zaterdag 2 oktober 2021

Abel Herzberglezing

 

'Leve het rumoer, leve ons verschil van mening!'

Abel Herzberglezing

Strijd en verzet zijn belangrijk in een democratie, betoogt Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam, in de Abel Herzberglezing.
Burgemeester Femke Halsema spreekt de jaarlijkse Abel Herzberglezing uit in de Rode Hoed in Amsterdam. ©Werry Crone

In een tijdgewricht waarin velen zich zorgen maken over toenemende polarisatie, het afbrokkelende politieke midden, verhitte identiteitspolitiek en toenemend wantrouwen, wil ik vandaag graag een lans breken voor de protesterende mensen, voor de zogenoemde flanken en voor het (vreedzame) conflict.

Conflict heeft een moeizame plek in onze poldersamenleving. We willen graag overleggen, het midden vinden. Dat conflict ongemak oplevert, betekent echter niet dat het onwenselijk is. Zowel de strijd om maatschappelijke posities als maatschappelijk verzet tegen machthebbers zijn fundamenten van onze pluriforme, democratische samenleving. Tegelijk kunnen beide ook destructief worden. Bij zowel de kracht als het gevaar wil ik vandaag stilstaan.

Meningsverschil en conflict hebben een belangrijke democratische functie. Het verzet van groepen tegen normen en opvattingen van anderen en de strijd die daarop volgt, leidt dikwijls tot emancipatie en nieuw maatschappelijk bewustzijn. Verzet tegen machthebbers is wezenlijk, ook, of juist wanneer, dat tot ongemak leidt voor de status quo.

Ik wil twee soorten strijd onderscheiden.

Als eerste maatschappelijke strijd, strijd om maatschappelijke posities, ofwel horizontale polarisatie. Dit gaat om mensen en groepen die met elkaar strijden om erkenning, om een volwaardige plaats in de samenleving.

Ten tweede is er maatschappelijk verzet, ofwel verticale polarisatie. Hierbij komt een groep in actie tegen de overheid omdat ze vindt dat onrecht wordt aangedaan, dat sprake is van nalatigheid of dat de overheid wakker geschud moet worden.

Vanzelfsprekend is dit onderscheid enigszins kunstmatig. Tegelijk is het onderscheid noodzakelijk omdat een andere reactie mag worden verwacht van het bestuur bij burgers die met elkaar strijden, dan bij burgers die tegen bestuurders in verzet zijn.

Laat me eerst iets zeggen over maatschappelijke strijd of horizontale polarisatie. Deze kent ruwweg twee vormen. Er is als eerste strijd die gericht is op emancipatie. Dan gaat het om erkenning van de eigen identiteit en de strijd om gelijke rechten en gelijk respect.

Daarnaast is er de strijd die zich juist richt op behoud van een (traditionele) identiteit. Een strijd die vaak voortkomt uit verliesgevoelens: verlies van status en vervreemding omdat de omgeving verandert, tradities verdwijnen en nieuwe groepen het lijken over te nemen. Toch sluiten behoudzucht en emancipatie elkaar bepaald niet uit: mensen kunnen zowel verliesgevoelens ervaren als strijden om erkenning en gelijk respect.

#MeToo-beweging

In de loop van de Nederlandse geschiedenis is veel strijd geleverd om erkenning en vaak was Amsterdam het podium. Denk aan de arbeidersbeweging in de tweede helft van de negentiende eeuw. De vrouwenbeweging ontstond rond dezelfde tijd. Die maatschappelijke strijd blijft tot op de dag van vandaag actueel, waarbij de #MeToo-beweging weer een nieuwe wending betekende in de strijd voor erkenning en gelijkwaardigheid.

Een recent voorbeeld van emancipatie is natuurlijk Black Lives Matter. Zwarte Nederlanders die erkenning eisen voor hun positie, voor de discriminatie die ze aan den lijve ondervinden. Gelijktijdig zien we boeren strijden voor het behoud van hun werk, hun leven, hun maatschappelijke positie.

Maatschappelijke strijd (horizontale polarisatie) kent ook problematische of zelfs destructieve varianten. De vrijheid van de één kan die van de ander inperken; het opeisen van rechten kan gepaard gaan met het vernederen en uitsluiten van anderen. Het feit dat je mag geloven én niet-geloven wat je wil is nog niet voor iedereen een vanzelfsprekendheid, zo bleek recentelijk uit de ernstige bedreigingen die schrijfster Lale Gül ondervond nadat zij de strijd had aangebonden met het milieu waaruit ze komt.

Naast strijd kent onze samenleving ook maatschappelijk verzet, ofwel verticale polarisatie. Verzet is een belangrijk middel van burgers om - buiten verkiezingen om - hun democratische rechten te gebruiken, om machthebbers verantwoordelijk te houden en te blijven controleren. Denk aan de Provobeweging in de jaren zestig van de vorige eeuw: een ludieke heropleving van het anarchisme, die grotendeels geweldloos was en vooral zichtbaar werd door het provoceren van de gevestigde orde.

Er zijn talloze voorbeelden van verzet tegen machthebbers. Van de Franse revolutie tot de marsen tegen de Vietnamoorlog. Van de opstand onder leiding van Tula tegen de slavenhouders op Curaçao tot de Stonewall-rellen in New York in 1969. En van de Februaristaking in Amsterdam tot de protesten op het Tahrirplein in 2011.

Machthebbers worden opgevoed door verzet. Het is noodzakelijk, bescheiden stemmend, en dwingt tot zelfkritiek. Ongemak vanwege aanhoudend commentaar en boze discussies over de juistheid van het handelen zijn heilzaam, hoe lastig het soms ook is.

Maatschappelijk verzet heeft de wereldgeschiedenis bepaald. Er zijn oorlogen door beëindigd, ondemocratische machthebbers door afgetreden. Niet zelden was de opstand een voorbode van ingrijpende verbeteringen in de situatie van veel grotere groepen mensen. De voorhoede betaalde vaak de prijs, plukte zelf nog niet de vruchten, maar latere generaties konden dat wel. Zo betalen nu ook de slachtoffers van de toeslagenaffaire een hoge prijs. Tegelijk maken hun lijden en hun woede duidelijk dat de overheid fundamenteel moet veranderen, menselijker moet worden en vertrouwen moet geven in plaats van wantrouwen te verspreiden.

Ik begon mijn lezing met de mededeling dat strijd en verzet belangrijk en goed zijn. In essentie - ongeacht de 'toon' van het protest - gaat het om een democratisch gesprek dat wij met elkaar voeren over de koers van onze samenleving, de legitimiteit van de macht en de vrijheid van burgers om hun leven naar eigen wens te kunnen inrichten.

Tegelijkertijd is ook destructie zichtbaar. Dit komt naar voren in protesten die gepaard gaan met intimidatie van anderen en in de toenemende populariteit van complottheorieën waar in het uiterste geval ook een element van bedreiging en geweld in zit.

Ook in het verzet tegen de overheid is sprake van onacceptabele grensoverschrijding, als politie en hulpverleners worden belaagd en politici worden bedreigd. Deze des-tructie van het noodzakelijke democratische gesprek wordt verergerd als politici daarbij de vrijheid nemen om te twitteren dat journalisten doorgaans tuig zijn, net als parlementariërs en de rechterlijke macht.

Juist wanneer er grote thema's spelen, als de fundamenten van onze samenleving ter discussie staan, is het van groot belang dat onvrede zijn vreedzame, publieke uitlaatklep heeft. Het openbaar bestuur heeft daarin wat mij betreft een grote verantwoordelijkheid. Niet door degenen die in opstand komen te diskwalificeren als onverantwoordelijk, maar door allereerst de oorzaken van het verzet tegen bestuur en overheid aan te pakken, en in tweede instantie door de strijd tussen burgers zo te faciliteren dat deze vreedzaam blijft en ook ruimte biedt aan minderheden.

Zelfkritiek

Hoe kan het openbaar bestuur ervoor zorgen dat het verzet tegen haar eigen handelen minder wordt? Dat begint met de simpele vaststelling dat het wantrouwen jegens de overheid de weerspiegeling is van het wantrouwen dat de overheid in de burgers heeft. Dat vraagt om genadeloze systeemkritiek. Wij - bestuurders, ambtenaren, experts, volksvertegenwoordigers - moeten veel kritischer zijn op ons eigen handelen. Toegeven dat je fouten maakt is één, werkelijke veranderingen voorstellen is veel lastiger, maar uiteindelijk betekenisvoller.

In de omgang tussen overheid en burger zijn twee wezenlijke vertrouwensregels op de tocht komen te staan. De eerste: iedere burger in ons land moet ervan uit kunnen gaan dat hij of zij eerlijk, gelijk en onbevooroordeeld behandeld wordt. Zoals ook iedereen ervan uit moet kunnen gaan - zoals de Grondwet dicteert - dat ongelijke gevallen ongelijk worden behandeld. Dit noemen we procedurele rechtvaardigheid. En nu de 'menselijke maat' sinds kort een buzzwoord is, is het goed te verankeren wat dit impliceert. Besluiten moeten hardheidclausules kennen, de discretionaire bevoegdheid van bestuurders moet worden verruimd. Daarin ligt de erkenning dat wetten en regels voor sommige mensen onrechtvaardig kunnen uitpakken, en dat ten langen leste niet de regel allesbepalend is, maar de rechtvaardigheid die met de regel wordt beoogd.

In 2017 heeft de regering-Macron het 'recht om je te vergissen' in de Franse wet vastgelegd. Concreet houdt dit in dat iedereen de mogelijkheid moet hebben een eerste fout te herstellen, als sprake is van goede trouw. De bewijslast van eventuele kwade trouw ligt bij de overheid. Zo'n wet past bij erkende rechtsbeginselen als zorgvuldigheid, vertrouwen en evenredigheid.

De tweede vertrouwensregel is dat de overheid er voor haar burgers is - dienstbaar aan hun belang - en burgers er niet zijn voor de overheid. Openheid en dienstbaarheid zijn geen gunst, maar rechten van burgers.

Werkelijke dienstbaarheid betekent actieve openbaarheid: ernaar streven dat mensen zo gelijk mogelijke toegang krijgen tot kennis, informatie en data, zodat zij zich kunnen wapenen tegen onrechtvaardige overheidsmacht. Dienstbaarheid komt uiteindelijk het meest tot uitdrukking in werkelijke medezeggenschap van burgers toestaan, beter misschien nog mede-eigenaarschap. Dat kan niet zonder bestuurlijke moed: bestuurders die ook tegen hun inwoners durven te zeggen dat een impopulair besluit er uiteindelijk wel komt. En die dan in de wind durven te gaan staan en de kritiek aanvaarden.

Het terugbrengen van deze twee vertrouwensregels, procedurele rechtvaardigheid en dienstbaarheid, beschouw ik als de kern van mijn bestuurlijke handelen in de komende jaren. En daarmee kom ik aan de tweede verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur. Niet alleen moeten bestuurders de redenen voor verzet tegen hen willen verminderen, ze moeten ook ervoor zorgen dat maatschappelijke strijd tussen burgers kan plaatsvinden, vreedzaam en met ruimte voor dissidenten en minderheden.

Dat betekent dat gelijktijdig begrensd moet worden en ruimte moet worden gegeven. Als strijd leidt tot onvrijheid en onveiligheid van burgers moet zonder schroom, zonder twijfel partij worden gekozen. Dat geldt als Lale Gül wordt bedreigd, als lhbti+-ers op straat worden geïntimideerd, als journalisten hun werk niet kunnen doen, als Jodensterren worden gedragen, of IS-vlaggen worden meegedragen tijdens demonstraties, dan past geen lankmoedigheid.

Ruimte geven, daartegenover, betekent niet alleen dat je demonstraties en protest toestaat, het betekent ook en vooral dat je nieuwe groepen, mensen in verdrukking, mensen die weinig worden gehoord, actief uitnodigt om deel te nemen aan het stedelijke leven en aan de strijd die plaatsvindt in de stad.

Geen angst

Dat betekent dat we de publieke ruimte - en daarmee bedoel ik zowel de fysieke als mentale, sociale, economische en maatschappelijke ruimte - vergroten en toegankelijker maken. Dat betekent geen angst voor en zeker geen oordelen over boze burgers die hun ruimte opeisen. Meer ruimte voor verhalen over het leed dat mensen is aangedaan, bijvoorbeeld tijdens slavernij en kolonisatie. Maar ook voor de inwoners die hun buurten, hun gemeenschappen, in verdrukking zien komen. Het betekent mensen een podium geven, gemeenschaps- en buurthuizen maken waar de strijd kan woeden, de cultuurhuizen en bibliotheken openstellen voor het rumoer uit de stad.

Ooit beschreef Hannah Arendt de publieke ruimte als een tafel. Zo verwoord kun je de stad, Amsterdam, ook zien als een grote tafel. De tafel van Hannah Arendt is een plek waar mensen aanschuiven, die mensen verbindt, die ontmoetingen tussen vreemden mogelijk maakt en ervoor zorgt, in Arendts woorden, "dat ze niet over elkaar struikelen". Zo ook zie ik de stad. En zie ik het bestuur als de gastvrouw: degene die de tafel dekt en de kaarsen ontsteekt, die orde aanbrengt als mensen op elkaars plek gaan zitten, die het gesprek aanmoedigt, soms niet schroomt deel te nemen (zonder het gesprek dood te slaan), die partij kiest voor degenen die worden weggeduwd en die als het echt nodig is niet te beroerd is om iemand van tafel te sturen. Om dat belangrijke democratische gesprek met elkaar te kunnen voeren, op verschillende toonhoogten, soms met tegengestelde wensen en verlangens, soms ingehouden en soms met grote, uitgesproken woede.

Leve het rumoer, leve ons verschil van mening!

Deze tekst is een ingekorte versie van de Abel Herzberglezing die burgemeester Femke Halsema gisteren uitsprak in de Rode Hoed in Amsterdam. De integrale lezing staat op www.trouw.nl. De lezing wordt sinds 1990 georganiseerd door de Rode Hoed in samenwerking met Trouw. Prominenten spreken een lezing uit ter nagedachtenis aan de advocaat, procureur, toneel- en (kroniek)schrijver en essayist Abel Herzberg (1893-1989).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten