vrijdag 3 december 2021

Hoe schrijf je een sinterklaasgedicht dat plagerig is, maar niet kwetsend?

 

Hoe schrijf je een sinterklaasgedicht dat plagerig is, maar niet kwetsend?

Met pakjesavond in het vooruitzicht zitten de hulprijmpieten thuis driftig aan hun gedichten te sleutelen. Die mogen best een beetje prikkelen, maar je wilt er niet mee kwetsen. Hoe schrijf je een sinterklaasgedicht waar ook het ‘slachtoffer’ om kan lachen?
©Matteo Bal

We kennen allemaal de verhalen waarin een goedbedoeld sinterklaasgedicht helemaal verkeerd valt. Het blijkt net over het randje te zijn, of ver eroverheen. Hoe voorkom je dat iedereen buldert van het lachen, behalve degene voor wie het gedicht bedoeld is? Volgens sociaal psycholoog en humoronderzoeker Madelijn Strick zijn twee dingen het belangrijkst: ‘De persoon en de setting. In het ene gezelschap kan meer dan in het andere. Er zijn studentenverenigingen met een traditie van snoeiharde sinterklaasgedichten. Alles mag. Het is niet verstandig om te denken: ‘O, dan ga ik ook zo’n soort gedicht schrijven voor mijn schoonmoeder.’

Ook de ontvanger is volgens Strick een belangrijke factor: ‘Een pakjesavond is een groepsproces. Je moet het gedicht voorlezen, anderen gaan erom lachen: de ontvanger zit in een kwetsbare rol. Als je weet dat iemand ergens emotioneel of onzeker over is, kun je dat onderwerp beter mijden.’

Welke onderwerpen zijn uitermate geschikt voor een sinterklaasgedicht? Waarmee zet je iemand op zijn plaats, maar niet te erg? Volgens Frank van Pamelen, die samen met Jan J. Pieterse op Radio 5 te horen is met de Sinterklaasgedichtenservice, leent gedrag dat structureel verkeerd gaat zich er erg goed voor: ‘Gestuntel, iemand die zijn enkel op een onhandige manier heeft gebroken of zijn kamer nooit opruimt, dat soort zaken. Eigenlijk vooral gedrag waarvan je geen verbetering hoeft te verwachten.’ Gedrag dat bij iemand hoort, dus, wat niet handig is in het dagelijks leven, maar waarvan je zeker weet dat de ontvanger er niet vreselijk onzeker over is.

Milde manier van afrekenen

Strick denkt dat ook de dingen die mensen wél gemakkelijk kunnen aanpassen, prima rijmmateriaal zijn. Maar maak er dan geen zware kritiek van. ‘Als je weet dat iemand te veel Netflix kijkt, veel feestjes heeft of een ochtendhumeur, dan is dat een prima onderwerp voor een gedicht.’ Het moet kortom een milde manier van afrekenen blijven. ‘Vaak gaan sinterklaasgedichten over gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer’, zegt Pieterse. ‘Je kunt dingen aanroeren waarover je het niet vaak hebt, bijvoorbeeld een gewoonte die je dwarszit. En het fijne is: Sinterklaas heeft het geschreven, dus naar hem kun je wijzen als de ontvanger het niet helemaal eens is met de boodschap.’

Onderwerpen als seks, dood en geweld kun je volgens Strick dan ook beter mijden in je sinterklaasgedicht. Net als schunnige en seksistische grappen. ‘Als je niet zeker weet of iets gevoelig ligt, bijvoorbeeld coronakilo’s of alcoholgebruik, kun je die onderwerpen beter niet in je gedicht behandelen. En als je die inschatting niet kunt maken, blijf dan liever aan de veilige kant.’ 

Jan J. Pieterse, de tweede man achter de Sinterklaasgedichtenservice, denkt dat je ook maatschappelijk gevoelige zaken beter uit de weg kunt gaan. ‘Onderwerpen waarover een discussie kan ontstaan, zoals zware politieke onderwerpen of Zwarte Piet, kun je beter mijden. En áls je Piet wilt noemen in je gedicht, noem hem dan gewoon Piet, en niet Zwarte Piet of Roetveegpiet. Anders ontstaat dáár weer een discussie over.’

De toon van Sinterklaas

Van Pamelen benadrukt dat hulprijmpieten altijd de toon van Sinterklaas en zijn Pieten in hun achterhoofd moeten houden: ‘Sinterklaas is een buitenstaander die zich verbaast of verwondert over wat iemand het afgelopen jaar heeft gedaan. Dat moet je ook opzoeken in de toon: er moet geen echte ergernis of verontwaardiging in een gedicht zitten.’ 

‘Welwillend en vriendelijk zijn’, zegt ook Strick als het over de toon van sinterklaasgedichten gaat. ‘Nooit aanvallend, agressief en beledigend. Het moet nooit ten koste van het slachtoffer gaan.’

En als het je dan is gelukt om die vriendelijke, verbaasde toon van Sinterklaas te imiteren, kun je je dan tóch iets meer plagerijen permitteren? ‘Ja’, zegt Pieterse. ‘Maak er bijvoorbeeld van: ‘Sint heeft iets over je gehoord, maar dat gelooft hij niet, hoor!’’

Strick: ‘En anders kan Sint zich nog herkennen in de slechte eigenschappen die in het gedicht worden behandeld, of zelfs bekennen dat hij zelf véél erger is dan de ontvanger.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten