons heen', aldus de jury. De andere genomineerden waren Jan van Aken (De ommegang), Johan de Boose (Het vloekhout), Esther Gerritsen (De trooster), Bregje Hofstede (Drift) en publiekslieveling Ilja Leonard Pfeijffer (Grand Hotel Europa). De laatste won de prijs al in 2014, voor zijn vorige roman La superba.
De keuze voor Van Essen was niet geheel onverwacht, aangezien de jury in haar nominatierapport verklaarde vooral op originaliteit te selecteren. Die kwalificatie is bij uitstek van toepassing op De goede zoon, het twaalfde boek van Van Essen, die in 2015 voor zijn verhalenbundel Hier wonen ook mensen de Biesheuvelprijs won. In 2009 werd hij ook genomineerd voor de Librisprijs, met zijn roman Visser.

Ongewone verwoording

Al op de openingspagina van De goede zoon krijgt een doodgewone scène, in de Albert Heijn in de Amsterdamse Rijnstraat, een ongewone verwoording: 'De vrouw achter mij zette haar boodschappen al op de band toen ik nog bezig was mijn boodschappen op de band te zetten, ik kan daar slecht tegen, iemand maakt inbreuk op jouw ruimte, op ruimte die in ieder geval op dat moment van jou is en ik weet ook wel dat je zo geen roman moet beginnen, ik ben godverdomme geen columnist, maar witheet kan ik van zoiets worden, iemand negeert je bestaan en alleen al daarom zou je haar ter plekke dood moeten maken en tegelijkertijd was er niets aan de hand omdat de vrouw zag hoeveel boodschappen ik nog op de band moest zetten en genoeg ruimte overliet.'
De man haat zijn meegaandheid, want hij zegt er natuurlijk niets van, maar onder zijn gelatenheid broeit het - en de opmerking dat je zo geen roman hoort te beginnen, is aangenaam vervreemdend. Geen wonder dat Laurence Sterne tot Van Essens helden behoort, de Engelse excentriekeling die in Tristram Shandy (1759-1767) de kunst van het geestig afdwalen introduceerde. 'Sterne durft in dat boek zulke rare dingen te doen, met het verhaal, met de personages, in opbouw. En in stijl, hij spreekt de lezer soms opeens rechtstreeks toe. Daar kan ik enorm van genieten,' zei Van Essen afgelopen zaterdag in de Volkskrant.
De verteller zou om zich heen willen schieten, maar 'ik ben ongewapend'. Dat zegt veel. De 60-jarige hoofdpersoon is een schrijver van plotloze thrillers, die met een oude vriend genaamd Lennox een reisje moet maken, en herinneringen ophaalt aan zijn jeugd in Amsterdam, toen zijn ouders hadden besloten om terug te keren tot het gereformeerde geloof van hun jeugd. Aanleiding voor die terugblik is het recente overlijden van zijn moeder, nadat ze jaren in een verzorgingstehuis heeft doorgebracht, de laatste vijftien jaar dementerend op een gesloten afdeling. Waar hij toch maar iedere woensdagmiddag langsging, als de ostentatief 'goede' zoon.
Die periode is ten einde gekomen. Niets staat meer vast. Ongewisheid doortrekt deze roman, waarin het basisinkomen is ingevoerd en auto's zelfrijdend zijn ('automobiel betekende altijd al zelfrijdend, dus eigenlijk kan je zeggen dat de auto eindelijk zijn bestemming heeft bereikt'). De verteller, net als de iets jongere Van Essen een 'kind van de verzorgingsstaat' (zoals zijn nonfictie-kroniek uit 2016 heet), moet zich staande houden in een wereld die onder zijn ogen razendsnel verandert: 'Nostalgiekranten lees ik nog weleens, papier in je handen, ritselend omslaan, ik wil iets vasthouden wat niet meer verandert nadat ik het heb opgepakt of aangeschaft, een echte krant, een echt boek, maar op een gegeven moment zijn er geen dingen meer, alleen pixels. Ik zal de dingen missen want ik ben zelf ook een ding.'

Stuurloze man

Sciencefiction, nostalgie, afdwalingen en wendingen, De goede zoon is zélf een plotloze thriller en de verteller een stuurloze man in een wereld waar iedereen maar boeken schrijft en bijna niemand meer leest, ofwel vervoerd wil raken door een andere wereld dan de herkenbare. Daar wil Van Essen zijn lezer wél hebben. Waar gaat de geheimzinnige reis van de schrijver en zijn neusloze kompaan Lennox naartoe, over oneindige snelwegen, langs naamloze steden? Hoe kan het dat zijn auto, net als thuis zijn bed, ineens begint te praten?
Geborgenheid is ver te zoeken, behalve kortstondig, in zijn eigen gedachten. Op het oog past dit moeder-zoonverhaal naadloos bij de semi-autobiografische vader-zoonverhalen van de vorige twee Librisprijs-winnaars, Alfred Birney en Murat Isik. Maar Van Essens boek wijkt af, door uitmiddelpuntige humor en een ongebruikelijke vorm. Het withete begin in de Albert Heijn is van beide kenmerken een aankondiging.

maandag 6 mei 2019

‘Je kunt niet voor de ziel van de ander zorgen, als je niet goed voor je eigen ziel hebt gezorgd’ Joke Hermsen / Volkskrant

‘Je kunt niet voor de ziel van de ander zorgen, als je niet goed voor je eigen ziel hebt gezorgd’

Filosoof en schrijver Joke Hermsen. Beeld Jitske Schols
Met kunst en liefde als godheden zoekt filosoof Joke Hermsen haar weg in het leven. Vrij van onrust, zo is het streven, zegt ze tegen Fokke Obbema, daar horen ongemakkelijke vragen bij.
Als 9-jarig meisje voerde filosoof Joke Hermsen, lid van een nauwelijks praktiserend protestants gezin, ’s avonds lange gesprekken met God. Ze was gefascineerd door diens alwetendheid, schrijft ze in haar laatste, ‘meest persoonlijke’ roman Rivieren keren nooit terug. Die bevat ook een ­andere verklaring voor haar behoefte aan ‘een gesprekspartner van een geheel andere orde dan alle andere wezens die ik kende’. In het gezin van vijf voelde ze zich eenzaam. Haar jeugd­jaren waren een tijd van ‘grappen en klappen’, omdat haar ‘uiterst geestige’ vader, natuurkundeleraar en ­later rector, een man met ‘losse handjes’ was, zoals zijn vrouw het eufemistisch aanduidde. Hij sloeg zijn nogal eens opstandige dochter, niet alleen wanneer hij dronken was. Haar moeder nam haar niet in bescherming.
advertentie
Hermsens dialoog met het opper­wezen was bedoeld ‘om het leven te doorgronden’. Op een avond leidde dat tot een ‘religieuze ervaring’, waar ze bijna een halve eeuw later nog met vervoering over verhaalt: ‘Van een ­individu in een bed werd ik opeens onderdeel van een groter geheel. Ik maakte deel uit van alles wat me omringde. Alles werd me duidelijk, helder en overzichtelijk. Ik snapte en wist alles.’
Die gelukzalige toestand duurde niet lang. Enkele maanden later verdween God uit haar bestaan. Waardoor weet ze niet, maar ‘met een ruk’ werd ze uit haar geloof getrokken. Haar beeld was dat van God ‘als een gesmolten sneeuwpop, er lagen alleen nog een bruine plas en een oude wortel’. In haar verdere leven zou hij worden vervangen door de kunst en de liefde, ‘de twee ervaringen die bij uitstek mijn ziel weten te raken’.
Haar behoefte aan een diepgaand gesprek bleef. Het leidde tot haar filosofiestudie en tot haar visie op de mens als een ‘tweestemmig wezen’, bestaand uit een ‘ik’ en een ‘dieper gelegen zelf’. Die kunnen soms een gesprek met elkaar voeren. Vaak is de interne dialoog van de mens triviaal, een enkele keer wordt de ziel geraakt. Instemmend citeert de 58-jarige Hermsen de Poolse dichteres Szymborska, die over de ziel dichtte:
‘Aan een op de duizend gesprekken/neemt ze deel/maar zelfs dat is niet zeker,/want ze zwijgt liever’

Wat is de zin van ons leven?

‘Het is wellicht de oudste filosofische vraag die in allerlei culturen en religies een rol speelt. In ieder geval is de zin niet absoluut. Hij verandert in de loop van de geschiedenis en per cultuur, maar ook binnen een mensenleven – mijn zin van het leven als 9-jarige was anders dan nu. Op dit moment ben ik het vooral eens met een uitspraak van zowel Aristoteles als Rosa Luxemburg: het streven naar ‘een goed en waardig leven’. Dat geeft zin aan het bestaan. Ik vind dat belangrijk, nu we in een tijd leven waarin Gutmensch een scheldwoord is geworden. Alsof het iets is om je voor te schamen. Zo diep zijn we kennelijk gezonken.’

Wat brengt dat goede leven de mensheid, is er een hoger doel?

‘Dat denk ik niet. Ik zie geen voortschrijdend bewustzijn, kijk maar naar al het geweld in de afgelopen eeuw. Het lijkt erop dat we weinig van de geschiedenis leren. Door de eeuwen heen is de mensheid op ethisch vlak niet veel verder gekomen. Het enige dat we kunnen doen, is de geschiedenis en de filosofie blijven bestuderen om te voorkomen dat we in dezelfde valkuilen stappen.’

En voor het individu? Wat levert een goed en waardig leven een mens op?

‘Wat de Grieken eudaimonia noemen, oftewel een goede ziel, vrij van onrust.’

Hebben we wel een ziel?

‘Ik vind die discussie nogal oeverloos. Als je die vraag stelt, zit je meteen binnen het wetenschappelijke paradigma van bewijzen. Maar er is een groot verschil tussen meten en weten enerzijds en intuïtie en ervaring anderzijds; de eerste categorie weet lang niet alles over de tweede. De wetenschap heeft het domein van de ­intuïtie en de ervaring tot een onder­geschoven kindje gemaakt. Gelukkig blijven filosofen, psychologen en schrijvers benadrukken dat wat wordt gevoeld en ervaren, zeker ook relevant is. De ziel ervaren we: je kent het verschil tussen op je teen worden gestaan of op je ziel worden getrapt. Of tussen een bezielde uitvoering en een zielloze vertoning. De ziel bestaat in onze taal en in onze ervaring.’

Wat is het verschil met de geest?

‘De geest is het denkende, de ziel het intuïtieve vermogen. Henri Bergson (Frans filosoof, 1859-1941, red.) spreekt over het moi profonde, als tegenpool van het bewuste ik. Dat ‘dieper gelegen zelf’ is opgebouwd uit alle tijd die je geweest bent, maar waarvan je je maar een fractie kunt herinneren. Het is de innerlijke, persoonlijk ervaren tijd, dus een andere tijd dan de gemeten kloktijd. We hebben zo’n tachtig jaar, de een wat meer, de ­ander wat minder; dat is de kloktijd die je aan het werkwoord ‘hebben’ kan koppelen. Maar het ‘dieper gelegen zelf’ is gekoppeld aan het werkwoord ‘zijn’, de innerlijk ervaren tijd die je bent. Bergson gebruikt de metafoor van de sneeuwbal: je wordt als sneeuwvlokje geconcipieerd, dan begint het zintuiglijk ervaren, de verwerving van kennis en dat wordt allemaal opgeslagen. Dat sneeuwvlokje groeit aan tot een enorme sneeuwbal, waarbinnen alle ijskristallen verbonden zijn.’

Is de kunst van het leven erachter te komen wat onze ziel wil?

‘Nee, dat denk ik niet. Ik denk dat het ­ideaal van Aristoteles, het streven naar een goede ziel, betekent dat je altijd moet blijven streven naar het goede, waardige, liefdevolle, naar de zorg om de ander. De Grieken tekenden daarbij aan dat je niet voor de ziel van de ander kunt zorgen, als je niet voor je eigen ziel hebt gezorgd. Dat laatste zagen ze als de belangrijkste taak van de mens.’
DE ZIN VAN HET LEVEN
Na een hartstilstand, die hem tussen dood en leven deed zweven, gaat Fokke Obbema op zoek naar antwoorden op die aloude vraag: waartoe zijn wij op aarde? In een serie interviews gaat hij daarover het gesprek aan met mensen met zeer diverse beroepen en achtergronden

U schrijft dat de ziel helpt bij radicale wendingen in je leven. Dat suggereert dat je ernaar moet luisteren.

‘Dat is een onderdeel van het ervoor zorgen: oor en oog hebben voor wat je bezielt. Maar je doet dat niet omdat hij een bron van wijsheid is. Pogen bezield te ­leven biedt de mogelijkheid een halt toe te roepen aan de vervreemding waar de moderne mens onder lijdt. Die is groot in een tijd waarin de economie domineert en de buitenwereld voortdurend prikkels op ons afvuurt. Dat halt toeroepen is niet al te complex, het helpt je enkele wezenlijke vragen te stellen: gaat het goed met mij? Is het leven zoals ik dat nu leid een ‘waardig en goed’ leven? Maar ook: hoe gaat het met de wereld? Dat laatste hoort er zeker bij. Zorgen voor je ziel moet je zien als een poging tot reflectie en inspiratie.’

Zorgde u voor uw ziel toen u in 2000 ontslag bij de universiteit nam om u aan het schrijverschap te wijden?

‘In Tilburg was ik de enige vrouw, omringd door veertig mannelijke filosofen. Ik ervoer het als een weinig inspirerende omgeving die niet gespeend was van seksisme. Het voeren van een bezielde, innerlijke dialoog die je tot grote creativiteit in staat stelt, wordt dan erg moeilijk. Zorgen voor mijn ziel betekende dus inderdaad: ontslag nemen en een roman gaan schrijven.’

Gevolg waren jaren van armoede – deed dat iets met uw kijk op de zin van het leven?

‘Eerlijk gezegd niet. Ik heb me over armoede nooit zorgen gemaakt, ook niet in de tijd dat onze kinderen klein waren. Het materiële bepaalt niet of nauwelijks mijn mate van geluk. Het komt in mijn beleving goed met mijn leven als ik me laat inspirerend door literatuur, muziek en filosofie, me om de wereld bekommer en me met ‘Menschen’ omring die dat ook doen. Het komt helemaal niet goed als ik mijn aandacht naar geld, status of macht uit laat gaan. In die zin ben ik een religieuze natuur, met de kunst en de liefde als godheden. Iets maken tegen de klippen van de armoede op is een hoopvolle bezigheid, die kan bijdragen aan een bewustzijn, dat weer de opstap kan zijn naar een betere wereld. Al mijn werk wordt vanuit die hoopvolle gedachte geboren. Anders zou ik niets kunnen maken.’

Wat is uw kijk op de dood?

‘Ik dacht altijd dat hij mij niet zo veel angst kon inboezemen. Als je doodsangst heel groot is, ga je op safe spelen: je wordt zuinig, bent bang ontslagen te worden. Ik heb dat nooit gehad en ben diverse keren zelf opgestapt. Ik deed ook altijd schamper over de dood, in de trant van Epicurus: ‘Als wij er zijn, is de dood er niet en als de dood er is, zijn wij er niet.’ Oftewel: waar hebben we het over?
‘Maar die stoerheid kan ik niet meer opbrengen, sinds mijn vader is overleden. Ik kwam toen terecht in wat Freud een geblokkeerd rouwproces noemt: ik had moeite met mijn gevoelens om te gaan, omdat ik niet goed wist wie ik nu precies had verloren. Mijn vader was een man met veel humor, voortkomend uit een gewond hart, en veel verbeeldingskracht. Maar hij was ook driftig, een zowel fysiek als verbaal agressieve man. Door die dubbelzinnigheid kon ik geen immens verdriet voelen, er lagen als het ware grote keien voor zijn graf. Die belemmerde mijn gevoelens en dat werkte door in mijn hele leven, ik kreeg moeite met wat dan ook te voelen.
‘Het schrijven van Rivieren keren nooit terug heeft me geholpen, maar ik ben er nog niet helemaal uit. Door mijn vaders overlijden heb ik de dood werkelijk in het gezicht gekeken. De dood wekt nu vooral bij mij een gevoel op van melancholie, weemoed, een erkenning van verlies en vergankelijkheid. De sterfelijkheid van onze ouders, vrienden, geliefden, uiteindelijk ook onze kinderen – dat is niet iets om stoer over te doen.’

En uw eigen sterfelijkheid?

‘Ik zie grote waarde in mijn besef van sterfelijkheid. Om de melancholie van een hoopvolle gloed te voorzien, voel ik dat ik van alles moet doen, dus kom ik in beweging. Juist het besef van vergankelijkheid doet me realiseren: ‘Als ik er iets van wil maken, moet ik het nu doen.’ Dus wil ik geïnspireerd en bezield bezig zijn. Slaag ik daarin, dan voelt het alsof er een vangnet om me heen staat, alsof er iets is dat mij opvangt. Dat klinkt bizar, maar dat vertrouwen heb ik wel, ja. Dat heeft denk ik te maken met de ziel, die onbegrensd is en gemakkelijk verwantschap kan sluiten met anderen. Als je verbondenheid en inspiratie voelt, wat in mijn ogen de kern van de mens is, kun je ervaren dat je door anderen wordt gedragen.’

Leestip

Brieven van de joodse, Poolse politica Rosa Luxemburg zijn een belangrijke inspiratiebron voor mij. In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was ze een begenadigd spreker, die met vlammende toespraken waarschuwde voor de catastrofe van de oorlog. Haar brieven laten zien dat we met hoop, kennis en medemenselijkheid het leven, ondanks grote tegenslagen, toch ‘monter, onversaagd en glimlachend’ tegemoet kunnen treden.’

zondag 5 mei 2019

Moge de armste schrijver winnen! Libris literatuurprijs / Trouw