zaterdag 31 augustus 2024

Imme Dros

 

Voor Imme Dros (87) is schrijven een eerste levensbehoefte: ‘Mijn lichaam is oud, maar mijn geest trekt zich daar kennelijk weinig van aan’

Imme Dros werkt hard en snel, haar omvangrijke oeuvre blijft maar groeien. Onlangs verschenen O Pinokkio en haar eigen jeugdboek Ada. Gevangen op twee eilanden. ‘Kinderboeken zijn kort, daarom maak ik die graag. Ik hou niet zo van beschrijvingen.’

Een bezoek aan Imme Dros (87) en haar man, schrijver en tekenaar Harrie Geelen (85), is een ­belevenis. Hun witte, Hilversumse herenhuis ligt verscholen tussen de bomen, heeft een sprookjesachtig torentje en heet volgens sierlijke letters boven de voordeur Geelensteijn.

 

 oeuvre blijft maar groeien. Onlangs verschenen O Pinokkio en haar eigen jeugdboek Ada. Gevangen op twee eilanden. ‘Kinderboeken zijn kort, daarom maak ik die graag. Ik hou niet zo van beschrijvingen.’

Een bezoek aan Imme Dros (87) en haar man, schrijver en tekenaar Harrie Geelen (85), is een ­belevenis. Hun witte, Hilversumse herenhuis ligt verscholen tussen de bomen, heeft een sprookjesachtig torentje en heet volgens sierlijke letters boven de voordeur Geelensteijn.

Binnen is het schemerig – Dros kan slecht tegen het felle buitenlicht – maar waar je ook kijkt ontwaar je hoge stapels boeken, schilderijen en andere kunstvoorwerpen van Geelen, en zelfs een levensgrote kartonnen versie van de kunstenaar, die ooit in een boekhandel heeft gestaan.

Op een wegzakbank zit Dros, het kenmerkende hennarode haar opgestoken, grote zwarte strik erin, getinte brillenglazen. Sinds ze vijftien jaar geleden werd geschept door een auto heeft ze last van haar rug en komt ze weinig meer buiten. Vanaf deze bank werkt ze achter haar laptop dagelijks aan vertalingen van Engelstalige kinderboeken, zoals de Winterhuis Hotel-serie van Ben Guterson en klassiekers als Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Maar ook aan bewerkingen van oude verhalen en eigen boeken: O Pinokkio ligt net in de winkel, net als Ada. Gevangen op twee eilanden, over de middeleeuwse gravin van Holland.

“Ik werk heel hard en snel”, zegt Dros. “Maar, zoals wielrenner Eddy Merckx altijd zei: ‘De Tour win je in bed’. Harrie en ik liggen er voor negenen in en staan rond half zes op. Na het ontbijt ga ik hier zitten werken en Harrie daar.” Ze wijst naar zijn plek, verderop in de kamer achter een kleurrijk doek. “Schrijven is een behoefte, ik heb nooit anders gedaan. Het is met de jaren ook niet veranderd. Mijn lichaam is wel oud, maar mijn geest trekt zich daar kennelijk weinig van aan.”

Beeld Jildiz Kaptein

In haar nieuwste boek, Ada. Gevangen op twee eilanden, beschrijft Dros de jeugd van de enige overgebleven dochter van de middeleeuwse graaf van Holland Dirk VII. Als hij in 1203 sterft, moet Ada op 15-jarige leeftijd trouwen en wordt ze gravin van Holland. Maar haar oom is ook uit op de macht en laat zijn nichtje ontvoeren naar Texel en later Engeland. “Ik kom zelf van Texel en heb na mijn afstuderen een tijd in Engeland doorgebracht”, zegt Dros, “dus dat verhaal sprak me aan”.

Hoe wilde u Ada neerzetten?

“Als een jong, slim meisje dat door haar bazige moeder onder de duim wordt gehouden, maar zich dankzij haar ontvoering naar de eilanden toch kan ontwikkelen. Dat vind ik buitengewoon interessant: gras dat door de tegels heen breekt. Waarschijnlijk omdat ik mezelf erin herken. Ik weet nog dat mijn moeder riep: ‘Jij bent veel te eigenwijs, je krijgt nooit een man!’ Waarop ik zei: ‘Ik wíl helemaal niet trouwen, de lusten wegen niet op tegen de lasten’.” Schaterend: “Ik was pas een jaar of twaalf en liet mijn moeder verbluft achter!”

Daar kwam u op terug toen u Harrie ontmoette.

“Ja, natuurlijk. Wat wist ik er als twaalfjarige nou van? Toen we in onze studententijd verliefd werden, wilde ik een partner voor het leven. Ik geloof trouwens ook niet dat er destijds een andere optie was dan trouwen, de sociale controle was groot. Ik zag als puber dat de vrouwen om me heen het zwaar hadden met het huishouden en de kinderen. Op die manier getrouwd zijn leek me niks. Al mijn vriendinnen gingen naar de huishoudschool, maar mijn onderwijzer vond dat ik naar de ulo moest, het uitgebreid lager onderwijs.

“Misschien besefte ik toen al dat ik een eigen weg kon inslaan. Toen ik later op de kweekschool zat, heb ik mijn ouders gezegd dat ik naar het gymnasium wilde. Mijn moeder vond het onzin, maar mijn vader ging akkoord, zolang ik het maar in dezelfde tijd als de kweekschool zou doen. Ik heb in twee jaar en drie maanden mijn gymnasiumdiploma gehaald.”

Hoe begint u aan een boek? Maakt u een plan, doet u onderzoek?

“Ik heb me goed ingelezen in de graven van Holland, maar over Ada is nauwelijks iets bekend. Ik begin mijn boeken met de eerste zin. Die is voor mij heel belangrijk. Soms heb ik de slotzin ook meteen en hoef ik alleen het stuk ertussen nog te verzinnen.” Grinnikt: “Eerste zinnen komen vaak voort uit een bepaald metrum of klanken die ik mooi vind. In het geval van Ada vertolkt de eerste zin meteen de dominantie van Ada’s moeder: ‘‘Ada’, begon mama Aleid elk gesprek met mij, zodat ik goed wist dat ze het tegen mij had en niet tegen iemand anders, ook als er niemand anders in de buurt was, ‘Ada, onthoud dat je altijd en overal zoveel mogelijk te weten moet zien te komen’.’ Vond ik erg grappig, dat ze haar dochter steeds zo nadrukkelijk bij naam noemt.”

Inhoudelijk had ‘Ada’ ook een roman van 300 bladzijden kunnen worden, het zijn er maar 77. Waarom?

“Omdat ik van kort hou. Daarom maak ik ook graag kinderboeken, die zijn meestal kort. Ik hou niet zo van beschrijvingen, meer van dialoog.”

In uw Pinokkio-bewerking valt dat ook op: u hebt behoorlijk wat scènes uit het origineel geschrapt.

“Klopt, maar dat komt doordat ik die eerst voor een voorstelling van Het Balletorkest heb geschreven. Ik had 35 minuten om het verhaal te vertellen, dus ik moest wel schrappen. Ik vond het origineel van Carlo Collodi te wreed en sadistisch, daar kon wel wat uit. Ik heb nooit van Pinokkio gehouden.”

Waarom nam u de opdracht dan aan?

“Het plezier zit voor mij in het werken met taal en ik kon er mijn eigen verhaal van maken. Collodi hangt Pinokkio op en laat hem stikken. Ik dacht: zijn nek is van hout, bij mij blijft hij leven. Ik heb de scherpe kanten er ook af gehaald door Pinokkio’s aardige karakter te benadrukken en de boeven Vos en Kater komischer te maken. Pinokkio verandert bovendien niet meer in een ezel. Ik schrijf: ‘Avonturen zijn vaak leuk en spannend. Maar avonturen kosten tijd. Veel tijd.’ En dan sla ik een stuk over. Mijn redacteur wilde dat eruit halen, ik vond dat juist grappig.”

Bent u als vertaler ook uit op de bondigste Nederlandse tekst?

“Ja. Die Engelse schrijvers van tegenwoordig, die ­zaniken zo voordat ze aan een dialoog beginnen. Ze leiden elke uitspraak uitgebreid in: ze strikte haar veters, keek op, wees met haar vinger… en dan komt er pas een citaat. Lewis Carroll deed dat niet, hoor! Ik gooi het er allemaal uit.

“Ik denk ook vaak: alwéér dat woord? Laatst vertaalde ik een boek waar 71 keer hetzelfde woord in stond. Geen gewoon woord, maar iets opvallends als eventually. Dat vind ik zó armoedig. Ik verander dat automatisch. Er komt te staan wat er moet staan, maar op een net andere manier.”

Kunt u dat wel maken? Misschien had de auteur een bedoeling met dat veters strikken en opkijken.

“Welnee, dat is gewoon gezeur. Kijk, de Nederlandse woordvolgorde is ook niet dezelfde als de Engelse. Dat verander je als vertaler al. Veel woorden kun je bovendien op een verschillende manier vertalen, de keuze die je maakt, bepaalt mede de toon van het verhaal. Je drukt als vertaler per definitie een stempel op een boek. Daarom vind ik ook dat de naam van de vertaler altijd op de kaft moet staan.”

Beeld Jildiz Kaptein

Leest uw man mee met uw teksten?

“Nee, als hij er illustraties bij maakt, leest hij de tekst als die af is.”

Geelen is erbij komen zitten en vult aan: “Nou, als ik haar definitieve versie aan het lezen ben, komt er al een tweede versie en als ik die lees een derde.”

Dros: “Ja, eigenlijk zijn mijn teksten nooit af. Daarom lees ik liever ook niet voor, want dan wil ik tijdens het voorlezen alweer dingen veranderen.”

Geelen: “Bij Ada heb ik op de computer collages gemaakt van middeleeuwse tekeningen uit een online ­archief. Soms had ik een vraag, maar daar wilde Imme niet meer mee gestoord worden.”

Dros: “Nee, natuurlijk niet, dat tekenen is toch jouw werk? Ik ben dan alweer bezig met een volgend boek.”

U hebt altijd veel samengewerkt. Is daarin door de jaren heen iets veranderd?

Dros: “Nee, we gaan nog steeds op dezelfde manier met elkaar om als in het begin.”

Geelen: “Misschien zijn we wat geduldiger dan vroeger. Ik weet nog dat ik met Wieteke van Dort door de stad reed en zei: ‘Kijk, deze straat is naar Imme vernoemd: de Kleine Drift’.”

Dros schatert: “Het is waar! Elke dag zijn we een paar keer kwaad en dan gaan we bekvechten. Vroeger kon Harrie geen ruziemaken, dan sloeg hij dicht en ging hij mokken. Maar onder mijn vruchtbare leiding kan hij nu als een gek tekeergaan. Dat is veel beter voor hem.”

Toch lijkt het of u het ook gezellig hebt samen.

Dros: “Natuurlijk! We kunnen heerlijk samen zitten werken en ik vind Harrie de leukste tekenaar. We leerden elkaar kennen tijdens onze studie Nederlands en in die tijd had ik al prenten van hem aan de muur hangen. Ik was vroeger aan de lopende band verliefd, maar bij Harrie wist ik op een zeker moment ineens: hij is het. Ik vond hem betrouwbaar en ik was het liefst in zijn ­omgeving. Dat is nog steeds zo, hij is de liefde van mijn leven. En we zijn het liefst in elkaars omgeving.”

Geelen knikt: “Als Imme een keer niet thuis is, dan kan ik niet werken.”

In ‘Ada’ staat dat het leven de moeite waard is als je er oog voor hebt en als je mag doen wat je zelf wilt. Is dat uw motto?

“Het geldt denk ik voor iedereen. Ik denk niet dat je gelukkig kunt zijn als je altijd moet doen wat een ander wil. Zoals mijn moeder mij opvoedde: ‘Als je straks trouwt en aan de arm van je man loopt, dan kijk je omhoog en zeg je: ‘Jáá, o já! Dat vind ik ook!’’ Dat is toch geen leven? Natuurlijk pas je je in zekere zin aan je partner aan, zoals aan de temperatuur. Als het koud is, trek je een trui aan. Maar ik heb gedaan wat ik wilde doen en dat was niet altijd makkelijk.

“Ik ben ook nog lang huisvrouw geweest, omdat we studieschulden hadden en Harrie veel werk kon krijgen: overdag bij de Toonder Studio’s en ’s avonds en in de weekends bij de omroepen. Ik zat thuis met onze drie kinderen, van een crèche hadden we nog niet gehoord.

“Het heeft even geduurd voordat de kinderen zo groot waren dat ik echt kon beginnen met schrijven. Ik vind het een zegen dat ik dat nog steeds mag doen. Niet voor een publiek, maar omdat ik het wíl doen. Niets ­anders, alleen dit.”

Imme Dros
Ada. Gevangen op twee eilanden
Ill. Harry Geelen
Querido: 80 blz. € 17

Imme Dros
O Pinokkio
Ill. Carll Cneut
Querido: 64 blz. € 25

Geen opmerkingen:

Een reactie posten