zondag 23 februari 2020

Op de huid van de overlevenden van een Duitse vuurzee / NRC



Sinclair McKay: Vuur en duisternis. Het bombardement op Dresden. (Dresden. The Fire and the Darkness)
Atlas Contact, 416 blz. € 29,99
Bombardement van Dresden Het waarom van dit drama, dat aan 25.000 mensen het leven kostte, is nog altijd omstreden. Daarom vertelt de Britse historicus Sinclair McKay de geschiedenis aan de hand van ooggetuigen, wat een aangrijpend boek oplevert.
Na het bombardement stonden er alleen nog ruïnes in het centrum van Dresden
Na het bombardement stonden er alleen nog ruïnes in het centrum van Dresden Foto Corbis/Getty
Aan gruwelijke details geen gebrek. In de nacht van 13 op 14 februari 1945, als de bommen boven Dresden even niet vallen, besluit Eva Klemperer haar schuilkelder te verlaten. Ze is een verstokte roker en hunkert naar een sigaret. ‘Ze had een pakje sigaretten bij zich, maar geen lucifers’, schrijft Sinclair McKay in Vuur en duisternis. ‘Ze zag op de zwarte grond iets gloeien en wilde haar sigaret eraan aansteken. Het was een brandend lijk.’
Ruim honderd pagina’s eerder heeft de Britse historicus en literatuurcriticus Sinclair McKay al verteld over een bemanningslid van een Britse bommenwerper dat een ander toestel in stukken had zien vallen. ‘Het windscherm van zijn eigen kist werd geraakt door delen van het toestel – maar onmiddellijk realiseerde hij zich dat het geen metaal was wat hij zag, maar vlees: stukken van dode bemanningsleden, bloed en spierweefsel, die in de ijskoude buitenlucht aan het glas bleven kleven, zodat de mannen in de cockpit de hele reis van honderden kilometers naar de basis naar de stoffelijke resten moesten kijken.’
En toch: wie zich vandaag een voorstelling probeert te maken van het geallieerde bombardement op Dresden, een stad die vaak in één adem wordt genoemd met Coventry en Rotterdam, moet het in belangrijke mate hebben van zijn eigen verbeeldingskracht. De geschiedenis lijkt ter plekke zorgvuldig te zijn weggepoetst. Monumentale gebouwen als het Zwingerpaleis (nu een museum), de Semperoper en de Frauenkirche zijn herbouwd en verschaffen de stad een adembenemend aanzicht vanaf de Elbe.
Maar anders dan in het geval van Coventry en Rotterdam is er die morele vraag, want dit is een Duitse stad. Sinclair McKay stelt hem zelf maar meteen in zijn voorwoord: ‘Als we oog hebben voor het lijden van al die duizenden mensen – vrouwen, kinderen, ontheemden, ouden van dagen –, gedurende die nacht en de dagen daarna, doen we dan iets af aan de afschuwelijke misdaden die sinds de opkomst van het nationaal-socialisme werden gepleegd?’ Bij het Brits-Amerikaanse bombardement kwamen naar schatting zo’n 25.000 mensen om het leven.
McKay onthoudt zich van expliciete oordelen, anders dan de Duitse historicus Jörg Friedrich, die in 2002 de aandacht trok met Der Brand. Zijn boek was aanleiding voor heftige discussies. Friedrich gebruikte woorden die deden denken aan de nazi-misdaden tegen de Joden. Zo omschreef hij de schuilkelders van de Duitse burgers als ‘crematoria’.
Verwacht van Sinclair McKay geen verhandeling over de legitimiteit of de effectiviteit van Dresden als doelwit. Hij beperkt zich tot de mededeling dat er in de stad een fabriek (Zeiss Ikon) was die instrumenten maakte voor het Duitse leger en dat precisiebombardementen technisch niet mogelijk waren. McKay weet: ‘herdenken is een mijnenveld’ en extreem-rechts gebruikt ‘Dresden’ heden ten dage voor eigen gewin. Om te voorkomen dat het verleden wordt ‘gekaapt’ wil hij ‘luisteren naar de mensen die erbij waren’.
Een van hen is Victor Klemperer, die met zijn vrouw Eva, tot de laatste Joden in de stad behoorde. Victor heeft al een zware dag achter de rug als de bommenwerpers opstijgen: hij heeft zo’n zeventig Joden die nog resteren in Dresden het bericht moeten brengen dat ze de volgende dag op transport gaan.
Miles Tripp, een Britse bommenrichter, heeft ’s middags op zijn motor een tripje gemaakt vanaf de RAF-basis waar hij is gelegerd. In een bibliotheek pakt hij wat dichtbundels. Tripp herinnert zich later dat de gedichten ‘een onbewuste poging waren om aan een eerder veiliger bestaan te raken. Want ik las gedichten die ik op school mooi had gevonden.’ Ongeveer vier op de tien geallieerde bemanningsleden van de bommenwerpers werden gedood, raakten zwaargewond of werden gevangen genomen.
Door de rijkdom aan details en de aansprekende getuigenissen voor, tijdens en na het bombardement, van steeds dezelfde ‘hoofdpersonen’, heb je als lezer het gevoel dat je de betrokkenen dicht op de huid zit. Het zijn gewone mensen, zoals Marielein Erler die samen met haar man maar liefst zes koffers met kleren heeft gepakt en een kist met porselein naar de kelder heeft gebracht. En zoals Mischka Danos, een jonge Let, die als natuurkundige tijdens de tweede aanvalsgolf iets doet wat een ander niet zou bedenken: hij schuilt ín een bomkrater.
Maar McKay zoomt ook in op hoofdrolspelers onder wie de Britse commandant Arthur Harris, die gelooft dat massale bombardementen het moreel van de Duitsers zullen breken, en Gauleiter Martin Mutschmann, die het niet nodig vindt de bevolking te voorzien van goede schuilkelders.
Het bijzondere aan dit boek is dat er veel meer verhalen in worden verteld dan alleen die over het bombardement. Het laat óók zien hoe de Joden stap voor stap worden buitengesloten. Filoloog Victor Klemperer raakt eerst zijn baan als hoogleraar aan de universiteit kwijt, dan mag hij de bibliotheek niet meer in, geen (Arische) werkster meer inhuren en uiteindelijk wordt zelfs zijn typemachine afgepakt. Later zou hij zijn oorlogsdagboeken publiceren.
Door in te zoomen op enkele beeldende kunstenaars, onder wie Otto Dix, vertelt McKay over de houding van de nazi’s ten aanzien van cultuur. Dix vocht als vrijwilliger in de Eerste Wereldoorlog en schilderde zijn afschuw over wat hij had gezien: soldaten als skeletten. Zijn werk werd geselecteerd voor de eerste tentoonstelling van entartete Kunst in het Raadhuis van Dresden in 1933 – al heette het toen niet zo.
Vervolgens lees je ook hoe het veel van al die mensen verging na het bombardement. En hoe de stad weer werd opgebouwd. Daarbij is een rolletje weggelegd voor een jonge KGB-agent, die vloeiend Duits spreekt. Hij spaart voor een auto. En hij drinkt graag het lokale Radeberger bier. Zijn naam: Vladimir Poetin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten