woensdag 28 augustus 2019

Onvrede over chaos na ondergang DDR broeit nog

Saksen Na de val van de Muur moest een goed draaiende porseleinfabriek in Saksen sluiten. Was dat echt nodig? „Ik vond het prachtig, we kregen vrijheid! Ik was zo naïef.”
Regina Bernstein in het museum van de voormalige porseleinfabriek.
Regina Bernstein in het museum van de voormalige porseleinfabriek. Foto Tobias Ritz
Het blijkt niet meteen, maar de bitterheid is hier nog springlevend. Ook na dertig jaar. „We waren eerst euforisch”, vertelt Regina Bernstein over de omwenteling in 1989, toen de bevolking van de DDR in opstand kwam tegen het communistische regime. De Berlijnse Muur viel. Een jaar later werden Oost- en West-Duitsland herenigd. De Oost-Duitsers kregen vrijheid en de D-Mark. „Maar de ontnuchtering volgde snel”, zegt Bernstein.
Van het grote fabriekscomplex waar ze destijds werkte als ingenieur, aan de rand van het dorp Grossdubrau in Saksen, staat alleen nog een oud, bakstenen gebouw overeind, dicht begroeid met wilde wingerd. Er omheen staan, als reusachtige schaakstukken, porseleinen isolatoren die hier werden gemaakt voor hoogspanningsmasten. Witte, donkerbruine, sommige anderhalve meter hoog. Ooit gewild op de binnen- en buitenlandse markt, nu symbolen van een verloren tijd.
Eén doet dienst als bloempot. Ernaast, op een laag blok graniet, staat een sombere kop van Karl Marx. In het oude fabrieksgebouw hebben oud-werknemers een klein museum ingericht, als monument voor het in 1857 opgerichte bedrijf en het industriële porselein dat hier werd gemaakt.
„Om te begrijpen waarom veel mensen in het oosten van Duitsland zich afkeren van de politiek, of hun stem aan de protestpartij AfD geven”, zegt Bernstein, „moet je teruggaan naar de chaotische tijd na de Duitse eenwording.” Ze heeft vier collega’s van destijds opgetrommeld om daar samen over te vertellen.
Eerst is de stemming gemoedelijk, aan de lange houten tafel die voor het gebouw is neergezet in de schaduw van een paar hoge bomen. Bij Kaffee und Kuchen komen de verhalen los. Trots vertelt Burkhard Krönert, ingenieur en voormalig hoofd van de onderzoeksafdeling, hoe het Volkseigener Betrieb (VEB) Margarethenhütte niet alleen leverde aan landen in het Oostblok, maar ook aan landen in het Westen, zoals Zweden en Australië. „We hadden de modernste techniek.”
„We konden de concurrentie aan met bedrijven in West-Europa”, vult Leonhard Jünger aan, die 17 jaar technisch directeur was. „En we speelden een sleutelrol in de energiesector van de DDR. Hier werkten zo’n 850 mensen. Plus, zoals in de DDR vaker het geval was, enkele tientallen arbeiders uit Mozambique, negentig gevangenen die iedere dag per bus werden afgeleverd, en mensen met een arbeidsbeperking – want iedereen had recht op werk.”

Socialistische broederlanden

In de maanden voorafgaand aan de val van de Muur hadden tienduizenden Oost-Duitsers gebruik gemaakt van de mogelijkheid die er opeens was om het land te ontvluchten, via vooral de ‘socialistische broederlanden’ Hongarije en Tsjechoslowakije. „Maar van ons ging niemand weg”, zegt Reiner Schiemann, die hoofd was van de testafdeling. „We hadden goede lonen, een huis, de kinderen zaten op school. En na de val van de Muur dachten we: ons bedrijf gaat gewoon door.”
Hoofdschuddend zegt Regina Bernstein: „Er was een soort revolutionaire sfeer. Ik vond het prachtig, we kregen vrijheid! Ik was zo naïef. Ik dacht: nu zal de DDR eindelijk veranderen, democratisch worden, een DDR met een gekozen regering.”
Als enige aan tafel zegt Karin Fleischer, destijds verantwoordelijk voor technische controles, dat ze meteen al sceptisch was over wat de toekomst zou brengen. „Het communisme en het kapitalisme waren zulke totaal verschillende systemen.”
Dat zouden de Oost-Duitsers snel ondervinden. Elf maanden na de val van de Muur ging de DDR op in de bondsrepubliek. Duitsland was herenigd, maar de Oost-Duitse economie stortte in. Geen Oost-Duitse consument kocht nog Oost-Duitse producten. Bedrijven moesten opeens rendabel zijn, wat ze niet waren, en kunnen concurreren, wat de meeste niet konden. En ze moesten hun personeel betalen in harde D-Marken, die ze niet of nauwelijks hadden.
De Treuhand, de instelling die was opgericht om te bekijken welke Oost-Duitse staatsbedrijven konden overleven, begon in hoog tempo te saneren, privatiseren en in veel gevallen liquideren. Managers uit West-Duitsland kwamen de vrije markt in de praktijk brengen – in een harde, pure vorm, die het oosten, met zijn sterke vakbonden, nooit had gekend.
De ene na de andere onderneming in Oost-Duitsland moest in die jaren sluiten, maar liefst zo’n 8.000 tussen 1990 en 1994. Vier miljoen mensen verloren hun baan. Hele landstreken raakten hun industrie kwijt.
Het museum ter herinnering aan de voormalige porseleinfabriek.
Foto’s Tobias Ritz
Ook bij de Margarethenhütte in Grossdubrau drong de werkelijkheid snel door. Op 5 december 1990, twee maanden na de Duitse eenwording, kreeg het personeel te horen dat de productie werd stopgezet. Er was geen zicht op rendabele bedrijfsvoering. Een doodvonnis voor de fabriek. „Ik begreep de wereld niet meer”, zegt Bernstein, die in 1973 bij het bedrijf was begonnen.
Het personeel probeerde de fabriek nog te redden, een plan voor een doorstart te maken, er volgde zelfs nog een bedrijfsbezetting. Het was allemaal vergeefs, de nieuwe eigenaar had al een andere fabriek in Oost-Duitsland en wilde de productie daar concentreren.
In juni 1991 kwamen vrachtauto’s de belangrijkste machines weghalen. „Ook onze licenties en de recepten van het porselein namen ze mee”, zegt Schiemann. Het bedrijf, dat na de Tweede Wereldoorlog al eens helemaal opnieuw had moeten beginnen nadat het Sovjet-leger in 1945 alle machines had meegenomen, was nu definitief verleden tijd. „Mijn vrouw en mijn zoon werkten hier ook”, zegt Jünger. „We stonden allemaal op straat.”
Lees ook: In ’89 scheurde in Hongarije het IJzeren Gordijn. Nu zijn ze blij met prikkeldraad

Behandeld als een kolonie

Niemand aan tafel heeft ooit terugverlangd naar de DDR. „Je kan mensen toch niet in een land opsluiten? Of zeggen wat ze moeten denken?”, zegt Bernstein. „In de DDR verkommerde het geestelijk leven, onder meer door het geschimp op het geloof. Maar nu werd de markt opeens zaligmakend.” De oude bondsrepubliek, zegt Schiemann, heeft ons als een kolonie behandeld. „We voelden ons overvallen.”
In het herenigde Duitsland lukte het geen van allen weer werk te vinden waarvoor ze waren opgeleid. „Na twee omscholingen vond ik een baan in de bouw en ik heb verder geploeterd tot ik op m’n zestigste met vervroegd pensioen ging”, zegt voormalig technisch directeur Jünger schamper. Fleischer en Schiemann hebben zich ook via omscholing, gesubsidieerde banen en periodes zonder werk, naar hun pensioen doorgeworsteld. Krönert is uiteindelijk zelfstandig financieel adviseur geworden.
Bernstein is ook zelfstandig, als pottenbakster. „Ik heb nog gesolliciteerd naar een baan in Venezuela, waar ze op zoek waren naar een ingenieur die in industrieel keramiek gespecialiseerd was.” Lachend: „Nu denk ik: gelukkig hebben ze me niet aangenomen.”
Gevraagd of iemand rond de tafel uit frustratie AfD stemt, schudt iedereen van nee. „En de tijd dat je niet durft te zeggen dat je AfD stemt, is hier echt wel voorbij”, zegt Schiemann. De anti-immigratiepartij werd dit voorjaar bij de Europese verkiezingen met 25 procent de grootste partij in Saksen.
Foto’s Tobias Ritz
Over het gevoel van machteloosheid dat zij en vele anderen in de voormalige DDR ervoeren, en nog steeds met zich meedragen, vertelt Bernstein een dag later onder vier ogen verder. Bij haar thuis, op een knus binnenplaatsje met bloeiende planten en sierlijke, zelf gemaakte potten, wordt ze persoonlijker dan met de voormalige collega’s erbij.
„Ik dacht dat ik het langzamerhand wel verwerkt had”, zegt ze geëmotioneerd. „Maar ik kom er nu achter dat ik nog steeds boos ben. We hadden een vak geleerd, maar onze arbeidskracht was opeens niets meer waard. Je werkte in een modern bedrijf, maar dat moest dicht omdat zogenaamd alles niet meer deugde. Geen wonder dat mensen zich gekwetst en vernederd voelden.
„Ik zou nog graag eens in de archieven van de Treuhand nalezen of er werkelijk geen toekomst mogelijk was voor ons bedrijf, of dat we misschien gesloten zijn omdat dat een concurrent goed uitkwam. De politiek dacht: de vrije markt regelt het wel. Maar de vrije markt is een roofdier als je hem zijn gang laat gaan.”

Pijnlijke fouten

Birgit Breuel, die in 1991 president van de Treuhand werd nadat haar voorganger vermoord was door de linkse terreurgroep RAF, heeft onlangs in interviews erkend dat haar organisatie in die chaotische tijd pijnlijke fouten heeft gemaakt. En dat de bevolking in West-Duitsland een dergelijke ingrijpende transformatie nooit geaccepteerd zou hebben.
Bondskanselier Helmut Kohl beloofde de Oost-Duitsers ‘bloeiende landschappen’. Er kwam een enorme geldstroom van honderden miljarden van west naar oost op gang – voor hulp bij de wederopbouw, voor uitkeringen, voor steun aan bedrijven die toekomstperspectief hadden. Er is dertig jaar later veel verbeterd, maar nog steeds is de werkloosheid in het oosten hoger, en zijn de lonen lager, dan in het westen.
„Het gaat niet alleen om materiële dingen”, zegt Bernstein. „We hebben ook een ziel, en die ging kapot. Ons leven stond compleet op z’n kop. In het westen begrepen ze dat niet. Opeens moesten we wennen aan een wereld waarin alles in het teken stond van de vrije markt. Dat waren we niet gewend. Ik wist niet meer hoe ik me moest gedragen. ‘Je moet je ellebogen gebruiken’, kregen we te horen. Maar dat was onze mentaliteit niet.
„Daar werd ik onzeker van. Tot in de supermarkt aan toe. In de DDR moest je lang in de rij staan, want er was gebrek aan alles. Maar dan maakte je een praatje, misschien kon je met iemand iets ruilen. Nu moest alles opeens snel-snel-snel, afrekenen en weg. Die druk, die dwang… En iedereen deed eraan mee, dat moest om te overleven. Ook ik probeerde me aan te passen.
„Ik kwam pas tot rust toen ik in 2000 en 2001 ging werken in een instelling voor gehandicapten. Die mensen waren zichzelf, heel natuurlijk, en ze namen je zoals je was. Daar voelde ik me eindelijk weer op m’n gemak.”

Het rooster van een luchtschacht

Het grootste gebouw van de fabriek ging in 1995 tegen de vlakte. „Dat wilde ik niet zien. Maar een dag van te voren ben ik op het dak gekropen”, vertelt Bernstein met glimmende ogen. „Ik heb het rooster van een luchtschacht meegenomen. Voor ons museum.”
En het verenigde Duitsland? „In de volgende generatie van mijn familie is de eenwording in elk geval geslaagd. Mijn dochter is getrouwd met een man uit Baden-Württemberg, en mijn zoons hebben ook allebei een partner uit het westen. En allemaal wonen ze hier in Saksen.’’

Logo Foodwatch


Beste foodwatcher,

Ook ik, al jarenlang campaigner bij foodwatch, trap er in: ik ga de supermarkt in met een lijstje van producten die ik wil kopen en kom de deur uit met veel meer dan dat. Herken je dat?
Supermarkten bepalen sterk wat en hoeveel de gemiddelde klant in zijn of haar karretje legt. Daar hebben ze trucjes voor in hun winkels. 
foodwatch zet 8 trucjes voor je op een rij.





Dáárom zijn supermarkten zo ingedeeld

Wat zijn nu veel gebruikte trucjes van supermarkten om jou meer en duurdere producten te laten kopen?
1) Maak de klant hongerig!
Als je met honger de winkel in gaat, koop je meer. Een lekkere broodgeur uit de afbakoven helpt je ook honger te krijgen en daardoor de omzet van de supermarkt te verhogen. En staat de oven even niet aan? Dan kan een broodgeur-flacon helpen. Er bestaan tegenwoordig zelfs heuse geurmarketeers.
Ook gratis een klein beetje producten proeven in een proeverij, maakt je hongerig en geeft je het gevoel dat je iets verschuldigd bent aan de verkoper.
2) Ongezond eten aansmeren
Supermarkten hebben er niet direct belang bij om je ongezond te maken. Wel is het zo dat op sterk bewerkte fabrieksproducten over het algemeen hogere winstmarges zitten. En die winstmarges wil een supermarkt dus wel graag meepakken. Laat die groep producten nu juist de groep producten zijn die over het algemeen niet gezond zijn.
3) Muziek stuurt je
Wist je dat in een supermarkt met Franse muziek meer Franse wijn wordt verkocht en in een supermarkt met Duitse muziek meer Duitse wijn? Onbewust stuurt de muziek een klant in zijn of haar keus.
4) Winkelkarretjes
Grote winkelkarretjes waar je maar een paar producten in hebt liggen, geven je het gevoel dat je nog erg weinig hebt gekocht. Dan koop je eerder producten erbij die je niet op je boodschappenlijstje had staan.
5) Groente en fruit vooraan in de winkel stimuleert junkfoodverkoop
De meeste supermarkten hebben groente en fruit vooraan in de winkel staan. Dat stimuleert de junkfoodverkoop, raar maar waar. Dat zit zo: als jij allemaal gezonde dingen in je karretje hebt, dan geeft je dat een gevoel goed bezig te zijn. Dan 'gun' je jezelf eerder de verleidelijke chocolade, koekjes of chips.
6) Je wordt geleid langs allerlei verleidelijks
Het is natuurlijk niet de bedoeling van de supermarkt dat jij alleen koopt wat op je boodschappenlijstje staat. Daarom staan de basisproducten van de meeste klanten, als zuivel, vaak ver weg in de supermarkt, of halverwege of aan het eind van een schap. Dan moet je eerst langs allerlei ander verleidelijks, en dan zwichten veel mensen. 
7) 'Loop' eens op je knieën
Supermarkten hebben een ooghoogte strategie. Producten op ooghoogte verkopen vele malen beter dan onderaan in het schap. Daarom leggen supermarkten de producten met een hogere winstmarge vaak op ooghoogte. Budgetmerken met lagere winstmarge liggen vaak onderaan. Maar ook aan kinderen wordt gedacht: ga eens op je knieën door een supermarkt (dus op ooghoogte van kinderen) dan zie je de schreeuwende kinderidolen je aankijken en verleiden: koop deze koekjes, koop mij als chips, deze frisdrank is cool. Helaas is het bijna altijd voor junkfood.
8) De jengelzone
Aangekomen bij de kassa sta je waarschijnlijk enkele minuten verplicht stil. Het ideale moment om je met iets verleidelijks een extra laatste (impuls)aankoop te laten doen. Daarom liggen er vaak allerlei impulsproducten: producten als een reep chocolade of klein zakje snacks of een aanbieding die je toch snel nog even koopt. Vaak zijn de producten gericht op kinderen. Daarom heet het ook wel de 'jengelzone': als ouder sta je daar minutenlang met je kind, ingesloten tussen andere mensen. Het laatste wat je wilt is dat je kind vervelend gaat doen. Als je kind gaat zeuren zwicht je er eerder voor dan thuis, want dan blijft het gezellig... Zo maken supermarkten misbruik van de moeilijkere momenten in de opvoeding.
 
Bepaal zelf wat je koopt
Herken je dit en wil je zelf weer meer bepalen wat je koopt? De trucjes herkennen is al een goede eerste stap. Ga bijvoorbeeld niet winkelen met honger. En maak vooraf een boodschappenlijstje en hou je eraan.
 

Bekijk het filmpje van NU.nl

De populaire nieuwssite Nu.nl maakte met ons een filmpje over de trucjes. Bekijk het filmpje hier.



Met vriendelijke groet,
Sjoerd van de Wouw,
Campaigner




Twitter
Facebook
LinkedIn



Privacybeleid  |  Nieuwsbrief aanbevelen  |  Afmelden

NL43 TRIO 0390 3757 64

Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Klik dan hier
Logo Foodwatch

maandag 26 augustus 2019

Trump / China

Kama

Vanuit een strandstoel zwaaien naar de overkant – op het strand van Wijk aan Zee geven ze eind oktober een Brexit-uitzwaaifeestje.


Vanuit een strandstoel zwaaien naar de overkant op het strand van Wijk aan Zee geven ze eind oktober een Brexit-uitzwaaifeestje. Ondertussen zijn er al 83.000 gegadigden voor deze 'Brexit aan Zee'.

Met de terugkeer van Man bijt hond krijgen gewone mensen weer een gezicht op tv / ©Volkskrant

zaterdag 24 augustus 2019

Rusland: Stop vervolgen van vreedzame demonstranten / amnesty International

reactie op Trump met Denemarken over Groenland!!!

Fokke en Sukke

woensdag 21 augustus 2019

Moeten we straks betalen om te kunnen sparen?

© ANP


WERK EN GELD  

Moeten we straks betalen om te kunnen sparen?
 
De spaarrente nadert het nulpunt. Banken sluiten zelfs niet uit dat we in de toekomst moeten betalen om ons geld bij hen te parkeren. Hoogleraar economie Lex Hoogduin beantwoordt tien vragen over wat dit voor ons en de banken betekent. (de Volkskrant)

Trump zei dat hij Groenland wilde kopen.


Eerst werd er nog om gelachen: Trump zei dat hij Groenland wilde kopen. Nu zegt hij een bezoek aan Denemarken af omdat het land hem afwimpelt. Er zijn serieuze redenen voor zijn interesse

dinsdag 20 augustus 2019

In ’89 scheurde in Hongarije het IJzeren Gordijn. Nu zijn ze blij met prikkeldraad

Hongarije Hongaren herdenken deze maandag dat ze dertig jaar geleden het IJzeren Gordijn opentrokken voor Oost-Duitsers. Nu is hulp aan vreemdelingen er niet meer vanzelfsprekend. Net zomin als de liefde voor Europa.
Massavlucht van DDR-burgers, nabij Sopron, Hongarije, op 19 augustus 1989.
Massavlucht van DDR-burgers, nabij Sopron, Hongarije, op 19 augustus 1989. Foto’s Hollandse Hoogte
Een toeristische trekpleister is het niet geworden, de plek waar het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Europa in augustus 1989 het eerst scheurde. Het welvarende Hongaarse stadje Sopron heeft geen Koude Oorlog-relikwie zoals Berlijn Checkpoint Charlie heeft, waar drommen mensen voor in de rij staan. Sopron heeft alleen een dor grasveld met een monument. Een onbegaanbare wachttoren van waaruit de grens tussen communisme en kapitalisme bewaakt werd. Enkele meters gereconstrueerd schrikdraadhek. En een paar picknicktafels.
Schaarse opwinding komt deze middag van voetballende kinderen. Als één van hen de bal een onbeholpen trap geeft, rolt die zonder obstakels Oostenrijk binnen.
Het bezoekerscentrum is gesloten. Het wordt opgeknapt voor de herdenking waarbij Angela Merkel en Viktor Orbán deze maandag aanwezig zullen zijn. Het gaat om de dertigste verjaardag van de Pan-Europese picknick, een grensoverschrijdende vredesdemonstratie waarbij het honderden Oost-Duitsers lukte om naar het Westen te vluchten. De picknick toonde aan dat de collectieve opsluiting van burgers van communistische landen onhoudbaar was – drie maanden later viel de Berlijnse Muur.
„Wij hadden toen geen idee, maar de picknick was het eerste van de vallende dominosteentjes die tot de instorting van het Sovjetrijk leidden”, zegt Lászlo Nagy, destijds één van de organisatoren.
Het zette ook de politieke carrières van Merkel en Orbán in gang. Zij, de Oost-Duitse domineesdochter, werd de leider van de grootste liberale democratie van Europa en daarmee de Europese Unie. En hij, dertig jaar geleden dé Hongaarse progressieve belofte, stuurt nu binnen de EU het verzet tegen dat liberalisme aan. Hun ontmoeting geeft de viering een ongemakkelijk tintje. Het accentueert de ontgoocheling in Oost én West over de niet ingeloste verwachtingen van 1989: saamhorigheid, welvaart, vrijheid en gelijkheid.

‘We zijn nu ook gevangenen’

Vier Hongaarse gepensioneerden uit het nabijgelegen Györ reden toevallig langs deze historische plek. „Kijk”, zegt Zsuzsanna Horváth (68) wijzend maar de achterkant van het wit marmeren monument. „Hier staat: ‘In 1989 opende het ene onderdrukte volk de deur van zijn gevangenis voor een ander onderworpen volk.’ Maar wij zijn nu toch evengoed gevangenen?” Gevangenen, zo legt ze uit, „van de Europese Unie en van multinationals”.
Natuurlijk, geeft ze toe, is haar leven in verschillende opzichten beter dan dertig jaar geleden: ze heeft nu de vrijheid haar onbehagen uit te spreken. Maar haar pensioen als oud-bankemployee houdt niet over, de gezondheidszorg is slechter dan matig en ze maakt zich grote zorgen over immigratie. „Er is nu een ander systeem, maar zoals er vroeger in Moskou werd besloten hoe wij moeten leven, gebeurt dat nu in Brussel. En westerse bedrijven kopen hier alles op”, zegt Horváth. De ene overheersing van Hongarije is ingeruild voor de andere, vindt zij.

Haar instinctieve reactie vat samen hoe de liefde van veel Hongaren voor open grenzen en een verenigd Europa bekoeld is. Wat hier in Sopron overheerst, dertig jaar na het einde van het Oostblok en vijftien jaar na de toetreding tot de EU, is onvrede, teleurstelling en een gevoel van miskenning. Premier Orbán en propagandistische media wakkeren dit sentiment aan door de huidige internationale orde af te schilderen als de vijand in een permanent conflict over waarden, identiteit, soevereiniteit en grensbewaking.
Lászlo Nagy (62), met borstelige wenkbrouwen en golvend grijs haar, ziet een parallel in hoe Hongarije toen en nu de status quo doorbreekt. „Dertig jaar geleden moesten wij de omheining van onze gevangenis openbreken om Europa te herenigen. Nu hebben we er een gebouwd om Europa te beschermen.” Hij refereert aan een vier meter hoog hek dat Orbán in 2015 liet neerzetten aan de grens met Servië en Kroatië, om de toestroom van asielzoekers en andere migranten uit het Midden-Oosten en Afrika tegen te houden. In Sopron, de plek waar Oost-Duitse ‘gelukszoekers’ naar een beter leven geholpen werden, is het wantrouwen jegens vreemdelingen groot. Of het nu hedendaagse vluchtelingen zijn, de bezoekende Duitse bondskanselier, of westerse journalisten.

Goulashcommunisme

Dat het eerste dominosteentje juist hier omviel, en dat Nagy daarbij betrokken was, berust op toeval. Het ‘goulashcommunisme’ in Hongarije stond al decennia bekend als minder fnuikend dan dat in de oostelijke buurlanden. Met het aantreden van de hervormingsgezinde premier Miklós Németh hadden Hongaren in 1988 bovendien de vrijheid gekregen om zich politiek te organiseren en naar West-Europa te reizen. In juni 1989 was symbolisch het prikkeldraad tussen Oostenrijk en Hongarije al doorgeknipt, maar het land bleef verantwoordelijk voor het bewaken van het honderden kilometers lange IJzeren Gordijn. Het moest voorkomen dat Roemenen, Tsjechoslowaken en Oost-Duitsers de benen zouden nemen.
Nagy was scheikundig ingenieur in de plaatselijke textielfabriek en lid van het conservatief-rechtse Hongaars Democratisch Forum. Die nieuwe partij had het idee opgevat om een picknick te organiseren. „Het bleek heel moeilijk te zijn om een plek te vinden waar het IJzeren Gordijn nog intact was. Hier stond het hek nog”, vertelt Nagy.
Augustus 1989: Vluchtelingen uit de DDR reisden via Tsjechoslowakije en Hongarije naar Oostenrijk en van daaruit door naar West-Duitsland.
Achter dat lichtvoetige idee ging zware onzekerheid schuil. „De werkelijke reden voor de picknick was dat we bang waren dat de Hongaarse hervormingen zouden worden teruggedraaid.” Tot 1989 was het altijd zo geweest dat als één land aan het Warschaupact probeerde te ontglippen – Hongarije in 1956, Tsjechoslowakije in 1968 en Polen in 1980 – het door de Russen weer met geweld in het gareel geslagen werd. „We wilden op deze manier dapperheid tonen en anderen aanmoedigen zich ook onder het Sovietjuk uit te wurmen. We konden het niet alleen.”
Wat niet voorzien werd, was dat burgers van buurlanden het evenement zelf zouden aangrijpen om te ontsnappen. Al maanden waren veel mensen uit de DDR naar Hongarije gekomen in de hoop via die route hun weg naar West-Europa te vinden. Tussen de tienduizend picknick-gasten uit Hongarije en West-Europa, doken plotseling zeker zeshonderd Oost-Duitsers met een missie op: de feestelijke chaos benutten om het Oostblok te ontvluchten.
Luitenant-kolonel Árpád Bella was die dag verantwoordelijk voor de grensbewaking. Hij was zijn hele werkzame leven al grenswacht van het communistische regime „waarvan ik overtuigd was dat het eeuwig zou bestaan”, vertelt Bella (70) aan zijn keukentafel in zijn huis een half uur ten oosten van Sopron. Hij was het die, terwijl hij de opdracht had alle Duitsers tegen te houden, besloot om weg te kijken.
„Wij waren met z’n zessen. De enige manier om te voorkomen dat mensen overstaken – het waren er honderden, hele gezinnen, met bagage en kinderwagens – was op ze te schieten.” Zijn mannen zagen de Duitsers opduiken uit de maïsvelden en wachtten met paniek in hun ogen op Bella’s bevel. „Ik zei tegen ze: je bent alleen verantwoordelijk voor wat je kunt zien, dus kijk maar richting Oostenrijk.”
Augustus 1989: Hongaarse soldaten patrouilleren langs de grens met Oostenrijk.
De diepe rimpels rond Bella’s ogen verraden hoeveel uren hij aan de grens tegen de zon in getuurd moet hebben. Hij had het niet slecht onder het communisme, maar hij is nu trots en gelukkig onderdaan van de Europese Unie. „Als je me toen had verteld dat ik de wereld zou kunnen zien. Dat mijn kleinkind zou afstuderen aan de medische faculteit in Zürich, dan had ik je rijp voor het gesticht verklaard.” Maar hij heeft ook grieven. „Hongarije is nooit echt als een partner behandeld. Er wordt van ons verwacht dat we net zo worden als het Westen, maar wij zijn vijfhonderd jaar lang onderdrukt en bezet, dat gaat niet zomaar. Het ontbreekt aan respect, tolerantie en empathie.”

Wederzijdse desillusie

In West-Europa bestaat steeds minder geduld voor Hongarije, dat volgens liberale normen niet wil deugen. De desillusie in wat de transitie na 1989 teweeg zou brengen, is wederzijds. De regering die Viktor Orbán sinds 2010 leidt ontvangt miljarden euro’s per jaar uit de EU-pot, terwijl zij de democratie, de rechtsstaat, persvrijheid en mensenrechten beknot.
„Wij worden door het Westen gezien als ondankbaar. Maar waar moeten we dankbaar voor zijn? Nadat we in 1945 zijn verkocht aan Stalin, kwam met de uitbreiding van de EU het neokolonialisme”, zegt organisator Nagy. „Onze goedkope arbeidskracht wordt uitgebuit en tegelijkertijd krijgen we jullie producten door de strot geduwd. Daarom krijgen wij EU-geld, om westerse spullen te consumeren.”
Lees ook: Orbán-biograaf: ‘Hij doet zijn pauwendansje weer’
Nagy heeft zich opgeworpen als ambassadeur van de picknick, exegeet van de huidige kloof tussen West- en Midden-Europa, en verdediger van al Orbáns beslissingen – en zelfs corruptie. „Als een oligarch een Europese subsidie binnenhaalt om een weg aan te leggen en hij doet alsof die drie keer zoveel kost als in werkelijkheid, is dat goed. We mogen dat Europese geld namelijk alleen aan wegen uitgeven. Maar die oligarch investeert zijn geld wel in de Hongaarse economie”, aldus Nagy. „Oké, hij stopt het in zijn eigen bedrijven, hij is en blijft een dief. Maar zo hebben de Hongaren altijd overleefd.”
Materieel komen de inwoners van Sopron, een uurtje rijden van Wenen, weinig tekort. Tweetalige menukaarten verraden internationale klandizie. Op alle barokke gebouwen staat met hoeveel Europees geld ze gerenoveerd zijn. Ongeveer een derde van de inwoners verdient euro’s over de grens in Oostenrijk. Na een zware overgangsperiode eind vorige eeuw, heeft de industrie plaatsgemaakt voor dienstverlening en is de werkloosheid laag.
Rita Kovács (52), een vlotte vrouw in spijkerjasje, is zelfstandig tandarts. Eén van de maar liefst zeshonderd op een inwoneraantal van ruim 60.000. Vrijwel al haar klanten zijn Oostenrijkers die hier veel goedkoper en in hun eigen taal geholpen worden. Als iemand geprofiteerd heeft van de open grenzen, is zij het wel. Toch is ook Kovacs ontevreden. „Ik zie niet wat voor Hongarije de voordelen zijn van EU-lidmaatschap. We krijgen bijvoorbeeld fondsen om moderne ziekenhuizen te bouwen, maar de gebouwen staan leeg omdat we het geld niet mogen uitgeven aan behoorlijke salarissen van dokters en zusters. Leraren verdienen bijna niks. Al onze hoogopgeleiden trekken weg.”
Van links naar rechts: Árpád Bella, Rita Kovács en Lászlo Nagy.
Ondertussen laten andere lidstaten volgens haar veel te makkelijk niet-westerse migranten binnen. „Mensen die niet werken, maar alleen van de sociale voorzieningen profiteren”, zegt ze zonder aarzeling. Ook weet ze zeker dat migranten „vies en gewelddadig” zijn en „vrouwen verkrachten”. Zelf kent ze zulke mensen overigens niet. De route die migranten namen om via Hongarije Duitsland te bereiken liep niet door Sopron. Ze hoort erover van Oostenrijkse patiënten. „Wij hebben hier in Sopron alleen één kebabzaak en dat willen we graag zo houden.”

Selectieve gastvrijheid

Migratie – van het beruchte grenshek en de onwil om vluchtelingen over Europa te spreiden tot het laten verhongeren van asielzoekers in vreemdelingendetentie – is maar een van de vele conflicten tussen Brussel en Hongarije. Maar inwoners van Sopron beginnen er stuk voor stuk over: hoe de EU aan hen migranten wil opdringen en westerlingen het gevaar van de islam onderschatten. Wie Hongaars nieuws consumeert, denkt dat Europa permanent in de migratiecrisis van 2015 verkeert. Hongarije staat daarin overigens niet alleen. Wie bij het picknickmonument van Sopron de grens over wil, treft sinds een paar jaar weer Oostenrijkse grenswachten.
Het is moeilijk om de gastvrijheid en de hulp van Sopron aan Oost-Duitse gelukszoekers te rijmen met de huidige opstelling tegenover migranten. In 1989 publiceerde organisator Lászlo Nagy een pamflet voor de picknick dat begon met de tekst: „De enige kans op wereldvrede is beter begrip tussen de volken en de vernietiging van prikkeldraad en culturele barrières.” En „menselijke relaties die verschillen in nationaliteit en ideologie overstijgen”. Nu noemt hij West-Europeanen hopeloos naïef als het op migratie aankomt. „Ze hebben zo lang in vrede en vrijheid geleefd, dat hun politieke immuunsysteem niet meer werkt.”
En die toenmalige wens van open grenzen? „Dat gold alleen voor binnen Europa, we moeten onszelf beschermen tegen de mensen erbuiten. De mensen uit de DDR waren net zo goed op zoek naar een beter leven, hen kenden we, ze hoorden bij Europa. Nu hebben we geen idee wat voor kleurrijks er allemaal binnenkomt.” Net als tijdens het communisme, heeft Orbán hulp aan vluchtelingen strafbaar gemaakt.
Hongarije, met zijn westelijke ligging, lange staatkundige geschiedenis en relatief milde communistische dictatuur, had in 1989 de beste positie om zich tot een bestendige democratie te ontwikkelen. In plaats daarvan speelt het nu een autocratische voortrekkersrol in de regio. Nagy ziet dat als positief. „Nee, we zijn niet de beste leerling van de klas, die braaf naar de juf luistert. Met Orbán hebben we een leider die vecht voor de belangen van Hongarije. Eindelijk bepalen we ons eigen lot. Daar moet de rest van Europa maar eens aan wennen.”