zondag 22 januari 2023

Deze roman maakt de verterende keuze tussen kunst en kind van Sylvia Plath invoelbaar

 Schrijverschap Een verterende keuze voor een schrijfster: het moederschap of de literatuur. , auteur van een roman over dit thema én gefascineerd door Sylvia Plath, bespreekt Euforie van de Zweedse schrijfster Elin Cullhed. Daarin worstelt Plath als fictief personage met diezelfde keuze.


Sylvia Plath
Sylvia Plath Foto Granger/F1online

De huid van je kinderen, de tijd om te zien hoe alles verandert en vergeven wordt, seks, zoon Nicholas, dochter Frieda, de zee en de stenen en Ted Hughes de loef afsteken.

Met deze ‘zeven redenen om niet te sterven’ opent Euforie van de Zweedse schrijfster Elin Cullhed (1983) en dat is veelzeggend.

In deze krachtige roman waarin Sylvia Plath (1932-1963) als fictief personage en verteller wordt opgevoerd, was het precies de bedoeling om het leven van deze geniale en gecompliceerde dichter invoelbaar te maken, in tegenstelling tot haar beroemde dood door zelfmoord.

De vrijheid die Cullhed zich permitteert is groot. Ze stelt nadrukkelijk dat de roman niet als een biografie te lezen is. Dit verhaal is het bezinksel van een persoonlijke obsessie, voortgekomen uit identificatie met Plath: de immense worsteling van de vrouw die trouwt, kinderen krijgt en probeert te blijven schrijven. Om Plath recht te doen, heeft Cullhed zich laten inspireren door haar teksten en brieven.

Het verhaal beslaat de laatste vijftien maanden van Sylvia Plath: ze woont met opkomend dichter Ted Hughes in een oude pastorie in een tochtig Engelse dorpje in Devon. Dochter Frieda is twee, zoon Nicholas is op komst. Het gezin moet nog aarden in het dorp en de grote tuin rondom het huis bedwingen. De frustratie toont zich al snel in de schurende overpeinzing: wat als het gezin niet dienstbaar is aan het schrijven? De praktijk van het zorg dragen transformeert ruimte in een geroutineerde leegte, ‘het zoete zinloze’, waarin literatuur moeizaam ontstaat.

In zinderende scènes schetst Cullhed het schrijven als een ruimte waarvoor je moet vechten. Ze toont dat bepaalde structuren in de zorg voor kinderen sterker lijken dan de ouders zelf en dat in het gezin een isolement voor de vrouw dreigt: de vader zou zich makkelijker kunnen opsplitsen, wellicht ingegeven door de drukkende verbintenis die de moeder met haar kind kan hebben, door het dragen, baren en voeden. Hughes lijkt zich het schrijverschap gemakkelijker toe te eigenen, waardoor het meer bestaansrecht krijgt. Het zijn de momenten waarin hij verzaakt haar te zien en aan te spreken als zijn gelijkwaardige: echtgenoot, ouder en óók schrijver: ‘Ik wilde net als Ted ook naar de zolder gaan en belangrijk zijn, maar ik wist dat iemand hier moest liggen om eindeloos te zijn voor haar kind.’

Uit deze fundamenteel scheve neiging groeit een zeer wezenlijke en lastige verhouding tot het moederschap. Het zijn twee tegenstrijdige verhalen die samen toch één waarheid vormen. Deze ambivalentie maakt de roman sterk, bijvoorbeeld in scènes waarin Sylvia naar haar kinderen kijkt met een allesoverheersende liefde en vertedering en doorvoelt dat daar nooit een roman tegenop kan. Tegelijkertijd weet ze: ‘[..] dat een vrouw nooit kon groeien op het moment dat ze moeder werd: want dan stelde ze zich ter beschikking aan het universum, dan werd ze alles, nooit meer zichzelf.’

Egoïstische honger

Dat hier een schrijverschap bevochten moet worden, maakt het nog ingewikkelder. Schrijven is een grillig en onzichtbaar proces, dat veel overpeinzing vergt. Er is heel wat scepticisme te overwinnen als je je onttrekt aan een druk gezinsleven om een paar uur boven rustig na te denken. Het vraagt veel geduld en vertrouwen in een langdurige belofte: het is er nu nog niet, maar er komt iets aan. Het is bovendien onzeker en in grote mate zelfopgelegd. Dat maakt dat het een zware strijd is die geleverd moet worden tegen directe en concrete taken, de werkagenda van de partner of onverwachts zorg dragen voor een ziek kind.

Maar de strijd die je in jezelf moet leveren is misschien nog wel zwaarder: om die belofte dat er iets komt zelf serieus te nemen en er ruimte voor af te dwingen, om de gevoelde urgentie niet weg te redeneren en na afloop de uren die in afzondering zijn doorgebracht ten koste van iets anders op waarde te blijven schatten. Dat schrijven kan voelen als een egoïstische honger, wordt in Euforie op een empathische manier belicht.

Bovendien maakt Cullhed zichtbaar hoe het moederschap Plaths schrijven óók voedt. Het is een rijk thema, een van de weinige waarvan ik meen dat eigen ervaring een essentiële toevoeging is aan schrijven over een onderwerp. Naast een kind wordt er een nieuwe versie van jezelf en daarmee ook een nieuwe schrijfster geboren. Het kan de nodige moeite kosten om de twee te verenigen.

Kraamtijd

In mijn roman Kleine haperende vluchten onderzocht ik ook het gelijktijdige bestaan van driften die heel fysiek en pragmatisch zijn (zoals het ouderschap) en de drift om iets eigenhandig en creatief vorm te geven (zoals het werk van een schrijver of architect). Hoofdpersonage Julia verdwijnt kort na de geboorte van haar dochter. Het verhaal wordt verteld vanuit haar partner, een architect. Hij herinnert zich momenten waarin zij verwoed schrijft en dan weer alles verwijdert. Ze overpeinst op een zeker moment om zich aan poëzie te wijden. In mijn roman heeft Julia zelf geen stem, behalve in een gedicht dat hij vindt. Hierin schrijft ze over de fragiele versie die er van haar overblijft tijdens de kraamtijd, hoe onwennigheid, ongeloof, zorgen en een constante waakzaamheid haar overwoekeren. In dit enige bewijs van haar schrijverschap, schrijft ze over het moederschap. Als moeder heeft ze een stem gevonden.

Dat iets wat pijn doet ook vruchtbaar is, kan de scherpe randen eraf halen.

Kastijden van de schrijversziel

In alle eenzame frustratie houdt Plath bij Cullhed vast aan één gedachte die troost biedt: ‘Het is mijn wapen, zo zal ik deze dagen doorstaan: ik zal erover schrijven.’ Aan alle somberte kent ze een noodlottige functie toe, namelijk het kastijden van de schrijversziel.

Zo wordt de toch al verweerde ziel van Sylvia verscheurd door tegenstrijdigheden. Als ze thuis is, wil ze weg. Is ze weg, dan wil ze naar huis om te schrijven. Ze wil er zijn voor anderen, maar als ze dat doet, komt de onweerstaanbare drang weer op om naar binnen te trekken. In het woord ‘euforie’ zit een knellende kracht waarin het lichte en het donkere zich verenigen: ze móét creëren, ondanks de immense kwetsbaarheid die het veroorzaakt. Er is een leegte die gevuld moet, ‘een uitgehongerd gat dat afwijzingen vrát’. Om alles wie ze is, moeder, dochter, echtgenote en schrijfster, wil ze zich te pletter geliefd voelen.

Het verhaal wordt gestuwd door gedachtestromen waarin opsommingen geregeld doorratelen en er soms voor interpunctie geen tijd is. De voortdurende kenteringen in wat ze voelt en hoe ze situaties interpreteert, worden door de schijnbaar ongefilterde stijl invoelbaar. Het is een intens heen-en-weergeslinger tussen hoop en wanhoop. De gedachten bereiken een hoogtepunt in kapitalen en exclamaties.

De zintuiglijke en aardse taal geven een rauwe rand aan haar waarnemingen. Seks heeft meer dan eens een verwoestende werking, ‘Mijn man neukt de angst uit me’ en de drang om te schrijven is dierlijk, een wolf. Iets is rauw of verbrand, zwart of wit, alles in contrasten, zoals ze stelt: ‘Zo ging het in mijn leven: doodgaan en weer opstaan’. De taal is soms direct en plat, vulgair wellicht, maar passend bij de kordate stem van de verteller.

Ondertussen blijft Sylvia vreselijk opgewekte brieven naar haar moeder Aurelia in Amerika sturen. Ze vindt kortstondig rust in dit schrijven, omdat ze in deze brieven ‘het leven kan kneden’. Dat ze enkele seconden erna het liefst wil verdwijnen, is geen uitzondering. Momenten van geluk veranderen snel weer in angst voor alles, ‘[dat je] elke dag kan sterven aan claustrofobisch toeval’. Dit maakt deze roman op zijn minst intens.

Als een van de grote angsten werkelijkheid wordt; wanneer Sylvia ervan overtuigd is dat Ted een affaire heeft en de betreffende vrouw aan de telefoon hangt, klinkt het in haar gedachten: ‘1. IK HAAT HEM NET ZO HEVIG ALS IK OOIT VAN HEM HIELD. 2. IK ZAL HIEROVER SCHRIJVEN.’ Het verhaal eindigt in London, voor een nog onzekere verhuizing, in een logeerbed bij de oppas van haar kinderen. Ze neemt zich voor om, ter vermaak, een lijstje te maken met redenen om niet te sterven. Zo is het verhaal rond en is Sylvia Plath als personage een eeuwig leven toebedeeld.

De roman gaat over Plath, maar ontstijgt haar particuliere geschiedenis ook. In Euforie toont Cullhed, zelf jonge moeder en schrijfster, de enorme kwetsbaarheid van het moederschap. Ze durft te stellen dat moeder worden een soort van sterven is, omdat het ‘origineel’ wordt overschreven door een andere versie. Geen wonder dat het leven en werk van Sylvia Plath haar zoveel houvast bood. Plath schreef in het gedicht ‘Three woman’ over de komst van een kind: ‘There is no miracle more cruel than this’. Over het moederschap stelde ze ook: ‘It is a terrible thing to be so open. It is as if your heart put on a face and walked into the world.’ Omdat autobiografisch proza plat en saai werd, nam Cullhed dankbaar Sylvia Plath aan de arm.

Naast de sterke verbintenis met een bondgenoot, wilde Cullhed iets rechtzetten. De naam Sylvia Plath roept nog altijd de scherpe associatie met haar dood op – een werking die geenszins vergelijkbaar is met allerlei mannelijke auteurs die zelfmoord pleegden, waarvan de focus op hun werk is blijven liggen. Het was Cullheds bedoeling om Plath tot leven te wekken als de bijzondere vrouw, de moeder en de schrijver die ze was. Zoals het eenzijdige verhaal van het fantastische ouderschap een leugen is, zo is het verhaal van haar dood eveneens te eenzijdig.

Reportage Natuurcursus

 

Wortel van de paardenbloem, gesneden katjes en dovenetel: wilde planten smaken als oervoeding

Leah Groeneweg en Tim Horneman verwerken eetbare wilde planten in maaltijden, ook in de winter.Beeld Kees van de Veen

In de winter denken we niet meteen aan wildplukken en eten uit de natuur, maar het kan. Juist wortels bevatten nu veel voedingsstoffen. Leah Groeneweg en Tim Horneman verzorgen jaaropleidingen eetbare wilde planten.

Louël de Jong

Op een geïmproviseerd tafeltje van twee houten kratten ligt het een en ander uitgestald: takjes van de douglasspar, koekjes gemaakt van havermout en cranberries, en in kommetjes spreads van paardenbloem en van biet met kleine veldkers. Het kampvuur knappert, een pan hangt erboven.

Of we thee willen, gemaakt van douglassparnaalden en gember? Leah Groeneweg schenkt in, partner Tim Horneman gooit een houtje op het vuur. We staan in natuurgebied Hunzedal, ten oosten van de Hondsrug, vlakbij Gieten. Rond dit stukje bos aan de stromende Hunze zijn uitgestrekte weilanden en akkers. “Vroeger was dit veengebied. Vanaf de 17de eeuw werd het afgegraven voor de turfwinning, het veen was hier wel zes meter hoog”, zegt Horneman. Hij werkte als natuurbelevingsgids in verschillende Drentse wetlandgebieden zoals deze, door Leah werd hij enthousiast voor de wereld van de eetbare wilde planten.

Dodelijk giftige taxus

De thee smaakt goed. “De douglasspar, reuzenzilverspar, fijnspar en grove den kun je goed gebruiken om iets van te maken. Wel moet je weten hoe de taxus, ook een naaldboom, eruitziet. Die is dodelijk giftig. Hij groeit veel in tuinen, maar ook in de natuur.” Belangrijk onderscheid is de geur. De taxus mist de frisse citrusgeur die zo kenmerkend is voor de eetbare dennen en sparren.

Recht onder onze voeten blijken allerlei kiemgroenten te groeien. Net ontkiemde zaadjes kleefkruid bijvoorbeeld. “Je weet wel, dat plantje dat vervelende jongens op je jas of in je haar plakten tijdens de avondvierdaagse”, grijnst Horneman. Lekker over een salade. “Alles dat intensief verbouwd wordt gaat ten koste van de aarde, terwijl de natuur zoveel voedzaams te bieden heeft. We zijn het alleen vergeten.”

Romeinse soldaten namen zevenblad mee om te eten, Indianen oogstten lisdodde (de bruine sigaren langs oevers) tijdens de bloei om het stuifmeel te gebruiken als meel, de wortelstokken werden verzameld en gebakken. Brandnetels en knopkruid bevatten veel ijzer. “Superfood is het. Maar wat doen we? We schoffelen of spuiten het weg met gif.”

Leah Groeneweg groeide op in een 'hippiegezin'. Beeld Kees van de Veen
Leah Groeneweg groeide op in een 'hippiegezin'.Beeld Kees van de Veen

Op het groene tapijt onder ons staan ook paardenbloemen. Zonder gele bloemen nog, wel al eetbaar. Het heeft een vrij bittere smaak. “Dat is wel zo, je moet deze eetbare planten wel een beetje leren eten. Bittere stoffen zijn in de loop der tijd uit onze groenten gekweekt, denk maar aan witlof. We zijn het niet meer gewend. Maar bittere stoffen zijn vaak heel gezond, bijvoorbeeld voor je gal. Zelf vind ik het heel lekker, dat bittere, maar voor mensen die het niet gewend zijn doe ik bijvoorbeeld abrikozen erbij door een gerecht”, zegt Groeneweg.

Tijd van wortels

De winter is de tijd van wortels. Energie trekt zich terug in de aarde, daar zitten momenteel de meeste voedingsstoffen. Wortels van de wilde peen, teunisbloem, grote klis en paardenbloem zijn eetbaar. Wilde peen, een witte schermbloemige, groeit gewoon in de berm. Wel een klein worteltje heeft het, je moet er wat voor doen, maar de smaak is intens en kruidig.

“Denk eens aan de gezonde stoffen die je binnenkrijgt. Een wild plantje moet zichzelf tegen van alles beschermen, tegen allerlei weersomstandigheden en vraat van insecten, dus maakt het allerlei afweerstoffen aan. Die zijn ook goed voor ons afweersysteem.”

Groeneweg groeide op in een “hippiegezin”. Brandnetelthee was thuis heel gewoon, er werden madeliefjes en viooltjes gegeten. Haar moeder leerde haar al jong over gezonde voeding en wilde kruiden, haar vader nam haar mee op struintochten door de weilanden.

Als tiener verhuisde ze van het noorden van het land naar Rotterdam, waar ze later aan de rand van de stad anti-kraak woonde in een boerderij met moestuin. Toen ze daar eetbare zevenblad, vogelmuur en brandnetel uit de grond trok om er courgettes en boontjes te planten, ging er een lichtje branden.

Tim Horneman: 'Alles dat intensief verbouwd wordt gaat ten koste van de aarde'. Beeld Kees van de Veen
Tim Horneman: 'Alles dat intensief verbouwd wordt gaat ten koste van de aarde'.Beeld Kees van de Veen

Terug in Drenthe stopte ze met haar baan in de zorg om zich verder te verdiepen in eetbare wilde planten en een eigen bedrijfje te starten met de naam In het wilde weg, voor cursussen en workshops. Leven en lesgeven draaien nu om eetbare wilde planten, liefde voor de natuur en gezond en smaakvol koken.

Er zijn cursisten waarvan de partner het gras niet meer mag maaien omdat die hondsdraf zo lekker blijkt. Een andere cursist had net alle look-zonder-look onder de heg als onkruid weggetrokken, een plantje dat smaakt naar bieslook en het oranjetipje (een vlinder) aantrekt. Nu heeft ze het juist uitgezaaid.

Do’s en dont’s

Er zijn een aantal do’s en dont’s. Het belangrijkste: weet wat je doet. Sommige plantjes zijn bijzonder giftig - dolle kervel bijvoorbeeld, met fijne witte schermbloemen. Die lijkt op de dodelijk giftige gevlekte scheerling, bekend als het plantje waarvan een extract in de gifbeker zat waaruit filosoof Socrates moest drinken. Beide kun je in het Hollandse landschap tegenkomen.

Feitenkennis is dus noodzakelijk, maar het gaat ook om ervarend leren: herkennen, plukken, graven, ruiken, voelen. En opletten wáár je plukt: niet langs een populaire hondenuitlaatplek of akkers die bespoten worden met onkruidbestrijders. “Pluk ook met respect. We zijn met miljoenen Nederlanders, bovendien is het ook voedsel voor dieren. In het verlengde hiervan: maak van je tuin een wilde tuin. Of zet iets op poten met de buurt. Belangrijk daarbij is te kiezen voor wilde zaden die van origine in de omgeving voorkomen. Die planten groeien het beste en zijn goed voor de insecten die juist daar leven.”

Ja hoor, het tweetal doet ook boodschappen bij de biologische winkel en supermarkt. De plantjes, bessen, bloemen, paddenstoelen, vruchten en wortels uit de natuur zijn een aanvulling daarop. Van de wilde oogst worden spreads en salades gemaakt, of het wordt verwerkt in soepen, koekjes en meel. Gebruikt als ingrediënt dus, niet als hoofdmaal. “Zo pimp je je voedsel. Een wilde oogst bevat optimale voedingsstoffen want het is nú de tijd voor die plantjes om te groeien.”

Dippen in warme chocolade

Rond het bosje aan de zacht stromende Hunze groeit van alles. We lopen door nat gras, langs dor riet. Zien kleefkruid en bruine, afgestorven resten van grote brandnetels. “Het is goed ook de afgestorven planten te kunnen herkennen, zo weet je waar de jonge scheuten opkomen.”

Erachter staat een hazelaar vol lange, gele katjes. Groeneweg, met rieten mand in de hand die ze al heeft sinds haar kindertijd, plukt er wat: “Deze katjes kun je thuis dippen in warme chocolade, laten stollen op bakpapier en dan eten. Ook kun je ze fijnsnijden en als topping in de soep doen. Ze smaken vrij melig, maar door de chocolade of soep wordt het een ware lekkernij. Daarnaast werken ze vochtafdrijvend.”

Ze plukt witte dovenetel, ook voor in de soep, en ereprijs die volgens haar smaakt naar komkommer maar volgens Tim naar taugé. Terug bij het kampvuur wordt een paardenbloem uitgegraven voor het blad en de wortel. Door wildplukken raak je meer betrokken bij de natuur.

Hun cursisten zijn jong en oud en hebben verschillende achtergronden, maar er is een gemene deler: ze voelen steeds meer verbinding met de natuur. Horneman: “Als we op zoek gaan naar planten, gebeurt er iets bijzonders. We zien ook dierensporen, poepjes en schimmels waardoor het een groter verhaal wordt. Je gaat verbindingen zien. Vroeger waren wij mensen ook onderdeel van een stam, een groep, en dat missen we. Wij gaan tegenwoordig vooral voor onszelf, terwijl in de natuur juist overal wordt samengewerkt. Daarvan kunnen we leren.” Om dat nog concreter te maken bedacht het duo de nieuwe jaarcursus Being Nature.

Ondertussen snijdt Groeneweg de wortel van de paardenbloem in stukjes en bakt ze boven het vuur. Ze gaan als garnering op de soep, samen met de gesneden katjes van de hazelaar en dovenetel. Het is soms wennen, die nieuwe smaken. Of oude smaken liever, want dit is oervoeding.

Waar te beginnen? “Met brandnetel, paardenbloem en zevenblad. Als je die drie kent, kun je het hele jaar plukken en eten.”

Lees ook:

Column van Loethe Olthuis:

Zo zorg je voor een eetbare tuin, met een lekker hapje voor mens, bij en vlinder.


 Compassion in World Farming

 

Stop de kooien

 
Kip in de wei
 

Beste Brigitte,

Kippen horen niet in kooien, maar verdienen een goed leven met alle ruimte om zichzelf te zijn. Met deze boodschap overhandigden wij jullie handtekeningen voor een verbod op kippenkooien aan Tweede Kamerleden. Ruim 35.000 mensen zetten hun handtekening. Alle ondertekenaars, heel hartelijk dank!

 
Overhandiging kooikippen petitie
 

Veel mensen denken dat kippenkooien allang verboden zijn, maar nog altijd slijten 3,5 miljoen kippen hun trieste levens achter tralies in de Nederlandse eierindustrie. Ze komen nooit buiten en zitten dicht op elkaar gepropt met ieder minder dan anderhalf A4-tje aan ruimte.

Twee jaar geleden stemde de Tweede Kamer in met een motie voor een einde aan de kippenkooien, maar sindsdien heeft de regering nog niets gedaan. Wij blijven druk opvoeren om ervoor te zorgen dat het verbod er daadwerkelijk komt.

 

Samen voor een einde aan kooien

 
Stop de kooien viering Brussel
 

Herinner je het je nog? Ruim een miljoen Europeanen kwamen in actie en tekenden ons Europees burgerinitiatief, waarop de Europese Commissie wetten beloofde om een einde te maken aan alle kooien in de veehouderij. Een historisch moment!

Zoals je weet, gaan veranderingen stap voor stap en zijn de kooien helaas niet in een dag verdwenen. Bovendien doet de lobby van de vee-industrie er alles aan om een verbod tegen te werken.

Daarom gaan we met de steun van supporters zoals jij op volle kracht door met onze campagne en zetten we belangrijke stappen. Vaak is dat achter de schermen. Om je op de hoogte brengen, hebben we een overzicht van het laatste nieuws over kooien voor je gemaakt.

 

Teken voor de moedervarkens

 
Ongelukkig varken met biggen in kooi
 

Moedervarkens staan een groot deel van hun leven opgesloten tussen stalen stangen. Ze bevallen in een kooi waar ze amper voor hun kleintjes kunnen zorgen. In Nederland gaat het om bijna 1 miljoen moedervarkens.

In verschillende Europese landen zijn deze kraamkooien inmiddels verboden. Een Nederlands verbod is niet alleen belangrijk voor de moedervarkens in Nederland, maar kan nu ook belangrijke invloed hebben op de rest van Europa.

Help daarom mee en teken onze petitie voor een verbod op kooien voor moedervarkens.

 

Hartelijk dank voor jouw steun.

Met vriendelijke groet,

Annemarie Brijder

Annemarie Brijder
Campaigner

 

Foto van politie die op potestanten afloopt
 
 
 
 

Steun onze strijd tegen onrecht!

facebook instagram twitter youtube linkedin
Keizersgracht 177
1016 DR Amsterdam
IBAN: NL45 TRIO 0198 10000
Copyright © 2022. Amnesty
Problemen met het bekijken van de mail?
Bekijk online
Niet meer ontvangen?
Afmelden

foto: Niels Snoek

woensdag 18 januari 2023

 Compassion in World Farming

 

Gelukkig nieuwjaar!

 
Koe met kalf in de sneeuw
 

Beste Brigitte,

Namens het hele team van CIWF Nederland, een prachtig 2023! Samen met jou hebben we het afgelopen jaar belangrijke stappen kunnen zetten voor de dieren. En ook in het nieuwe jaar gaan we samen de strijd aan voor een beter leven voor de miljoenen dieren in de vee-industrie. Want elke kip, koe, varken, konijn en vis verdient een goed leven en alle ruimte om zichzelf te zijn.

Heb jij onze video met alle hoogtepunten van 2022 al gezien? Bekijk ‘m hier.

 
Videostill hoogtepunten 2022
 

Hartelijk dank voor jouw steun in 2022. Samen maken we van 2023 ook een succesvol jaar voor de dieren!

Met vriendelijke groet,

Het team van CIWF Nederland

 

Deze nieuwsbrief is gestuurd naar brigitte.flint@gmail.com door
© Stichting Compassion in World Farming Nederland

Kvk: 10044931