maandag 29 mei 2017

Moslim start knuffelactie in Manchester




Moslim start knuffelactie in Manchester
De Engelse blogger Baktash Noori trok na de aanslag in Manchester de stad in om zoveel mogelijk mensen te knuffelen. Hij deed een blinddoek om en nam plaats naast een bord met het opschrift 'Ik ben een moslim en ik vertrouw je. Vertrouw je mij genoeg voor een omhelzing?'

Jeff Buckley verdronk twintig jaar geleden in Memphis.

Jeff Buckley verdronk twintig jaar geleden in Memphis. Schrijver Auke Hulst, fan van het eerste uur, trok naar Tennessee, op zoek naar sporen van de tragische rocker.
Foto Merri Cyr
‘Well, it’s my time coming / I’m not afraid / afraid to die…’
Het was in een tijd waarin de wereld nog niet volcontinu via Twitter en Facebook bij je op de stoep stond; waarin modems krakend het universum aanriepen in de hoop op schamele post. Er was een krantenbericht, er was een voetnoot bij Het Journaal – informatie was schaars. Jeff Buckley, de zanger-gitarist met de stem van een gekwelde engel, was op 29 mei 1997 verdronken, 30 jaar oud. Zelfmoord? Een ongeluk? Ik wist alleen dat Buckley uit een rivier bij Memphis, Tennessee, was gevist en dat ik nog nooit van de betreffende rivier had gehoord.
Die rivier is de Wolf River, een zijarm van de Mississippi. Ze ontspringt in Holly Springs National Forest om uiteindelijk zo’n honderd mijl noordwestelijk uit te monden in de waterweg die door de lokale bevolking The Big Muddy wordt genoemd. De rivieren vloeien samen bij een landtong die Mud Island heet en die de locatie vormt van een jachthaventje. Het schiereiland is gescheiden van Memphis door de Wolf River Harbor – wie wil oversteken kan een voet- of autobrug nemen, de monorail of het pontje. En zwemmen? Het roerloze water is nauwelijks breder dan een 50-meterbad.
Memphis is blues, soul en rock-’n-roll en meer verbonden met de nabijgelegen Mississippi Delta dan met het door country gedomineerde Tennessee. Dit is de stad van Sun Records en Stax Records, van B.B. King en Beale Street, van de Gibson-gitaarfabriek en Graceland, het landhuis van Elvis, kind en koning van de stad. Maar wie weet nog dat Jeff Buckley hier in een shotgun shack woonde, een houten huisje nauwelijks groter dan een schuur, en twintig jaar geleden verdronk?
Ondanks het weer – nog niet zo klam als het kan worden – is er weinig beweging op Mud Island. Ik sta aan de kant van de stad, de hoogbouw in mijn rug. Een briesje streelt mijn gezicht, de zon weerkaatst op de glazen piramide van de Bass Pro Shops, een megastore voor vissers en jagers, inclusief binnenmoeras met alligators. In de verte raast het verkeer over de brug die Tennessee met Arkansas verbindt.
Op zoek naar het gedenkbankje dat door een fan geplaatst is, daal ik over keien, houtsnippers en zwerfafval af naar de oever. Het water heeft de kleur van slappe koffie met een wolkje melk. Een zwerver die zich ruggelings ligt te verwijlen op Cobblestone Landing roept me toe: „Hey broer, heb-ie dollar voor een flessie water? Godskolere, zo’n dorst, broer.” Ik reageer niet en hij sluit zijn ogen weer.
Maar nergens dat bankje. Dus informeer ik er naar bij twee millennials die onder het genot van blikjes Heineken zitten te kaarten in het gras.
Justin heeft hip kreupelhout op het hoofd, Emily heeft de oneffen huid die hoort bij leven op de limiet. Toch zijn ze beiden, op een rafelige manier, reclameknap. Ze reizen door het land als de geliefden uit Simon & Garfunkels America en sprokkelen de kilometers en calorieën bij elkaar. „Deze zomer gaan we werken in Alabama”, zegt Emily. Justin, aangeschoten: „Als ik genoeg gespaard heb kan ik mijn eigen reisbedrijfje beginnen.”
Maar ook zij hebben geen gedenkbankje gezien. Sterker: ze hebben van die hele Buckley nog nooit gehoord.

Grace

‘Eternal Life is now on my trail /
Got my red glitter coffin, man / just need one last nail…’
Toen de clip van Buckley’s debuutsingle Grace in high rotation ging op MTV, was het of iemand de ramen openzette. We schrijven 1994, het jaar van Reel 2 Real, 2 Brothers on the 4th Floor en 2 Unlimited. Ik deelde met mijn broer een zolderkamer waar we elk moment uit konden worden gezet – wat gebeurde – en was verworden tot spookstudent. Ik was 19, had geen vrienden, geen meisje. Dus las ik veel en luisterde ik naar muziek van voor mijn tijd.
De impact van Grace zal met het barre muzieklandschap te maken hebben gehad. Buckley, een dromerige jongen in die lange traditie van Amerikaanse misfits, vermengde de pathos van blues en operette en versterkte met zijn etherische stem een tekst waarin velen later de aanzegging van zijn vroege dood zouden lezen. Later, toen ik mezelf enigszins geschoold had, werd me duidelijk waarin de muzikale verrassing school. Buckley en co-auteur Gary Lucas gebruikten andere dan de standaard akkoorden, speelden met toonsoort en schuwden dissonanten en een maatsoort in 12/8ste niet. Buckley combineerde hart en ambacht, wat hem zeker niet de accidental hero van alternatieve rock maakte die velen in hem wilden zien, maar wel een talent van formaat.

68868 bezoekers!


Onweersbuien

dinsdag 23 mei 2017

Vijf soorten drinkpakjes waar je extra op moet letten: / Foodwatch


1 YoghurtdrinksYoghurtdrinks kwamen in ons onderzoek als zoetste uit de bus: tot wel 13 gram suikers per 100 ml. Dat is dus zes-en-een-halve suikerklont per drinkpakje! Als je je kind voor de ochtendpauze, middagpauze en na school deze yoghurtdrinks geeft, dan heeft je kind al zo’n 20 suikerklontjes achter de kiezen!
 2 ChocomelkWaarom houden zoveel kinderen toch van chocomelk? Omdat het extreem zoet is: tot wel zes suikerklontjes per pakje. Dat is nog meer dan in cola! Van de 21 drinkpakjes met meer dan 6 suikerklontjes per pakje, waren er 9 chocomelk. En of de chocomelk nu vol, mager of halfvol is, het kunnen allemaal evengoed suikerbommen zijn. Vol, mager of halfvol zegt alleen iets over het vetgehalte. Dergelijke chocomelk is dus géén gezond alternatief.
3 ‘Vruchten’drankjesVeel vruchtendrankjes pronken met mooie grote stukken gezond fruit op de verpakking. Maar vaak zit er amper echt fruitsap in. In veel van dergelijke pakjes zit meer suiker dan fruit.
4 VruchtensapVruchtensap heeft ten onrechte een gezond imago. In het proces van fruit naar sap verdwijnen de meeste gezonde stoffen, zoals de vezels. Wat overblijft is vooral (vruchten)suikerwater. Je lichaam verwerkt deze suikers anders dan wanneer ze nog in vers fruit zitten, wat deze suikers extra ongezond maakt. De New York Times legt het hier goed uit.
 5 Kunstmatige gezoete drankjesDe overdaad aan suiker in ons eten en drinken ligt terecht onder vuur. Dé oplossing waar de voedingsindustrie mee komt, is de suiker vervangen door kunstmatige zoetstoffen. Deze zoetstoffen zijn echter geen gezond alternatief. Ook kunstmatige zoetstoffen worden in veel onderzoeken in verband gebracht met obesitas en suikerziekte (diabetes type 2). De specialisten van Harvard ontraden kinderen drankjes met zoetstoffen te drinken. Daarbij verpest het onze smaak: de overmaat aan suiker zorgt ervoor dat – vooral kinderen - andere smaken niet leren waarderen. En dat zie je terug in hun eetgewoontes de rest van hun leven.  
Bekijk hier de suikergehalten van de drinkpakjes uit alle grote supermarkten.

zaterdag 20 mei 2017

Twin Peaks voor beginners



 
Begin jaren negentig maakte de wereld kennis met een geheimzinnig dorpje in de bossen van Washington. Televisie zou hierna nooit meer hetzelfde zijn. Bijna 25 jaar later is Twin Peaks weer terug. We blikken uitgebreid terug én vooruit.
 
 

 

Adriaan van Dis: "Mijn huid wordt steeds dunner" / Trouw


cultuur
Pieter van den Blink
Adriaan van Dis: "Ik heb geprobeerd het boze te vangen en op te sluiten in een boek." © Koos Breukel
Interview
De dood lonkt, in Adriaan van Dis’ nieuwste boek, ‘In het buitengebied’. ‘Ik heb geprobeerd het boze te vangen en op te sluiten in een boek.’
Gedurende ons gesprek houdt Adriaan van Dis de ogen gesloten. “Dan zie ik het voor me wat ik zeg, dan formuleer ik beter.” Hij zit aan zijn schrijftafel, op de enige stoel in zijn huis die niet aan zijn rigoureuze esthetische norm voldoet. “M’n rug”, zo verklaart hij die uitzondering. De gesloten ogen maken het mogelijk zijn gezicht te observeren. 
Het zilvergrijze haar wordt wat dunner, de linker mondhoek hangt een fractie lager dan de rechter. En op zijn voorhoofd zit een klein wondje. “Ja, gisteren een ei tegen m’n kop geslagen, te hard.” Zijn stem brengt het gezicht tot leven. Het spreken van Van Dis vormt een aparte vleugel in het huis van de Nederlandse taal. Sommigen houden het voor bekakt, anderen zwijmelen erbij. 
Mij valt vooral op dat hij de taal telkens inzet om zichzelf razendsnel te ironiseren. Zoals aan het eind van het interview, wanneer hij ineens zal zeggen: “Is het zo naar behoren, of had u nog dieper willen boren?” Hij spreekt het uit als beheuren, en dus ook beuren.
In de kraag van zijn overhemd schuilt een dofgouden schakelketting. In de roman ‘Dubbelliefde’ (1999) ontworstelt de held zich aan zijn milieu met behulp van een halsketting, aangeduid als Talisman. “Het is mijn schrijfketting, hij geeft mij lef”, zegt Van Dis. Maar net als in de roman wordt hij behoedzaam gedragen, niet ostentatief. “Het is niet vaak dat ik hem om durf te doen. Straks te zien in het Literatuur museum, naast de stofzuiger van Vestdijk.”
Van Dis, achterover leunend, de geloken blik richting plafond, begint te praten: “Ik heb een te groot talent om me in bepaalde types te verplaatsen. Laatst zat ik in een stille zondagavondtrein. Het openbaar vervoer is een verhalenmachine, ik ben de spoorwegen erg dankbaar, vooral voor de vertragingen. Maar nu stapte een man in, die over zijn broek een lange jurk aan had. Na een tijdje trok hij zijn broek uit en schortte zijn jurk op. 
Hij zat met zijn blote billen op het skai leer van de NS. Ik had de indruk dat hij zich overgaf aan een drang, een stem, die sterker was dan hijzelf. Hij wilde het niet, maar hij moest dat doen. En ik werd die man. Ik kon het te goed begrijpen. Niet per se de uitvoering met de broek en de jurk, maar dat verloren gevecht tegen een aandrang.”
Hij vertelt dat hij tijdens het schrijven soms wordt gesouffleerd door ‘Binnenstem’. Die bemoeit zich met wat hij schrijft. En Binnenstem, lezen we in zijn nieuwe boek, heeft ook uitgesproken meningen over wat hij zou moeten doen. Voor de trein springen bijvoorbeeld. 
Nog voordat ik een eerste vraag heb gesteld, zegt Van Dis: “Als ik in een vliegtuig stap, hoop ik altijd dat het neerstort. Maar als we dan veilig zijn geland, ben ik toch opgelucht.” Daarmee ligt meteen op tafel wat ik met enige omzichtigheid had willen benaderen: het ‘stomme verlangen naar de dood’, dat in het boek een grote rol speelt.

In een aangrijpende scène laat de ik zich meevoeren met de stroom van de rivier, half hopend op het einde. Hoe zit dat bij u, met dat ‘stomme verlangen’?

“Natuurlijk wil ik leven, want ik wil boeken schrijven. Maar in de schrijver die ik ben, zit een vernietigende kracht, die wil mij ombrengen. Die kracht moet ik tot zwijgen brengen, en dat doe ik met mijn pen. Dat gevecht is mijn schrijverschap. Het gevaar van daarover praten is dat het al gauw koket wordt. 
"Ik wil het beslist on-koketteren. Wat ik weet is dit: een deel van mij is altijd bezig met een worstcasescenario: ouderdom, armoede, ziekte, lijden. Plus alles wat rondzweefde in het huis waar ik ben opgevoed: oorlog, opsluiting, gemarteld worden. Ten opzichte van die dingen is de dood een veilig heenkomen.”

Maar een dode schrijver schrijft niet.

“Precies, de woorden van Michel Houellebecq. Ik heb zijn tekst, ‘Leven, lijden, schrijven’, laatst pas gelezen. Daarin zegt hij: lijden is de bron van alle kunst. Zo is het. Maar als ik dat zou opschrijven, zou ik de eerste zijn om mezelf hard uit te lachen. Of wat denk je van ‘Multatuli’, Latijn voor: ik heb veel geleden. Ja, ik ben veel geslagen, buiten westen geslagen, door mijn vader. 
"Ik weet niet hoe je dat in het Latijn zegt, maar ik haal het niet in mijn hoofd om dat als nom de plume te kiezen. Ik wil geen zelfmedelijden. Ik houd mezelf voor: maak het niet groter dan het is, schrijven is een ambacht, zorg dat je dat naar behoren en vermogen uitoefent.”

Is het de aantrekkingskracht van de dood die u het zwijgen wil opleggen, meer dan een afschuw van het leven?

“Ja. Ik heb geprobeerd het boze te vangen en op te sluiten in een boek. En dat ging ver hoor. Gepieker of ik de reservesleutel van mijn auto op mijn bureau zou leggen met een briefje erbij: hij staat bij de strekdam. Wat ik aan zou trekken - een schone onderbroek uiteraard! - dat heb ik allemaal opgeschreven. En toen weer doorgestreept. Het opschrijven was de bezwering. Slechts een fractie ervan komt de lezer van dit boek onder ogen.”

Maar u bent ook een schrijver die het leven bezingt.

“Het leven is een angstige zaak. Ik doe graag mee aan de beschaving, maar beschaving is een dun laagje. Daaronder is de mens voor de mens een wolf. Je zou misschien denken dat ik op mijn zeventigste inmiddels een dikke huid heb ontwikkeld. Maar nee, die huid wordt steeds dunner. Ik ben altijd bang voor de aai die een knijp wordt.
“Al is er ook een kant van mij die helemaal niet bang is. Ik ga zonder schroom op de televisie. Of op het toneel. Maar daarbij vermijd ik het contact met het publiek, de ander. Bij televisie is die niet aanwezig, en bij toneel zie je vanaf het podium niet wat er in de zaal zit. Na afloop trek ik me dan terug in mijn cel. Voor zover er durf is in mij, dan in de cocon van eenzaamheid. Van daaruit durf ik naar voren te rennen en mezelf te laten zien. Maar daarna ren ik hard weg.”

Ook in de grimmige werkelijkheid van Zuid-Afrika onder de apartheid hebt u een zekere durf betoond.

“Op bescheiden schaal hoor. Om een koffer met contrabande voor het verzet het land in te smokkelen, maakte ik gebruik van mijn acteertalent. De douanier sprak ik aan met ‘oom’, wat in het Afrikaans een teken van eerbied en tegelijk vertrouwdheid is. Ik bezong het Afrikaanse land voor hem, en vertelde hoe blij ik was eindelijk voet op die grond te zetten. 
"Binnen de kortste keren had ik de benodigde stempels en krullen. Als het oorlog wordt, ben ik zeker weer van de partij. Dan hoor ik uit en fluister door. Als kameleon ben ik op mijn best. Voor mijn volgende roman gá ik zelfs naar oorlogsgebied. Gek genoeg ben ik daar ook niet bang voor. Nee, meer wil ik daar nog niet over vertellen.”

Het vermijden van de directe confrontatie, is dat ook de reden dat u vele genres beoefent maar nooit de polemiek?

“Absoluut. Dat zou ik onmogelijk kunnen. Ik heb talent voor vileine spot, ik kan nare dingen denken over sommige mensen, maar dat zal ik nooit op papier zetten. Ik heb grote moeite met het dwangmatige labelen van alles en iedereen. Twee ballen voor haar, drie sterren voor hem, deze homo, die hetero… trouwens, niemand is volledig homo of hetero. Ik ben totaal pan-seksueel! Ik kan het ook met een watermeloen, en waarom zou dat niet mogen? ‘Roman’ is ook zo’n label. Connie Palmen zei eens: het is een roman omdat ik dat vind. Daar ben ik het helemaal mee eens.”

Hoe is deze ‘roman in verhalen’ ontstaan?

“Ik was bezig met een heel ander boek, iets vrolijks over een man die in huis woont bij een psychiater en diens patiënten beschrijft op basis van de geluiden uit de wachtkamer. Ik was al zeker honderd bladzijden op streek, toen ik niet meer verder kon. Ik zat een verhaal te vertellen maar de ik die dat zat op te schrijven, hier in deze kamer, die wilde gewoon dood. 
"Mijn binnenstem zei toen: schrijf eerst dat maar eens op. Binnenstem, die ik in dit boek bijna als een personage opvoer, is altijd bij mij geweest. Soms zegt hij: stel je niet aan. Maar soms ook: laat je gaan en trek je geen barst aan van mensen die zeggen dat je je aanstelt. Ik begon te schrijven en wat ontstond waren deze vignetten over alleen-zijn.
“Wie niet in het boek voorkomt maar wel een belangrijke rol in mijn leven speelt is Nachtredacteur. Elke nacht om drie uur word ik wakker. Dan krijg ik heel precieze inzichten over wat ik die dag heb geschreven. Een zin die niet klopt, een bewering die niet houdbaar is. Die aanwijzingen neem ik in dank over.
“Van blokkades heb ik nooit last, schrijven vind ik alleen maar leuk. Ik heb altijd behoefte aan lyriek, het liefst zou ik een hele roman in dichtvorm schrijven. Het is niet zo dat ik dat erop leg, dat ik het herschrijf en oppoets tot het zo is, nee, zo komt het eruit en daarna komt de verkaling, dan streep ik door. In Nederland bestaat de glorie van de kaalheid, in Latijns-Amerika zijn vier bijvoeglijk naamwoorden achter elkaar doodnormaal. Ik zit daar tussenin.”
Tekst loopt door onder afbeelding. 
Adriaan van Dis - In het buitengebied © Trouw

Is dat een aanklacht tegen kaal proza?

“Nee, bij Elsschot vind ik het prachtig. Bovendien is mijn eigen stijl ook niet constant. Ik werk wel altijd in dezelfde tuin en ik stuit altijd op stronken uit het verleden, maar daar probeer ik steeds anders naar te kijken, een andere kleur aan te geven.”

In dit boek lijkt de oorlog zeer nabij. Maar ondanks zijn doodsverlangen neemt de ik toch maatregelen om te overleven: hij gaat varkens houden, benzine inslaan en rijst hamsteren.

“Van mijn tiende tot mijn negentiende bezocht ik de zomerkampen van de vrijzinnig christelijke jeugdcentrale. Andere kinderen werden daar gestald voor een weekje, maar ik bleef wel een maand, want alles was leuker dan thuis. Dus ik kan van een winterwortel een driesterrenmaaltijd maken, en ik weet precies welke bessen in het bos je kunt eten. Desnoods snijd ik de hals van een hert door. En thuis waren wij permanent voorbereid op een oorlog. De kelder vol Lipton koffie, en fietslampjes verbonden aan Witte Kat batterijen, zodat we ook als de stroom uitviel nog de ‘Wenken voor de Jongste Dag’ zouden kunnen lezen.
“Dus je moet het zo zien: The more you think of dying, the better you will live. Een fles wodka achterover slaan en dan die rivier inlopen is de laatste mogelijkheid, een levensverzekering.”

Zou u het graag meemaken, die Jongste Dag?

“Soms denk ik bij alle verveling en klaagzang om ons heen wel eens nou, een flinke tik op de vingers zou misschien niet slecht zijn. Ik heb besloten dat dit tijdsgewricht vraagt om een andere manier van kijken naar de werkelijkheid. Niet meer in opinies van dit is goed en dat is slecht, of hier sta ik en daar sta jij. Meer beschrijvend. Dan komt tussen de regels door vanzelf wel te voorschijn wat ik niet meer zo duidelijk wil benoemen: de wankelmoedigheid, de twijfel, al het ongeluk, onze vergissingen, onze kwetsbaarheden en de manieren waarop we ons harnassen.” 
‘In het buitengebied’, het nieuwe boek van Adriaan van Dis, is een ‘roman in verhalen’. Plaats en hoofdpersoon zijn telkens dezelfde: een mannelijke ‘ik’ op leeftijd, die in de bocht van een rivier woont, als ‘een nieuwkomer onder de achterblijvers’. 
In de verhalen treden verschillende figuren uit dat buitengebied naar voren, ‘een beetje arm, een beetje gek, een beetje op de vlucht voor de tijd, die vreselijke tijd’. Contact wordt gezocht maar niet gelegd, de ik-figuur blijft alleen. De rivier lokt.
Adriaan van Dis - In het buitengebied
Atlas Contact
160 blz. €18,99

Adriaan van Dis

Adriaan van Dis’ debuut, de novelle ‘Nathan Sid’ (1983), was het compacte begin van een wijd uitwaaierend maar hecht oeuvre. Behalve elf romans (‘Familieziek’ is een doorwerking van ‘Indische duinen’, en dat weer van ‘Nathan Sid’) schreef hij boeken over zijn ervaringen in Afrika, essayistiek en vorig jaar een theaterbewerking van zijn bekroonde roman ‘Ik kom terug’, waarin hij zelf de hoofdrol speelde. In 2015 ontving Van Dis de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.

Ik heb een te groot talent om me in bepaalde types te verplaatsen
Ik wil geen zelf­me­de­lij­den. Ik houd mezelf voor: maak het niet groter dan het is, schrijven is een ambacht
Het opschrijven was de bezwering. Slechts een fractie ervan komt de lezer van dit boek onder ogen
Ik heb grote moeite met het dwangmatige labelen van alles en iedereen. Twee ballen voor haar, drie sterren voor hem, deze homo, die hetero…
Ik heb altijd behoefte aan lyriek, het liefst zou ik een hele roman in dichtvorm schrijven
Soms denk ik bij alle verveling en klaagzang om ons heen wel eens nou, een flinke tik op de vingers zou misschien niet slecht zijn

vrijdag 19 mei 2017

"Mon"Togo / habitat

Togo - Photo #02: Africa | A Tamberma household, Tamberma Valley, Togo | © A. De Cara.: Africa | Located in the North of Togo, the Tamberma Valley is famous for it castle like mud houses called Tata. | © Christopher Herwig: Tambermas au nord du Togo

Near by rivers, lakes, and oceans?   Mono River, Lake Togo, Gulf of Guinea, Atlantic Ocean, and Sio River.:

bezoekers uit Zuid-Korea! En één uit Mexico!

Rusland

368
Verenigde Staten
65
Frankrijk
41
Nederland
39
Duitsland
8
China
7
Zuid-Korea
5
België
4
Portugal
4
Polen
2


Nederland

12
Verenigde Staten
6
China
1
Frankrijk
1
Mexico
1
Rusland
1

Poetry International / Nog maar 2 weken voordat het feest van de internationale poëzie van start gaat



Ook dit jaar is er weer dagelijks het Poëziecafé in het Ro Theater. Maud Vanhauwaert en Thomas Möhlmann spreken in een informele setting met festivaldichters en vertalers en gasten. Met een vooruitblik op de programma’s, impressies uit het festival, een column van de dag en de presentaties van aan het festival gerelateerde literaire uitgaven. wo 31 mei-za 3 juni, 16.00-17.30 uur, gratis, Ro Theater, Studio Presentatie: Thomas Möhlmann & Maud Vanhauwaert
 
Verspreid over de stad toont de tour werk van beeldend kunstenaars voor wie taal, het woord en de poëzie een belangrijke inspiratiebron is of deel uitmaakt van hun werk. Kris kras door Rotterdam, te voet of op de fiets, ga je op zoek naar talige installaties, schilderijen, illustraties, kunstenaarsboeken en taalexperimenten van gerenommeerde kunstenaars en aanstormend talent. In de galeries worden de exposities afgewisseld met voordrachten van dichters en performances. De Poetry + Art Gallery Tour is gratis, reserveren is wel gewenst in verband met het aantal beschikbare plekken en leenfietsen.
wo 31 mei-za 3 juni, 13:30-16:00 uur, Poetry + Art Gallery Tours – Route Centrum, West, Noord en Zuid, vr 2 jun tijdens de Kunstavond, 19:00-20:30 uur en zo 4 juni, 12:00-14:00 uur, Poetry + Art Street Tour


Film & Poetry
Burma Storybook "Director's cut"

Ontwerp: Joost Hiensch
Burma Storybook is een documentaire  over de meest vooraanstaande nog levende dissidente dichter – Maung Aung Pwint. Tijdens het festival is er een bijzondere 'director's cut' versie van de film te zien. Een aan de documentaire gerelateerde foto-tentoonstelling zal te zien zijn in de Kunsthal tijdens de Poetry + Art Gallery Tours. Alle gedichten uit de film Burma Storybook worden gebundeld in een speciale publicatie. Wil je meehelpen de publicatie van Burma Storybook te realiseren? Vanaf 10 euro kan je dit project op Kickstarter sponsoren. Voor 50 euro ontvang je een gesigneerd exemplaar!
za 28 mei, 15:30-17:00 uur, Kunsthal, boekpresentatie tijdens de opening van 6e Poetry + Art Gallery Tours
za 28 mei - di 22 aug, Kunsthal, tentoonstelling Burma Storybook. vr 2 jun, 13:00-15:00 uur, Ro Zaal, Filmvertoning



Een uur met Nooteboom

Fotograaf: HP Schaefer
Ook in zijn poëzie toont Cees Nooteboom zich een waarnemer met oog voor details, een toeschouwer die zichtbaar maakt hoe de werkelijkheid zichzelf verklaart maar evengoed geregeld in de rede valt. Bas Kwakman spreekt met Cees Nooteboom aan de hand van videofragmenten en ander beeldmateriaal onder meer over zijn poëzie, zijn ervaringen als dichter in het buitenland en de internationale poëzie in Nederland.  
wo 31 mei, 20:00-21:15 uur, Ro Zaal Presentatie: Bas Kwakman Het programma is toegankelijk met een dagticket of een Festival Passe Partout

‘De Romeinen waren bluffers’



Adrian Goldsworthy De Romeinen bestuurden hun duizendjarige Rijk met heel weinig ambtenaren. In zijn nieuwe boek legt deze Britse historicus uit hoe dat mogelijk was. ‘Het Romeinse rijk bemoeide zich niet met je persoonlijke leven.’

Een uiterst geoefend historicus is de Brit Adrian Goldsworthy. Gek op Romeinse geschiedenis, heeft hij een bijzondere carrière: niet verbonden aan een universiteit, maar wel een autoriteit op het gebied van de Oudheid. Goldsworthy (1969) promoveerde ooit in Oxford op een studie van het Romeinse leger. Toen die goed verkocht liet hij de universiteit achter zich om full time te gaan schrijven. Hij publiceerde boeken over de Romeinse geschiedenis in brede zin: over de Punische oorlogen, de burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius en het einde van het Romeinse Rijk. Ook schreef hij biografieën van Caesar, Marcus Antonius en Cleopatra en Augustus.
En nu is hij in Amsterdam om zijn nieuwste boek te presenteren: Pax Romana. Oorlog en vrede in de Romeinse tijd. . Het gaat over de beroemde ‘Romeinse Vrede’ in de eerste twee eeuwen van het Rijk tussen de keizers Augustus en Caracalla. In die tijd handhaven de keizers redelijk goed de openbare orde en wordt al te brute machtsuitoefening afgestraft. Ernstige bedreigingen van buitenaf zijn er niet, er is weinig reden tot rebellie, en het centrale bestuur staat open voor invloeden uit de provincies. Iedere provinciaal kan bijvoorbeeld Romeins burger worden, een ongekende situatie voor een wereldrijk, aldus Goldsworthy. Hij schreef er een rijk boek over, met aandacht voor de grote structuren, maar ook met detailverhalen, bijvoorbeeld over hoe een grenspost in Egypte twee dagen lang wordt aangevallen door ‘zestig barbaren’.
In een bewaard gebleven rapport beschrijft een Romeinse cavalerist hoe in maart 118 vanuit het fort Patkoua het handjevol aanwezige Romeinse soldaten moet toezien hoe een vrouw en twee kinderen worden ontvoerd. „Een van die kinderen, of een ander, werd later dood teruggevonden.” De Pax Romana-tijd was zeker niet geweldloos.
Goldsworthy heeft ook net weer een historische roman voltooid, Vindolanda, het eerste van drie delen. „Het is een soort western aan de Romeinse noordgrens in Brittannië”, vertelt hij. „Ik ben opgegroeid met films van John Wayne. Mijn boek gaat over dat ‘grensleven’, maar dan in 98 n.Chr. In zo’n roman vraag ik me af wat die Romeinen de hele dag doen. Een goede mentale oefening voor een historicus! ”
Hoe werkt u? Heeft u assistenten?
„Oh nee, ik heb alleen mezelf. Ik heb wel een handicap: ik kan mijn eigen handschrift niet lezen en moet onthouden waar wat staat. Bij het schrijven ga ik terug voor de details. Voor een boek als Pax Romana doe ik zes maanden algemeen onderzoek en dan werk ik per hoofdstuk, per thema: eerst de research, dan schrijven, enzovoorts. Bijvoorbeeld over het functioneren van dat Romeinse bestuur. Zo weinig ambtenaren, en zo’n langzame communicatie! En toch werkte het. Er zit veel bluf in het systeem. Het Rijk is mede gebaseerd op het feit dat iedereen denkt dat het geen zin heeft om het te bestrijden.
Het Romeinse systeem was ingericht om rovers op de terugweg naar hun thuisbasis te verslaan. Dan zijn ze beladen met buit en traag.
„Een andere vraag is hoeveel verzet er bestond. Opvallend is dat er kort na een verovering vaak onrust heerst, zoals bij de opstand van Vercingetorix in Gallië. Maar nergens zie je langetermijnverzet. Zelfs bij de joden niet: een paar grote opstanden, maar daarna eeuwen waarin niets gebeurt. Het Romeinse Rijk bemoeide zich ook niet met je persoonlijke leven. Dat kon de Romeinen niks schelen, zolang je maar belastingen betaalde en niet voor moeilijkheden zorgde.
„Ik ben heel trots dat ik in een later hoofdstuk vrij diep in ga op raiding: de hardnekkige gewoonte in Europa om op rooftocht te gaan in naburig gebied. Dat was voor veel chiefs en koningen een belangrijke bron van prestige en rijkdom. Terwijl het veel leed veroorzaakte. De Romeinen maakten daar binnen hun provincies hardhandig een einde aan.”
Als die interne oorlogvoering voorkomen wordt, waarom zijn die raids dan zo belangrijk?
„Als je hun populariteit nauwkeurig bekijkt, begrijp je meer van de Romeinse grensverdediging en zie je dat het Romeinse systeem ingericht is om rovers op de terugweg naar hun thuisbasis te verslaan. Dan zijn ze beladen met buit en traag. Ze dan uitroeien is een goede afschrikking voor de thuisblijvers.
Niet zo leuk voor inwoners van het Rijk.
„Soms deed het Romeinse leger er helemaal niks tegen. Het is een balans, je kunt die plunderingen van over de grens niet te ver laten gaan, maar je kunt ook niet alles tegelijk. Hoe actief is de gouverneur? Heeft de keizer interesse?
Waarom was het Keizerrijk dan zo veel gunstiger voor de inwoners van de provincies dan de republiek?
„Daar komt bij dat als de keizer senatoren te rijk laat worden, ze een potentiële rivaal kunnen worden. En het Romeinse patronage-systeem wordt uitgebreid naar de provincies. Daarbij verwachten cliënten bescherming in ruil voor respect en macht. In het keizerrijk worden steeds meer provincialen Romein en steeds meer provinciale aristocraten gaan meedoen in dat systeem. Hun succes om toegang te krijgen tot de keizer wordt steeds groter.”
Simpel gezegd: in het keizerrijk wordt het gemakkelijker om te klagen?
„Ja, in de republiek moest je als onderdrukte provinciebewoner maar hopen dat een senator je aandacht gaf. En dan nog hielp het weinig. Maar onder de keizer zijn de gouverneurs nerveuzer. Ze kunnen zich niet meer alles permitteren, want de kans is dat iemand het aan het keizer zal vertellen. Het is niet perfect, de democratie is helemaal verdwenen, maar voor het rijk als geheel is het waarschijnlijk een vooruitgang. ”
Als wij nu door zo’n Romeinse gouverneur werden geregeerd, zouden we het een ramp vinden, een echte tiran.
„Vast, maar je moet niet vergeten dat de leiders die aan de Romeinen voorafgingen, waarschijnlijk nóg slechter waren. En als het je eigen koning is, kun je bij niemand een klacht indienen. Die eerdere heersers zijn net zo ambitieus, wreed en agressief als de Romeinen, maar minder stabiel en niet zo bureaucratisch. Alleen als er een burgeroorlog of andere wanorde is, duiken ineens oude rivaliteiten weer op. De mensen die je haat, zijn niet de Romeinen, maar je buren! Eeuwenlang! Daarom blijven opstanden meestal lokaal en verspreiden ze zich nooit over een groot gebied.”
Zou u zelf in dat Rijk willen wonen?
„Een van de lessen van de geschiedenis is te laten zien hoeveel geluk wij hebben met ons leven hier en nu: met onze vrijheid, levensstandaard en levensverwachting. Toch meen ik dat de culturele mix van het Romeinse Rijk heel speciaal was. De meest geavanceerde Romeinse technologie is die van het badhuis: helemaal bedoeld om het leven comfortabel te maken! En kijk eens naar het geld dat Romeinen aan theaters en amusement uitgaven! Zoals wij nu veel geld en slimheid investeren in speelgoed, films en games. Hun materiële cultuur was breed verspreid: overal in het Rijk zie je dezelfde objecten, dezelfde haarstijlen, dezelfde type schoenen. Modewisselingen verspreiden zich binnen tien jaar over het hele Rijk, van Egypte tot Brittannië.
De meest geavanceerde Romeinse technologie is die van het badhuis: helemaal bedoeld om het leven comfortabel te maken!
„Heel bijzonder is dat veel van die cultuur niet oer-Romeins is, maar gekopieerd van andere culturen in het Rijk. Het lijkt op de melting pot van de Amerikaanse cultuur, waarin vreemdelingen uit de hele wereld samen iets nieuws maken, terwijl ze ook hun eigen tradities houden. Maar Amerika haalt de mensen naar binnen, terwijl het Romeinse Rijk juist naar buiten gaat. Dat heeft geen enkel rijk ooit gedaan: gebied veroveren en dan die mensen staatsburger maken.”
Hoe kon zoiets moois ooit mis gaan?
„Ik denk dat het rot van binnen was. Vanaf de moord op Caracalla (217) tot aan de val van het Rijk in het westen (476) waren er maar drie periodes van tien jaar of langer zonder burgeroorlog. Het Rijk scheurt zichzelf eeuwenlang aan stukken. Er was een systeem ontstaan waarin een succesvolle Romeinse generaal min of meer verplicht was in opstand te komen. Anders zou hij met familie en al worden vermoord door de keizer, omdat hij een bedreiging voor diens macht vormde. Daardoor kon het Rijk steeds moeilijker met militaire bedreigingen omgaan. Neem de inval van Gothen aan de Donau in 376. Dat was een enorm probleem, maar het is echt niet anders dan wat Caesar met de Helvetiërs te stellen had. Toen kon een provinciale gouverneur het wel afhandelen. Maar met de Gothen was het hele Rijk erbij betrokken.”
Hoe kan dat?
„Uit angst voor rivalen wordt de macht steeds verder opgeknipt. En vanaf de derde eeuw wordt de senaat steeds vaker gepasseerd. Dat is een groep van 600 mannen die de keizer min of meer persoonlijk kent en waaruit hij zijn hoogste militaire en civiele gezagdragers kiest. Maar vanaf de derde eeuw wordt die groep veel groter, met steeds meer equesterianen. Ook de provincies worden opgeknipt, vaak in vieren. En daarin worden ook nog eens de civiele en militaire verantwoordelijkheden gescheiden, met steeds meer bureaucraten en militaire commandanten, en niet meer soldaten. Ieder groot probleem wordt hogerop opgelost: door de keizer. Maar als die elders is, gebeurt er niks. De cultuur wordt steeds argwanender.”
Waarom?
„Ik vermoed dat de we het effect van de grote epidemie aan het eind van de tweede eeuw onderschatten. Die moet enorme chaos veroorzaakt hebben in Europa, net als met de pest in de 14de eeuw.”
Maar dan nog: het Rijk is dan nog 250 jaar in verval. Dat is wel een beetje lang.
„Ja, maar het lijkt dan ook op een bedrijf dat zo groot is dat het door niemand meer bedreigd wordt. Héél inefficiënt, maar het blijft bestaan omdat niemand het omver kan duwen. Dat toont aan hoe ongelofelijk sterk en dominant het was en hoe diep geworteld die cultuur was. Niemand wilde het kwijt.”
Adrian Goldsworthy: Pax Romana. Oorlog en vrede in de Romeinse tijd. Omniboek, 544 blz. € 34,99

Bericht van Amnesty International

In 2016 leken compassie en menselijkheid soms heel ver weg. Oorlogen dreunden door, medische hulp lag keer op keer onder vuur en voor vluchtelingen op de Middellandse Zee was dit het dodelijkste jaar ooit. Maar wij gaan door. We kunnen en willen niet anders. En gelukkig staan we niet alleen. Dankzij de steun van mensen als jij kunnen wij hulp bieden waar dat het hardst nodig is!

Elke week worden, ergens op de wereld, drie natuuractivisten vermoord / Trouw

Op 3 juli 2012 volgden twee mannen milieuactivist Willem Geertman naar zijn kantoor in de Filipijnen en schoten hem door zijn rug. Geertman is niet de enige. Elke week worden, ergens op de wereld, drie natuuractivisten vermoord. Natuurbeschermingsorganisaties beginnen een actie om hen beter te beschermen.

verkeersveiligheid?

Stop met die desastreuze 130 km/uur / Trouw





Pers en politiek behandelen verkeersdoden meer als natuurverschijnsel dan als 'beleidsproduct', vindt Martin Kroon, oud-projectleider snelheid en rijgedrag bij de Rijksoverheid. Volgens hem is de hoofdoorzaak van al die verkeersdoden de systematische verhoging van de snelheidslimieten op snelwegen.

dinsdag 16 mei 2017

Filter Vertaalprijs


Filter Vertaalprijs
Robbert-Jan Henkes heeft voor zijn virtuoze vertaling van Bij mij op de maan: een keuze uit de Russische kindergedichten vanaf de zeventiende eeuw op het International Literature Festival in Utrecht de Filter Vertaalprijs ontvangen. Uit het juryrapport: ‘De vertalingen zijn adembenemend in hun hoge tempo, snelle rijmen en vele uitroepen en uithalen. Bij mij op de maan is een festijn van rijm en ritme en een dollemansrit van speelse taal en krankzinnige logica. In deze vertaling wordt de

maandag 15 mei 2017

Herman van Veen: 'Ik blijf reizen tot ik niet meer kan' Trouw

Arjan Visser
© Mark Kohn
Interview
In de serie 'tien geboden' interviewt Arjan Visser wekelijks bekende en minder bekende Nederlanders aan de hand van de Bijbelse tien geboden over hun leven, wereldbeeld en religie. Vandaag: Herman van Veen (1945) - podiumkunstenaar, schrijver, en muzikant.

I. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

“Het is een begrijpelijk verlangen: er moet iemand zijn die op ons let. Een sterke vader, een zorgzame moeder, een alom liefhebbend wezen. In ‘Meneer’ (van de cd ‘Kersvers’ uit 2014, AV) zeg ik waartoe ik allemaal bereid ben, als God werkelijk zou bestaan: ‘En ik zal knielen en een kleedje kopen/ voortaan gesluierd gaan en me besnijden/ varkenshaasjes laten liggen/ Bier en wijn vergeten/ Kippensoepjes eten/ Mijn handen vouwen en mijn hele dood en leven aan hem of haar of het toevertrouwen’. Maar het is natuurlijk absurd om God te zien als een persoon. God als gedachte is veel reëler. Alles begint met een gedachte. En dat wordt dan iets. Iets uit niets. Een gedicht, een schilderij, een formule, een gebouw, wat dan ook. Dus: niets is God, God is niets.
Ik heb ooit de natuurkundige Stephen Hawkins een briefje gestuurd en hem gevraagd of hij Het Grote Niets, van waaruit alles is ontstaan, voor mij kon beschrijven. Ik kreeg geen antwoord. Dat was de enige, juiste reactie. Het is namelijk niet uit te leggen - daar is geen beginnen aan.
Ik denk te weten dat ik deel uitmaak van een onoverzichtelijk, schitterend groter geheel, maar wat weet ik werkelijk? Ik kan er niet uitstappen om de boel van een afstandje te bekijken... Dit wordt misschien een iets te ingewikkelde filosofische Auseinandersetzung, maar ik leg hem toch even aan je voor: wie heeft besef van wie of wat? Weet een boom dat ie een boom is? Er schijnt zoiets te bestaan als het Wood Wide Web; de eik in Nederland zou in contact staan met een soortgenoot in Zuid-Amerika. Ik weet niet wat ik daar precies van moet vinden. Ja, zeer interessant, maar daar blijft het bij. Ik hoor mensen heel verstandige dingen zeggen, daar luister ik een tijdje naar en dan fiets ik door naar een plek waar ook weer iets opmerkelijks gebeurt. Ik ben een reiziger. Een reiziger in kennis. Een reiziger in ervaring. Ik blijf reizen tot ik niet meer verder kan. En dan? Is het dan gedaan? Ook dáár heb ik geen antwoord op. En ik geloof ook niet dat er iemand is die het antwoord wel kan geven.”

II. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is

“Toen ik jong was, twee- of drieëntwintig, kon je in het medialandschap ineens van nul naar duizend schieten. Als je op de televisie was geweest, hadden maar weinig mensen je níet gezien of gehoord. Het was een vervreemdende wereld; ineens was ik van belang. De platenmaatschappij zag overal brood in en ik had al vrij snel in de gaten dat het niet over mij, maar over het ‘product’ Herman van Veen ging. Onderhandelingen daarover gingen gepaard met een bepaald soort kritiekloosheid, een naar-de-mond-praterij die ik bijzonder onaangenaam vond. Aan de andere kant van het spectrum stond het publiek waar ik me ook mee moest leren verhouden. Ik vind het oprecht een eer als mensen me vertellen of schrijven hoeveel ze aan bepaalde liedjes te danken hebben - in Duitsland klom er zelfs iemand het podium op en zei dat een tekst van mij hem ervan had weerhouden om zelfmoord te plegen - maar ik ben ook een kind van mijn moeder: down-to-earth, aards.
Als ik de deur van het theater achter me dichttrek, is de avond voorbij. Dan ben ik alweer bezig met de volgende stap. Zal ik de tekst van dit liedje aanpassen? Dat ene nummer morgen net iets anders zingen? Ik denk in ieder geval geen moment aan die zogenaamde sterstatus. Ik loop daar gewoon maar een beetje door de stad. Net als ieder ander.”
1976: Na afloop van zijn laatste jubileumvoorstelling draagt cabaretier Wim Kan de Louis Davidsring, die hij sinds 1951 in bezit had, over aan Herman van Veen, die het kleinood hier aan zijn duim omhoog steekt. © ANP

III. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

“Iedereen die namens God spreekt, kletst uit z’n nek.”

IV. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

“Het artiestenleven geeft veel ruis. Daarom vind ik het zo fijn om te schilderen. In mijn uppie, met een doek of een stuk papier, een volstrekt abstract plan uitvoeren, zonder ambachtelijke belemmeringen - omdat ik nu eenmaal geen geschoolde schilder ben. Alles is goed. Het is puur zintuigelijk, een groot geschenk.
Er gebeurt iets bijzonders als ik schilder: het is net alsof ik weer in mijn ouderlijk huis ben. Waar mijn vader uren achter elkaar bezig is met houtsnijwerk - een sigaretje in zijn mondhoek, rook kringelt naar boven - en mijn moeder tussen het breien of het haken door broodjes en koffie brengt. Daar ben ik als ik schilder. Thuis.”

V. Eer uw vader en uw moeder

“Weet je waar dat thuisgevoel me ook kan overvallen? Als ik door de C&A loop. In een tijd die ze, geloof ik, de midlifecrisis noemen en ik het leven lastig en ingewikkeld vond, vluchtte ik die winkel wel eens in omdat die zaak mij zo aan mijn moeder deed denken. Dan keek ik een tijdje naar die winkelende mensen, luisterde naar het geschuif van de hangertjes aan de kledingrekken en voelde me helemaal tot rust komen. Daar ging ik altijd met mijn moeder naartoe. Daar ging ze op zoek naar de beste, goedkoopste broek. Of we gingen de etalages van de Voorstraat bekijken en bleven lang staan bij spullen die we toch niet konden betalen. Doe ik nu nog wel eens. Even kijken. Even blijven staan. Even dat gevoel van toen terughalen.
De eerste drieëntwintig jaar van mijn leven woonde ik thuis. Ik heb ontzettend veel mooie herinneringen, maar het was ook niet altijd pais en vree. Mijn ouders, dat zijn toch twee mensen die de apocalyps hebben overleefd. Ze kwamen uit de oorlog tevoorschijn en wisten één ding zeker: dit nooit weer. Er was een groep mannen - de vader van mijn moeder en een broer van haar moeder maakten er ook deel van uit - die in het verzet had gezeten en na ’45 nog altijd bij elkaar kwam. Zo’n avond begon rustig, maar al snel werden er dingen besproken die wij, mijn twee zusjes en ik, niet horen mochten. Na dit soort bijeenkomsten wilde mijn vader wel eens te veel gaan drinken. Een paar keer per jaar was hij echt onaanspreekbaar dronken en dan begon hij over de oorlog. Mijn moeder greep altijd in: ‘Jan, ik wil het graag horen, maar niet als je dronken bent.’ ‘Jij was er niet bij,’ antwoordde mijn vader dan, ‘jij hebt het niet gezien.’ En: ‘Ik drink wat ik wil, ik heb deze jenever zelf betaald!’ Ik schrok van allebei; zowel van mijn vaders agressie als van de nuchterheid waarmee mijn moeder op hem reageerde. Daarna kwam het ontnuchteringsproces op gang: eerst kotste mijn vader de hele meuk onder, daarna moest hij alles zelf gaan schoonmaken - ‘Je denkt toch niet dat ik dat ga doen?’ - en vervolgens kwamen ze toch weer tot elkaar en gingen ze hand in hand naar boven, naar bed.
Ik hield zielsveel van mijn vader. Hij was mijn beste vriend. Ik heb de wereld met hem rondgefietst. Hij wist alles van de natuur. Hoe madeliefjes en eikenbomen groeien, hoe een karper zich gedraagt, waar een zeelt het liefst gaat zwemmen - álles. En een ambachtsman hè? Hij heeft als drukker bij Het Parool gewerkt en wist alles van letters, van papier, van inkt... Prachtvent. Vrolijk, outgoing, optimistisch, socialistisch.
Mijn moeder was een volstrekt andere persoon. Psychologisch ook veel ingewikkelder. Vaak ziek. Ik moet echt mijn best doen om me haar aangekleed te herinneren. Ze liep meestal in een pyjama-achtig dingetje rond. Er was altijd iets, er school veel verdriet in haar wezen. Mijn moeder kwam uit een armer milieu dan mijn vader. Ze verloor op jonge leeftijd haar moeder, ging na de lagere school in de huishouding werken. Alles wat ze wist, had ze zelf geleerd. Zodra ze een boek zag, begon ze er in te lezen. En ze was sociaal; ons huis was de Rode Kruis-post in de straat. Later, dacht ik toen al, zal ik júllie helpen. Mijn vader kwam bij mij in dienst - heeft zestien jaar bij ons gewerkt! - en ik nam mijn ouders overal mee naartoe op reis. Ik was van plan om hen in huis te nemen als ze hulpbehoevend werden. Mijn moeder vond dat geen goed idee. Ik woonde toen in een dorp. ‘Daar heb je toch geen C&A?’ Na haar dood is mijn vader nog wel bij ons ingetrokken. Ik had het gevoel dat ook hij niet helemaal kon aarden. Na een paar weken besloot ik zijn oude stoel op te halen. Misschien dat hij zich daardoor iets meer thuis zou voelen. De stoel kwam en mijn vader liet zich er onmiddellijk, heel tevreden, inzakken. Een dag later is hij overleden.”

VI. Gij zult niet doodslaan

“Er is nooit een rechtvaardiging te vinden om wie dan ook te doden. Ik ben dus ook tegen de doodstraf. Ik ben voor de vraag: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Ik ben voor analyse. Voor inzicht. Voor begrip. Euthanasie, dat is een heel ander verhaal. Ik beschouw het als een mensenrecht om zelf te kunnen beslissen of ik in een uitzichtloze situatie verder wil leven of niet. Nee, ik heb nog niets op papier gezet - daar ben ik nog veel te jong voor - maar... laat ik het zo zeggen: ik zal ervoor zorgen dat ik niet thuis ben als de dood langskomt.”

VII. Gij zult niet echtbreken

“Op mijn vierde wist ik één ding zeker: later ga ik met Marijke trouwen. Ze woonde bij ons om de hoek. Onze vaders waren goede vrienden. Het ging precies zoals ik het me had voorgenomen, en zoals het in die tijd gebruikelijk was. De eerste kus was voor Marijke. Verliefd, verloofd, getrouwd. Tot de dood ons zou scheiden. Dat was de bedoeling. En ik zou onderwijzer worden en zij zou Italiaans studeren. Maar ik werd geen onderwijzer. En zij ging geen Italiaans studeren. En ons huwelijk hield geen stand. Je hebt nu eenmaal geen zicht op alle veranderingen: die van jezelf, die van de ander en die van de omstandigheden. Ik zie de echtscheiding niet als het bewijs van een mislukking, maar het was wel zeer ingrijpend en ik denk dat ik me daarna in een relatie heb gestort om die verdrietige vaststelling teniet te doen, om de stilte te bestrijden. Er móest gewoon iemand zijn. Voor altijd. Ook dit huwelijk strandde. En weer: niet mijn gevoelens, maar de omstandigheden veranderden. Ik ben alle vriendschappen, alle liefdes in mijn leven, trouw. Mijn vrienden zijn mijn vrienden voor altijd. Mijn exen zijn niet meer mijn geliefden, maar ik heb ze nog wel lief.
Inmiddels ben ik al zo’n dikke dertig jaar erg gelukkig met Gaëtane. Ik heb moeten oefenen om het nu zo goed met haar te hebben. Zonder die ervaring had het niet gekund.”

VIII. Gij zult niet stelen

“Wat ik niet begrijp: hoe sommigen mensen het zichzelf permitteren om zo buiten proportioneel rijk te zijn. Grenzeloze hebzucht, ten koste van de mensen die het minder hebben. Ik vind het pathetisch. Hoezo moet je in je eentje zoveel geld bezitten? Deel het! Je kunt het toch niet meenemen. Om met mijn moeder te spreken: een doodshemd heeft geen zakken.”

IX. Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

“Eerlijkheid is de kortste weg naar het geluk, de kortste weg naar een goede gezondheid. Dat heb ik mijn kinderen ook altijd voorgehouden: vertel nou gewoon hoe het zit!
Ik heb ook geleerd hoe ‘zeggen waar het op staat’ je soms in de problemen kan brengen. Toen ik in november 2009, tijdens een bijeenkomst over het gevaar van totalitaire systemen, onder andere had gezegd dat de PVV, door haar niet democratische partijstructuur ervoor moest waken niet te worden zoals de NSB, kreeg ik - nadat De Telegraaf er nogal ongenuanceerd over had bericht - honderden verwensingen en wat doodsbedreigingen toegestuurd. Ik ben me werkelijk rot geschrokken, vooral ook omdat ik nooit heb willen beweren dat PVV’ers NSB’ers zijn of iets dergelijks.
Als ik mij zorgen maak over maatschappelijke ontwikkelingen, zoek ik doorgaans naar een theatrale vorm om die te uiten.
Ik noem nooit namen, ik probeer stromingen zichtbaar te maken, te wijzen op een mogelijk gevaar. Het is niet voor niets dat ik heel lang Willem Wilminks ‘Ben Ali Libi’ op mijn repertoire had staan: ‘En altijd als ik een schreeuwer zie/ met een alternatief voor de democratie,/ denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar/ voor Ben Ali Libi, de goochelaar./ Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,/ hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.’”

X. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

“Ik heb met willen nooit zo veel gehad of ja, ooit te kunnen voetballen zoals alleen Piet Keizer zaliger dat kon, maar is dat jaloezie? Het is vooral bewondering. Ik ben altijd al een bewonderaar geweest, maar ik word er ook steeds beter in.
Misschien heeft mijn leeftijd daar wel mee te maken. Alles gaat makkelijker met het ouder worden. Ik ben gelukkiger dan ooit. Niet langer opgejaagd door verwachtingen of verplichtingen. Ik ben niet bezig met het resultaat; ik geniet van het zingen, het schrijven, het schilderen zélf. Nu. Begrijp je? Anders gezegd: door het afnemen van toekomstige tijd ben ik me van het heden veel meer bewust.”