
Pieter
Boskma is als dichter niet mis te verstaan. In het zeer lange
scheppingsgedicht 'Mensenhand' waarmee de gelijknamige bundel opent
wordt op het eind het dichterschap gevierd, met 'hoge gevoelens en wilde
/ associaties', 'tuimelende beelden' maar ook een 'krachtige gedachte'
die alles met elkaar verbindt. Al even expliciet is de volgende
afdeling, 'De herademing, waarin de dichter na een rouwperiode (zie zijn
vorige bundel 'Doodsbloei' (2010)) zich weer hervindt en wil schrijven
over 'de lente en de liefde, die alleen en anders niet' en 'het haast
extatische verlangen naar de ander / in ons allen'. De toon van deze
poëzie zoekt de uitersten op: van onbeschaamde pathetiek, soms op het
lachwekkende af, clichés niet schuwend, naar onverheven, ronduit lelijke
tekst, vormloos, hompelig. Deze afwisseling heeft het paraaf van de
dichter. Hij kan rustig schrijven 'dat was best wel depri', maar ook
'Welkom, o angst, geweldige raadsheer, / nu kunnen wij schudden iedere
voortgang'. Zijn brede aanpak van dit herlevingsproces, uiteindelijk
plaatsvindend via de poëzie zelf, resulteert in een lang incanterend
verzoeningsgedicht: 'Ik verzoen mij met het leven, / met mijn lot als
dichter' en zo nog meer dan driehonderd versregels met
verzoeningsopsommingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten