We gaan niet ten onder aan vluchtelingen
Essay
Vluchtelingenstromen als de huidige hebben we eerder gehad. Die kan
Europa best schaffen, betoogt migratiedeskundige Leo Lucassen.
De recente geschiedenis
Maar klopt dat wel? Een blik op de recente geschiedenis is verhelderend. In de jaren tachtig kreeg de hele wereld te maken met vluchtelingen. Oorzaak: de toename van burgeroorlogen en gewapende conflicten in de aanpalende regio's van Europa.
Het begon met de omverwerping in 1979 van het regime van de sjah in Iran door ayatollah Khomeini. Zo'n 300.000 Iraniërs verlieten het land. Het ging om linkse intellectuelen, maar ook jonge mannen die niet mee wilden vechten in de oorlog tegen Irak. Daarvan vroegen er meer dan 20.000 in Nederland asiel aan.
In december 1979 rolden Russische tanks Afghanistan binnen. De tien jaar durende guerrilla-oorlog van door de VS gesteunde moedjahedien tegen het door de Sovjets gesteunde bewind, joeg 6 miljoen Afghanen op de vlucht. Verreweg de meesten vestigden zich in Pakistan en Iran. Anderen kozen, vooral in de jaren negentig, voor de VS en Europa.
Een laatste brandhaard in het Midden-Oosten was Irak. De door vader en zoon Bush geïnstigeerde Golfoorlogen lieten het land in chaos achter; 1 miljoen Irakezen sloegen op de vlucht. Het vierde grote conflictgebied was Somalië. De in 1977 begonnen oorlog tegen Ethiopië werd negen jaar later gevolgd door een lange burgeroorlog, waarin de VS, de Sovjet-Unie, China en Cuba de strijdende partijen wapens leverden. Ook hier bleef de bulk van de miljoenen vluchtelingen in de regio.
Het leeuwendeel
Deze vijf groepen - Iraniërs, Afghanen, Irakezen, Somaliërs en Joegoslaven - maakten in Nederland in de jaren negentig het leeuwendeel van de asielzoekers uit. Waar voor de Joegoslaven nog wel enige sympathie bestond, gold dat veel minder voor de vluchtelingen uit islamitische landen. Het uitgangspunt van het vreemdelingenbeleid was om hun komst te ontmoedigen.
Bang als ambtenaren en politici waren voor een 'aanzuigende werking', was het ministerie van justitie spaarzaam bij het verstrekken van de echte vluchtelingenstatus. Veel asielzoekers kregen te horen dat ze niet mochten blijven. Maar net als vandaag de dag was het moeilijk om mensen daadwerkelijk terug te sturen of de grens over te zetten.
Zoals schrijnend weergegeven in Rodaan Al Galidi's roman 'Hoe ik talent voor het leven kreeg', moesten die vaak jaren wachten voordat ze een status kregen en aan het werk mochten. Dat een aanzienlijk deel uiteindelijk wél een baan heeft gevonden, is in dit licht opmerkelijk. De arbeidsparticipatie van vluchtelingen uit de jaren negentig ligt na vijftien jaar gemiddeld op 55 procent - lager dan onder Nederlanders (70 procent), maar gezien de ellenlange asielprocedures en het gebrek aan netwerken, is dit resultaat helemaal niet zo slecht.
Voor Joegoslaven, zeker na het echec van Srebrenica in 1995, maakte de overheid een uitzondering, maar verder straalde ze uit dat vluchtelingen niet welkom waren - in ieder geval dat hun asielaanvragen zeer kritisch bekeken zouden worden. Het idee dat de meesten geen echte vluchtelingen waren maar gelukszoekers met economische motieven, overheerste ook in de jaren negentig.
Steun voor opvang was beperkt, en protesten tegen AZC's in gemeenten waren geen uitzondering. Dat kwam niet alleen door de afwerende opstelling van de paarse kabinetten in de jaren negentig, maar ook door de grotere culturele afstand ten opzichte van vluchtelingen, zeker degenen die uit islamitische landen kwamen.
Toch geeft cultureel verschil niet de doorslag - zeker niet wanneer de overheid asielzoekers aanmerkt als slachtoffers van foute, anti-westerse, regimes. Daardoor kregen de Vietnamese bootvluchtelingen in de jaren tachtig een vrij warm welkom, evenals de islamitische Kosovaren tien jaar later. Het maakt veel uit of de overheid de overeenkomsten met vluchtelingen benadrukt, dan wel de verschillen, dat hebben de Joodse Duitsers na 1933 gemerkt (negatief) en de Hongaren in 1956 (positief).
De vluchtelingencrisis die de Europese Unie nu meemaakt is vooral van politieke aard - oorzaak is de onmacht om op Europees niveau tot een regeling te komen die recht doet aan het verdrag van Genève. Dat verdrag geeft asielzoekers namelijk het recht in Europa asiel aan te vragen, en garandeert dat ze niet teruggestuurd worden naar een land dat geen fatsoenlijke asielprocedure heeft en hen niet terugstuurt naar het land dat ze ontvlucht zijn. Turkije voldoet vooralsnog niet aan de laatste twee criteria.
Anders dan velen denken, betreft het verschil tussen de jaren negentig en nu niet zozeer de aantallen of de herkomst. In het laatste decennium van de 20ste eeuw kwamen er zelfs aanmerkelijk meer naar Nederland (en Duitsland) dan in de afgelopen vijf jaar. Kijken we naar de totale 'asielinstroom', dan ging het voor Nederland in de periode 1991-2000 om zo'n 345.000 asielzoekers, tegen 131.000 in de afgelopen vijf jaar. Pas als er tot 2021 ieder jaar 45.000 asielzoekers naar Nederland komen, evenaren we het niveau van de jaren negentig.
Ook wat de herkomst betreft, springen de overeenkomsten meer in het oog dan de verschillen. Destijds kwam een op de vier asielzoekers uit het voormalige Joegoslavië, maar ook toen al was de meerderheid afkomstig uit het Midden-Oosten (Iran, Irak), Afghanistan en de Hoorn van Afrika (Somalië).
Als het hem niet zit in de aantallen of de herkomst, waarom reageren overheden en een deel van de bevolking nu dan veel negatiever? Waarom wordt de komst van asielzoekers als een veel grotere, welhaast apocalyptische, bedreiging beschouwd dan twintig jaar geleden?
Vier verschillen vallen op, die verklaren waarom menigeen nu denkt dat Europa het niet meer aankan en er dus onorthodoxe maatregelen genomen moeten worden - zoals de recente afspraken die de EU met Turkije heeft gemaakt.
Die angst voor moslims en islam hangt uiteraard samen met de sinds 9/11 wereldwijd toegenomen terreur door Al-Qaida, IS, Al-Nusra, Boko Haram, en een minderheid van geradicaliseerde Europese moslims. De aanslagen in Madrid (2004), Londen (2005), Parijs (tweemaal in 2015) en Brussel (2016) hebben deze angst gevoed.
In Nederland komt daar nog bij de gruwelijke moord op Theo van Gogh in 2004 door een in Nederland geboren zoon van Marokkaanse ouders. Dat brengt de dreiging die uitgaat van het internationaal islamitisch terrorisme wel heel dichtbij. Jonge mannen en vrouwen die in de naam van de islam bereid zijn de wapens op te nemen, als jihadstrijders in IS-gebied of als terroristen in West-Europa, mogen dan een heel kleine minderheid vormen van de islamitische Europeanen, dat maakt het gevaar dat van hun acties uitgaat niet minder reëel.
Hoe begrijpelijk die angst ook moge zijn, we vergeten maar al te snel dat bijna alle moslims in Europa en daarbuiten dit geweld evenzeer afwijzen. En dat geldt al helemaal voor de meeste vluchtelingen. Dat het cruciale verschil tussen een zeer kleine groep terroristen en islamitische medeburgers vaak nauwelijks meer wordt gemaakt, tekent het sinds 9/11 sterk gegroeide islamofobische klimaat in Europa en de Verenigde Staten. Daarbij gaat het niet om 'kritiek op de islam' als zodanig, maar om zeer generaliserende, vaak apocalyptische opvattingen over wat moslims zijn, denken en doen.
De huiver jegens moslimvluchtelingen kan worden gevoed door de integratieproblemen van de huidige Nederlandse moslimbevolking. Maar die problemen van 'gastarbeiders' en hun kinderen gelden niet voor vluchtelingen uit de jaren negentig. Die laatsten waren over het algemeen hoger geschoold, en ze doen het - op de Somaliërs na - bepaald niet zo slecht. En dat geldt al helemaal voor hun kinderen.
Populisme
Populisme. De komst van vluchtelingen leidde in de jaren negentig ook tot protesten - vooral in het voormalige Oost-Duitsland honderden aanslagen op asielzoekerscentra. Maar er waren, afgezien van het Franse Front National, nauwelijks populistische partijen die immigratie of vluchtelingen, laat staan de islam, als belangrijkste agendapunt hadden. Dat veranderde na de eeuwwisseling, mede als gevolg van 9/11 en latere aanslagen, met de opkomst van de PVV, Ukip, de Dansk Folkeparti, FPÖ en meest recentelijk Pegida en de Alternative für Deutschland (AfD). In Nederland is zelfs de neonazistische Nederlandse Volksunie (NVU) uit een lange winterslaap ontwaakt.
Deze anti-immigratiestemming heeft ook in Oost-Europa de wind in de zeilen gekregen. Door het succes van Viktor Orban in Hongarije en Jaroslaw Kaczynski in Polen nemen andere partijen het vluchtelingen-zijn-moslims-en-dus-een-bedreigingframe over. Daarin is het normaal om over vluchtelingen te praten als een onoverkomelijk logistiek en financieel probleem, en ze te zien als een ideologische bedreiging: moslims die onze (christelijke, westerse) samenleving ontwrichten, al dan niet met (seksueel) geweld.
Oproepen van Pegida in Duitsland en Geert Wilders in Nederland om in verzet te komen tegen de opvang van vluchtelingen, leidden tot verdere polarisatie, een golf aan bedreigingen tegen bestuurders en geweld tegen vluchtelingen.
Ook in de jaren negentig had je protest en geweld. Maar het geweld is nu virulenter, en de protesten zijn veel wijder verbreid, en richten zich nu vooral tegen moslims, die een existentiële bedreiging voor Europa zouden zijn.
Zichtbaarheid
De zichtbaarheid van de vluchtelingen is de derde factor waardoor de huidige tijd zich onderscheidt van de jaren negentig. Door de bouw van 'Fort Europa' sinds het einde van de jaren negentig, met een streng visumregime als kern, zijn asielzoekers gedwongen gebruik te maken van veel gevaarlijker zeeroutes en de diensten van mensensmokkelaars. Daardoor trekt hun reis meer media-aandacht dan de geruislozer en onzichtbaarder binnenkomst in de jaren negentig. De massaliteit van de overvolle bootjes bevordert bovendien het idee dat het een niet aflatende 'stroom' mensen is.
De sociale media. Facebook, Twitter en Whatsapp hebben het makkelijk gemaakt verzet tegen asielzoekers te mobiliseren, onder meer door ongegronde berichten razendsnel te verspreiden. Ook oproepen tot collectief geweld kunnen met een druk op de knop worden verstuurd. Zo gonsde het van de 'dood aan de moslims'-Whatsapp-oproepen voorafgaand aan de bestorming van een sporthal in Woerden op 9 oktober 2015, waar Syrische vluchtelingen tijdelijk onderdak hadden gevonden.
Sociale media dragen eraan bij dat tegenstanders van het opnemen van vluchtelingen de traditionele media niet meer geloven. Deze Lügenpresse, zoals het in Duitsland heet, zou alleen maar valse regeringsinformatie verspreiden. Dit afnemende vertrouwen in instituties gaat gelijk op met de populariteit van (ook via de sociale media verspreide) complottheorieën over de desastreuze invloed van de islam.
De moraal van dit verhaal: politici en bestuurders, laat je toch niet meeslepen door de paniekerige tijdgeest, maar vertel liever dat Europa het best kan schaffen. In de jaren negentig is dit continent niet aan vluchtelingen ten onder gegaan. En dat zal nu ook niet gebeuren.
Dit is een bewerking van de Comeniuslezing die Leo Lucassen afgelopen zaterdag in Naarden heeft gehouden. De tekst verschijnt dit najaar in 'Fort Europa' (Atlas-Contact) het boek dat hij samen met Henk van Houtum schrijft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten