zondag 30 december 2018

Voor Jan Terlouw wordt het mysterie steeds mooier

Cultuur
Arjan Visser
De Tien Geboden
Arjan Visser interviewt iedere twee weken iemand aan de hand van de Tien Geboden. Deze week spreekt hij natuurkundige, schrijver en politicus Jan Terlouw (Kamperveen, 1931). 

Van 1971 tot 1982 was Terlouw voor D66 actief in politiek Den Haag. Hij begon in 1970 met het schrijven van jeugdboeken. In 1972 verscheen ‘Oorlogswinter’, een bestseller die net als ‘Briefgeheim’ en ‘Koning van Katoren’ werd verfilmd. Dit jaar debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Gedichte gedachten’.

I - Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

“Ik was een logisch jongetje. Als een verhaal niet logisch was, had ik daar een probleem mee. ‘God is oneindig liefdevol’, zei mijn vader. Oneindig liefdevol? Het was oorlog, er vielen doden, er heerste honger – waar was dan die liefdevolle God? ‘Dat zijn moeilijke vragen’, antwoordde mijn vader, ‘vragen waar ik zelf ook mee zit.’ Hij was een Gereformeerde Bondsdominee, streng in de leer, maar hij stond alle vragen toe. Hij zag hoe ik langzaam maar zeker een agnost werd. Ik denk dat het agnosticisme voor hem beter te verdragen was dan het atheïsme; ik wees God in ieder geval niet helemaal af.
“Ik zei dat ik niets zeker wist. Mijn moeder – die zeer gelovig was – had grotere problemen met mijn opvattingen. Het maakte haar verdrietig dat ik ‘verbinding en troost’ miste. En ik probeerde haar duidelijk te maken hoe prettig ik het juist vond om niet te hoeven geloven wat ik niet kon weten. Het heeft nooit een verwijdering tussen ons gegeven, maar op een dag zei ze wel, enigszins berustend: ‘Als ik niet meer met jou over God kan praten, kan ik altijd nog met God over jou praten.’”

II - Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is

“De meester op de lagere school leerde ons dat vooral de katholieken zich bezondigden aan dit gebod. Hun kerken stonden vol gesneden beelden – dat mocht helemaal niet van God. Katholieken, dat waren enge, slechte mensen. Ik kan me nog goed herinneren hoe zeer ik schrok toen ik als klein jongetje, op weg naar het huis van mijn grootouders in Utrecht, een katholieke kerk passeerde en iemand naar buiten zag komen... daar heb je er één, die gaat mij nu vast verdoemen! Dus nee, afgoderij, daar deden wij niet aan. Zoiets hoorde bij de hele foute mensen onder ons. Misschien dat ik daardoor ook nooit aan dweepzucht heb geleden. Ik heb respect voor sommige mensen, heb veel van anderen geleerd, maar iemand op een voetstuk zetten? Dat zult u mij niet snel zien doen.”

III - Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

“Ik vind het onbeschaafd, maar het staat u natuurlijk vrij om gvd te roepen of, om het wat breder te trekken, een spotprent van de profeet Mohammed te maken. Punt is: ik geloof niet dat het effectief is. Ik denk dat standpunten zich alleen maar verharden als je anderen willens en wetens gaat kwetsen.
“Ik begrijp wel waarom de islam, met al die terroristische aanslagen wereldwijd, voor onrust zorgt en ik vind ook dat je orthodox-gelovigen die zich, bij wijze van spreken, melden aan onze grens duidelijk moet vertellen hoe het er hier aan toe gaat. Luister goed, je bent vervolgd en we willen je helpen, maar in Nederland worden homoseksuelen niet verdrukt en vrouwen slaan is uit den boze. Wil je je daar aan houden of niet? Nee? Sorry, dan is hier geen plaats voor je. Onze wetgeving gaat namelijk boven jouw godsdienst. Aanvaard dat, en je bent welkom. 
“Laten we wel wezen: links Nederland is jarenlang slap geweest. Oh, we hebben zoveel respect voor jouw religieuze overtuiging en voor jouw cultuur! Ja, prachtig, maar daardoor zitten we nu wel met heel wat vreemdelingenhaat, zijn we op het gebied van de integratie tekortgeschoten en kon een club zoals DENK ontstaan; een politieke beweging die nota bene haar oren laat hangen naar Erdogan, de Turkse dictator – let op: de leider van een ánder land. Hoe dan ook, ik vind dat we onze, in honderden jaren bevochten, democratische rechtsstaat wel iets beter hadden mogen – of in ieder geval voortaan zullen moeten – verdedigen.”

IV - Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

“Een dagje rust per week is niet gek en ik heb ’s zondags heus wel eens iets minder te doen maar... ja, moet u eens horen: als je vijftig jaar hard hebt gewerkt en je kúnt het nog, dan ga je daar toch niet ineens mee ophouden? Use it or lose it. Er zijn achter de geraniums al veel mensen doodgegaan. Bovendien heb ik een groot besef van verantwoordelijkheid. Ik heb de oorlog meegemaakt, de vrede en de wederopbouw. Ik heb natuurkunde gestudeerd aan een prachtige universiteit, elf jaar in het buitenland gewoond – en daarvandaan goed naar Nederland kunnen kijken –, ik heb in de Haagse politiek gezeten, zo’n beetje iedereen leren kennen die daar rondloopt én ik ben ook nog eens een gewaardeerd schrijver geworden... Als je dát nou allemaal hebt gekregen, dan moet je daar toch ook iets mee doen?”

V - Eer uw vader en uw moeder

“Tijdens de laatste oorlogswinter trokken al die arme hongerlijders over de Zuiderzeestraatweg door Wezep. Na spertijd, in het aardedonker, bezocht mijn vader hen in het verenigingsgebouwtje voor een bemoedigend woord. Ik ging met hem mee, gebruikte mijn knijpkat – woesj, woesj! – om de weg te vinden. Ik zie het allemaal nog voor me: die uitgeputte, vaak oudere mensen in het ritselende stro, iemand met een EHBO-kist die bij kaarslicht blaren zit door te prikken, mijn vader die voorleest uit een bijbeltje, maar vooral: hoe iedereen hem nog even wil aanraken, hoe ze zijn dikke winterjas even willen aaien in het voorbijgaan. Dat emotioneerde mij ... en dat doet het me weer, nu ik het u vertel. Ik dacht er aan hoe die arme mensen de volgende ochtend op pad zouden gaan, hoe ze met hun karretje de IJsselbrug over moesten zien te komen, terwijl ik gewoon weer met mijn vader meeging. Terug naar huis. Ik denk vaak aan mijn ouders. Misschien wel meer dan ooit. Ik heb een zeer goede band met hen gehad, ook al bleef er altijd een zekere afstand tussen ons bestaan. Mijn vader kwam uit zwaar christelijke kringen, wist zich enigszins te bevrijden maar bleef toch zeer religieus, een echte dominee, terwijl ik een bètawetenschapper werd.
© Mark Kohn
“We voerden goede, eerlijke discussies hoor – het is echt zijn verdienste dat ik geen vijandschap jegens de kerk heb ontwikkeld –, maar mijn logische benaderingen lagen hem niet zo. We waren gewoon te verschillend. Tussen mijn moeder en mij bestond absolute, onvoorwaardelijke liefde, maar knuffelen – zoals ik later met mijn eigen kinderen zou doen – daar deed ze niet aan. Bij moeder op schoot? Zoiets was in het milieu waar zij vandaan kwam niet gebruikelijk. Dat heb ik altijd een beetje jammer gevonden; ik had wel iets vaker door haar geknuffeld willen worden. Ik was erbij toen mijn moeder overleed. Ik hield haar hand vast, had mijn vinger aan haar pols. Mijn vader is heel plotseling gestorven. Ik was op een zondag met mijn dochter Sanne bij hem op bezoek. Zij vroeg hem iets over een Grieks spreekwoord. Hij zei: ‘Dat heb ik nu even niet paraat, maar ik zal het morgen voor je opzoeken.’ De volgende ochtend is hij naar boven gelopen, naar zijn werkkamer, heeft het antwoord opgezocht, kwam terug, ging zitten en stierf. Ja...
“Weet u, als natuurkundige wilde ik steeds dichter bij de waarheid komen, maar zodra iets me duidelijk werd, voelde ik ook een zekere teleurstelling omdat daarmee tegelijkertijd een deel van het mysterie was verdwenen. Ik ben in de loop van mijn leven het mysterie steeds mooier gaan vinden. En de grote vragen zijn eenvoudigweg niet te beantwoorden. Wat is de zin van ons bestaan? Waar komen we vandaan? Is er leven na de dood? We weten het niet. Ik heb geen zin om tijd te besteden aan zaken die ik toch nooit zal begrijpen. Wilt u nog een koekje?”

VI - Gij zult niet doodslaan

“Als je partner is weggevallen, als de kinderen zelfstandig zijn of in het buitenland wonen, als je het gevoel hebt dat je weinig meer bijdraagt, niet ziek bent maar toch, als de kracht je ontbreekt om nog verder te gaan – ja, dan mag je er een einde aan laten maken. Vind ik wel. Ook al zal ik zelf van die mogelijkheid waarschijnlijk geen gebruik maken. Je zult mij niet gauw horen zeggen: doet u mij volgende week dinsdag om half vier maar een spuitje. Ik zou stoppen met eten, versterven, of – als ik veel pijn had – vragen de dosis morfine te verhogen. Aan het eind van mijn vrouws leven hebben we, in overleg met de artsen, ook gezegd: stop maar met beademen...
“Voor mij is haar dood, nu een jaar en drie maanden geleden, geen reden om er óók mee op te houden, maar ik moet u eerlijk zeggen: de vreugde is er wel een beetje af. Mijn leven heeft aan betekenis verloren en ik kan niet helemaal verklaren hoe dat komt, want de dingen die ik deed, deed ik beslist niet allemaal voor haar. Ik schreef niet alleen voor háár, ik trad niet op voor háár... Het heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat ik het niet meer kan delen. Ja, met mijn kinderen, een beetje, natuurlijk, maar dat is toch anders. Alexandra en ik waren meer dan zestig jaar getrouwd; wij waren helemaal met elkaar vergroeid. Ik kan het leven nog heel goed aan hoor – ik ben een flinke jongen, probeer ik tegen mezelf te zeggen –, maar het is gewoon allemaal wat zwaarder nu, zonder haar.”

VII -  Gij zult niet echtbreken

“Ze was heel nauw betrokken, bij alles wat ik deed. Ze heeft in mijn politieke jaren nooit gezegd: je bent te veel weg, of zo, nee, politiek is belangrijk, dat begreep ze als geen ander. Ze heeft er op aangedrongen dat ik zou schrijven, heeft al mijn boeken geredigeerd. Ze ging vaak mee naar toespraken en als we dan terugreden naar huis vertelde ze de eerste tien minuten hoe geweldig ik was geweest om daarna, voorzichtig, te zeggen dat er ‘misschien toch héél kleine dingetjes ietsje anders zouden kunnen’. We hebben, zoals de meeste mensen, ook wel eens spanningen gehad, maar we zijn in de loop der jaren vooral ontzettend naar elkaar toegegroeid. Hoe langer je samen bent, hoe meer je dezelfde dingen mooi gaat vinden. Het is absoluut een feit dat je als politicus in een glazen huis woont en dus ook je huwelijk nauwlettend in de gaten wordt gehouden. In mijn Haagse tijd zaten er wel eens mensen van Story bij een lezing. Dat was beslist niet voor de politieke boodschap. Dan kwam de publieke voorlichter naar me toe en zei: ‘Kijk uit, je broer zit naast Alexandra en er loopt hier weer iemand van de roddelbladen rond.’ Tegenwoordig bemoeit zelfs de serieuze journalistiek zich met het privéleven van politici. Alle kranten hebben vorig jaar geschreven over de relatieproblemen van Alexander Pechtold. Schandelijk. Dat zijn natuurlijk onderwerpen die helemaal niet in de politieke arena thuishoren.”

VIII - Gij zult niet stelen

“Rijken worden rijker, armen worden armer; het kapitaal neemt de macht over van de politiek. Ons systeem maakt diefstal mogelijk. Vorig jaar zijn we 700 miljard euro rijker geworden. 80 procent van dat bedrag is bij 1 procent van de bevolking terechtgekomen. En dat zal volgend jaar weer gebeuren. Economie en werkgelegenheid zijn heilig. Neem Mark Rutte, met zijn dividendbelasting. Ik ben ervan overtuigd... nee, laat ik zeggen: ik acht het goed mogelijk dat hij echt gelooft dat het beter is voor Nederland om die grote bedrijven hier te houden en dus de dividendbelasting af te schaffen, maar als 89 procent van de Nederlanders, inclusief een groot deel van het bedrijfsleven, er op tegen is, dan komt er toch een moment waarop je moet zeggen: ‘Jongens, ik begrijp het. Ik ben voor, maar jullie niet. Ik trek mijn plan in.’ Zo werkt de democratie. Maar nee. Hij luisterde niet naar de bevolking. Pas toen Unilever zei: ‘We blijven toch maar in Londen’, kwam Rutte in actie.
“Ander voorbeeld: Lelystad Airport moet uitbreiden. Goed voor 100 of 200 arbeidsplaatsen. Maar hoe zit het met de 100.000 mensen die er last van krijgen? Om nog maar te zwijgen over het milieu: hoezo 40.000 meer vluchten van en naar Schiphol? Mijn hemel! We moeten juist minder vliegen! Wanneer zien politici in dat er iets moet veranderen in onze manier van denken? Sybrand Buma moet, als christen, het begrip rentmeesterschap kennen als geen ander. En toch lijkt hij meer waarde te hechten aan economische winsten dan aan het principe dat we de aarde niet slechter mogen achterlaten dan we hem hebben aangetroffen.”

IX - Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

“Daar ging mijn ‘Touwtje uit de brievenbus’-pleidooi bij ‘De Wereld Draait Door’ (uitgezonden op 30 november 2016, AV) over: er is een enorme terugloop van vertrouwen. Onze samenleving werkt niet zonder vertrouwen. Durf je je kind naar school te sturen als je de leraar niet vertrouwt? Durf je je te laten opereren? En u, durft u mijn thee wel te drinken? Het touwtje was een metafoor, natuurlijk. En ik ben echt niet van de school die zegt dat vroeger alles beter was. Sterker nog: het gaat op veel gebieden beter dan ooit. We weten hoe je epidemieën moet bestrijden, de kans dat je door geweld om het leven komt is kleiner geworden, de slavernij is afgeschaft, de rechten van vrouwen zijn verbeterd enzovoort. Maar er zijn een paar grote kwesties – de klimaatverandering, de macht en de invloed van schurken zoals Donald Trump, het gebrek aan vertrouwen onder de mensen – die mij grote zorgen baren. Vergis u niet: ik vind mezelf een optimist, ook al zijn mijn analyses vaak behoorlijk pessimistisch. Wat ik steeds probeer te doen is te proberen een balans te vinden tussen de analyse en mijn aard.”

X - Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

“Het zou zeer ondankbaar zijn als ik nu nog iets begeerde. Ik heb toch alles? Ik ben een zondagskind. Ik heb een prachtig leven gehad.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten