zondag 1 september 2019

Het vertalen van boeken is scheppend mensenwerk, en álle vertalers verdienen beter

Achtergrond Vertalersleed

Het vertalen van boeken is scheppend mensenwerk, en álle vertalers verdienen beter

Het grote publiek lijkt het soms te vergeten, maar vertalen is mensenwerk. Dat verdient veel meer waardering, vindt literair vertaler Martin de Haan. Júíst ook het niet-literaire werk.
Beeld Typex
Zomaar een informatiekraampje op zomaar een boekenbeurs, een jaar of tien geleden. Achter de tentoongestelde boeken, allemaal vertalingen, staan een paar vriendelijke vrijwilligers de bezoekers te woord. En dan valt die ene, oprecht verbaasde vraag, die diezelfde dag nog een paar keer zou langskomen: ‘Dus boeken worden nog altijd door mensen vertaald?’
Inmiddels zijn we tien jaar verder en verschijnt, getuige de krant van vorige week, de nieuwe Jonathan Littell in de vertaling van Ilse Barendregt (binnenkort), de nieuwe Oliver Sacks in de vertaling van Luud Dorresteijn (ligt in de winkel), de nieuwe Tarjei Vesaas in de vertaling van Marin Mars (ook in de winkel). Natuurlijk maken menselijke vertalers stiekem allang gebruik van alle mogelijke digitale hulpmiddelen, maar het technologische optimisme (en daaruit voortvloeiende culturele pessimisme) van rond de eeuwwisseling lijkt toch wat voorbarig te zijn geweest. Tijdwinst valt er bij het vertalen van de meeste boeken nog niet echt te behalen met vertaalgeheugens, automatische vertaalprogramma’s en elektronische woordenboeken, want al die hulpmiddelen leveren weer nieuwe inzichten en vertaalmogelijkheden op, die de vertaler allemaal moet afwegen.
Het zal het lezerspubliek allemaal worst wezen. Als die nieuwe Littell, Sacks en Vesaas nou maar gewoon in de boekhandel liggen, liefst zo snel mogelijk en in elk geval niet duurder dan oorspronkelijk Nederlandse titels. Vertalers zijn onzichtbaar, horen dat volgens de heersende opvatting ook te zijn, en als ze het niet zijn is er kennelijk iets fout gegaan: de tekst leest ‘stroef’, is te ‘letterlijk’, kortom niet ‘soepel’ genoeg. En echt waar, worden romans nog altijd door mensen vertaald?
Boekvertalers hebben tegenwoordig met een dubbel beeldvormingsprobleem te kampen. Alsof het aloude gebrek aan culturele en financiële waardering dat haast vanzelf uit hun spreekwoordelijke onzichtbaarheid voortvloeit nog niet genoeg was, moeten ze nu ook nog eens op de bres om het publiek (en sommige opdrachtgevers) duidelijk te maken dat hun werk toch echt mensenwerk is en voorlopig ook blijft.

De vertaler als auteur

En niet zomaar mensenwerk, maar scheppend mensenwerk. Boekvertalers sturen hun opdrachtgevers geen keurige urendeclaratie voor verrichte administratieve arbeid, zoals andere soorten zelfstandigen doen, maar zijn volgens het auteursrecht ‘makers’ van oorspronkelijke werken, auteurs dus. Dat lijkt misschien vreemd, maar vergelijk maar eens verschillende vertalingen van eenzelfde tekst: geen twee ervan zijn gelijk. Niet omdat ze per definitie onvolmaakt zijn, maar omdat elke vertaler zijn eigen belevingswereld en achtergrond met zich meedraagt. Net als elke lezer trouwens: geen tweemaal leest men hetzelfde boek.
Het hele auteursrecht is gebaseerd op dat idee van oorspronkelijkheid. Het treedt automatisch in werking zodra iemand iets schrijft (of tekent, componeert et cetera) dat nog niet eerder was geschreven, je hoeft er geen aanvraag voor in te dienen zoals bij een octrooi of een handelsmerk. En het allermooiste is dat je helemaal zelf mag bepalen wie iets met jouw maaksel (tekst, tekening, liedje) mag doen en tegen welke voorwaarden. Vandaar dat schrijvers en vertalers contracten met uitgevers sluiten: ze maken de rechten die ze als auteurs automatisch hebben te gelde, idealiter natuurlijk op zo’n manier dat ze er op zijn minst van kunnen leven.
En daar wordt het lastig. De uitgever wil namelijk ook kunnen leven van de exploitatie van die rechten, hij wil er zijn personeel en zijn bedrijfspand mee kunnen bekostigen en er liefst nog wat aan overhouden, zoals het een goed ondernemer betaamt. In het geval van vertalingen is er bovendien nog een lachende derde: de oorspronkelijke auteur, die de vertaalrechten op zijn werk uiteraard meestal niet voor niets weggeeft. Het leidt tot een lichtelijk absurde driehoek, waarin elke partij gebonden is aan de beide andere. De vertaler kan niets beginnen als de uitgever geen overeenkomst heeft met de oorspronkelijke auteur, die op zijn beurt geen rechten kan doen gelden op de nieuwe, zelf ook weer oorspronkelijke tekst die de vertaling is.
Beeld Typex
De taart moet dus worden verdeeld. Volgens een ongeschreven regel in het boekenbedrijf (opgetekend in de Auteursrechtgids voor de Nederlandse praktijk van Michel Frequin, voormalig jurist van de uitgeversbond GAU) krijgen de uitgever en de gezamenlijke rechthebbenden elk de helft van de netto-opbrengst – waarbij natuurlijk meteen de vraag is hoeveel de oorspronkelijke auteur alvast opsnoept met het niet-terugvorderbare voorschot dat hij heeft onderhandeld. Vertalers van bellettrie krijgen in ons land een keurig ‘modelcontract’ met naast een eenmalig opdrachthonorarium ook een royaltyregeling waarin hun creatieve auteurschap tot uiting komt, maar ervan leven kunnen ze niet: de royaltydrempel wordt bijna nooit gehaald, en voor een roman van 100 duizend woorden (zes maanden werk inclusief drukproeven et cetera) staat een gangbaar honorarium van zo’n 6.500 euro. Dat is bruto, alle kosten van de vertaler (belasting, verzekeringen, bedrijfskosten) gaan er nog af.
Gelukkig hebben we in Nederland het Letterenfonds, dat het haperende marktmechanisme ‘repareert’ door werkbeurzen te verstrekken aan vertalers van belangrijke literaire boeken. Maar ook dan is het nog altijd geen vetpot, en het is daarom terecht dat het Expertisecentrum Literair Vertalen onlangs de noodklok heeft geluid in een ‘vertaalpleidooi’, verTALEN voor de toekomst – met enig succes, want na Kamervragen van GroenLinks heeft minister Ingrid van Engelshoven de toezegging gedaan dat het vertaalbudget van het Letterenfonds zal worden verruimd (zij het met gesloten beurs, dus ten koste van andere activiteiten).

Waterscheiding

Eind goed, al goed? Toch niet helemaal. Het mooie Nederlandse systeem met zijn keurige modelcontract en zijn werkbeurzen is om historische redenen altijd beperkt geweest tot vertalingen van literatuur in engere zin, en alle aandacht van overheid en media is dan ook gericht op wat we gemakshalve ‘literair vertalers’ zijn gaan noemen – zonder te beseffen dat ‘literair vertalen’ in alle ons omringende landen en ook in de Europese boekvertalersraad CEATL wordt gedefinieerd als het omzetten van een oorspronkelijk werk in een andere taal en daardoor in een nieuw oorspronkelijk werk: alles wat onder het auteursrecht valt.
Als je met die bril kijkt, wordt het probleem van de Nederlandse waterscheiding tussen literair en niet-literair vertalen ineens pijnlijk duidelijk. Niet alleen krijgen vertalers van ‘niet-literaire’ teksten (waaronder zowel thrillers als moeilijke non-fictieboeken vallen) vaak geen fatsoenlijke contracten, meestal lagere tarieven en bijna nooit royalty’s, ze krijgen ook geen aanvullende werkbeurzen (waarvoor een ‘literair’ modelcontract met bijbehorend tarief een voorwaarde is).
Michel Frequin waagt in de eerste druk van zijn Auteursrechtgids (2005) nog een poging om het onderscheid te rechtvaardigen: ‘Een vertaler die in opdracht vrijwel letterlijk kan en moet vertalen, en dus een betrekkelijk gering eigen karakter aan de vertaling kan geven, zal vaak contractueel niet op dezelfde [sic] als de auteur of de literair vertaler worden behandeld.’ Maar in de tweede druk (2015) ontbreekt deze passage; zou Frequin zelf ook hebben beseft dat zijn argument onhoudbaar is, omdat vertalers van ‘lagere’ (en slechter betaalde) genres juist veel vrijer vertalen om hun lezers tegemoet te komen?
Er staat ons nog veel te doen. Overheid: richt uw aandacht (en financiële middelen) op álle cultureel waardevolle vertalingen, niet alleen op bellettrie. Uitgevers: respecteer de uitgangspunten van het auteursrecht, óók voor niet-literaire vertalingen. Vertalers: durf uit te komen voor jullie auteurschap.
Martin de Haan, de vaste vertaler van Michel Houellebecq en Milan Kundera. Beeld A.O

Geen opmerkingen:

Een reactie posten