vrijdag 19 mei 2017

‘De Romeinen waren bluffers’



Adrian Goldsworthy De Romeinen bestuurden hun duizendjarige Rijk met heel weinig ambtenaren. In zijn nieuwe boek legt deze Britse historicus uit hoe dat mogelijk was. ‘Het Romeinse rijk bemoeide zich niet met je persoonlijke leven.’

Een uiterst geoefend historicus is de Brit Adrian Goldsworthy. Gek op Romeinse geschiedenis, heeft hij een bijzondere carrière: niet verbonden aan een universiteit, maar wel een autoriteit op het gebied van de Oudheid. Goldsworthy (1969) promoveerde ooit in Oxford op een studie van het Romeinse leger. Toen die goed verkocht liet hij de universiteit achter zich om full time te gaan schrijven. Hij publiceerde boeken over de Romeinse geschiedenis in brede zin: over de Punische oorlogen, de burgeroorlog tussen Caesar en Pompeius en het einde van het Romeinse Rijk. Ook schreef hij biografieën van Caesar, Marcus Antonius en Cleopatra en Augustus.
En nu is hij in Amsterdam om zijn nieuwste boek te presenteren: Pax Romana. Oorlog en vrede in de Romeinse tijd. . Het gaat over de beroemde ‘Romeinse Vrede’ in de eerste twee eeuwen van het Rijk tussen de keizers Augustus en Caracalla. In die tijd handhaven de keizers redelijk goed de openbare orde en wordt al te brute machtsuitoefening afgestraft. Ernstige bedreigingen van buitenaf zijn er niet, er is weinig reden tot rebellie, en het centrale bestuur staat open voor invloeden uit de provincies. Iedere provinciaal kan bijvoorbeeld Romeins burger worden, een ongekende situatie voor een wereldrijk, aldus Goldsworthy. Hij schreef er een rijk boek over, met aandacht voor de grote structuren, maar ook met detailverhalen, bijvoorbeeld over hoe een grenspost in Egypte twee dagen lang wordt aangevallen door ‘zestig barbaren’.
In een bewaard gebleven rapport beschrijft een Romeinse cavalerist hoe in maart 118 vanuit het fort Patkoua het handjevol aanwezige Romeinse soldaten moet toezien hoe een vrouw en twee kinderen worden ontvoerd. „Een van die kinderen, of een ander, werd later dood teruggevonden.” De Pax Romana-tijd was zeker niet geweldloos.
Goldsworthy heeft ook net weer een historische roman voltooid, Vindolanda, het eerste van drie delen. „Het is een soort western aan de Romeinse noordgrens in Brittannië”, vertelt hij. „Ik ben opgegroeid met films van John Wayne. Mijn boek gaat over dat ‘grensleven’, maar dan in 98 n.Chr. In zo’n roman vraag ik me af wat die Romeinen de hele dag doen. Een goede mentale oefening voor een historicus! ”
Hoe werkt u? Heeft u assistenten?
„Oh nee, ik heb alleen mezelf. Ik heb wel een handicap: ik kan mijn eigen handschrift niet lezen en moet onthouden waar wat staat. Bij het schrijven ga ik terug voor de details. Voor een boek als Pax Romana doe ik zes maanden algemeen onderzoek en dan werk ik per hoofdstuk, per thema: eerst de research, dan schrijven, enzovoorts. Bijvoorbeeld over het functioneren van dat Romeinse bestuur. Zo weinig ambtenaren, en zo’n langzame communicatie! En toch werkte het. Er zit veel bluf in het systeem. Het Rijk is mede gebaseerd op het feit dat iedereen denkt dat het geen zin heeft om het te bestrijden.
Het Romeinse systeem was ingericht om rovers op de terugweg naar hun thuisbasis te verslaan. Dan zijn ze beladen met buit en traag.
„Een andere vraag is hoeveel verzet er bestond. Opvallend is dat er kort na een verovering vaak onrust heerst, zoals bij de opstand van Vercingetorix in Gallië. Maar nergens zie je langetermijnverzet. Zelfs bij de joden niet: een paar grote opstanden, maar daarna eeuwen waarin niets gebeurt. Het Romeinse Rijk bemoeide zich ook niet met je persoonlijke leven. Dat kon de Romeinen niks schelen, zolang je maar belastingen betaalde en niet voor moeilijkheden zorgde.
„Ik ben heel trots dat ik in een later hoofdstuk vrij diep in ga op raiding: de hardnekkige gewoonte in Europa om op rooftocht te gaan in naburig gebied. Dat was voor veel chiefs en koningen een belangrijke bron van prestige en rijkdom. Terwijl het veel leed veroorzaakte. De Romeinen maakten daar binnen hun provincies hardhandig een einde aan.”
Als die interne oorlogvoering voorkomen wordt, waarom zijn die raids dan zo belangrijk?
„Als je hun populariteit nauwkeurig bekijkt, begrijp je meer van de Romeinse grensverdediging en zie je dat het Romeinse systeem ingericht is om rovers op de terugweg naar hun thuisbasis te verslaan. Dan zijn ze beladen met buit en traag. Ze dan uitroeien is een goede afschrikking voor de thuisblijvers.
Niet zo leuk voor inwoners van het Rijk.
„Soms deed het Romeinse leger er helemaal niks tegen. Het is een balans, je kunt die plunderingen van over de grens niet te ver laten gaan, maar je kunt ook niet alles tegelijk. Hoe actief is de gouverneur? Heeft de keizer interesse?
Waarom was het Keizerrijk dan zo veel gunstiger voor de inwoners van de provincies dan de republiek?
„Daar komt bij dat als de keizer senatoren te rijk laat worden, ze een potentiële rivaal kunnen worden. En het Romeinse patronage-systeem wordt uitgebreid naar de provincies. Daarbij verwachten cliënten bescherming in ruil voor respect en macht. In het keizerrijk worden steeds meer provincialen Romein en steeds meer provinciale aristocraten gaan meedoen in dat systeem. Hun succes om toegang te krijgen tot de keizer wordt steeds groter.”
Simpel gezegd: in het keizerrijk wordt het gemakkelijker om te klagen?
„Ja, in de republiek moest je als onderdrukte provinciebewoner maar hopen dat een senator je aandacht gaf. En dan nog hielp het weinig. Maar onder de keizer zijn de gouverneurs nerveuzer. Ze kunnen zich niet meer alles permitteren, want de kans is dat iemand het aan het keizer zal vertellen. Het is niet perfect, de democratie is helemaal verdwenen, maar voor het rijk als geheel is het waarschijnlijk een vooruitgang. ”
Als wij nu door zo’n Romeinse gouverneur werden geregeerd, zouden we het een ramp vinden, een echte tiran.
„Vast, maar je moet niet vergeten dat de leiders die aan de Romeinen voorafgingen, waarschijnlijk nóg slechter waren. En als het je eigen koning is, kun je bij niemand een klacht indienen. Die eerdere heersers zijn net zo ambitieus, wreed en agressief als de Romeinen, maar minder stabiel en niet zo bureaucratisch. Alleen als er een burgeroorlog of andere wanorde is, duiken ineens oude rivaliteiten weer op. De mensen die je haat, zijn niet de Romeinen, maar je buren! Eeuwenlang! Daarom blijven opstanden meestal lokaal en verspreiden ze zich nooit over een groot gebied.”
Zou u zelf in dat Rijk willen wonen?
„Een van de lessen van de geschiedenis is te laten zien hoeveel geluk wij hebben met ons leven hier en nu: met onze vrijheid, levensstandaard en levensverwachting. Toch meen ik dat de culturele mix van het Romeinse Rijk heel speciaal was. De meest geavanceerde Romeinse technologie is die van het badhuis: helemaal bedoeld om het leven comfortabel te maken! En kijk eens naar het geld dat Romeinen aan theaters en amusement uitgaven! Zoals wij nu veel geld en slimheid investeren in speelgoed, films en games. Hun materiële cultuur was breed verspreid: overal in het Rijk zie je dezelfde objecten, dezelfde haarstijlen, dezelfde type schoenen. Modewisselingen verspreiden zich binnen tien jaar over het hele Rijk, van Egypte tot Brittannië.
De meest geavanceerde Romeinse technologie is die van het badhuis: helemaal bedoeld om het leven comfortabel te maken!
„Heel bijzonder is dat veel van die cultuur niet oer-Romeins is, maar gekopieerd van andere culturen in het Rijk. Het lijkt op de melting pot van de Amerikaanse cultuur, waarin vreemdelingen uit de hele wereld samen iets nieuws maken, terwijl ze ook hun eigen tradities houden. Maar Amerika haalt de mensen naar binnen, terwijl het Romeinse Rijk juist naar buiten gaat. Dat heeft geen enkel rijk ooit gedaan: gebied veroveren en dan die mensen staatsburger maken.”
Hoe kon zoiets moois ooit mis gaan?
„Ik denk dat het rot van binnen was. Vanaf de moord op Caracalla (217) tot aan de val van het Rijk in het westen (476) waren er maar drie periodes van tien jaar of langer zonder burgeroorlog. Het Rijk scheurt zichzelf eeuwenlang aan stukken. Er was een systeem ontstaan waarin een succesvolle Romeinse generaal min of meer verplicht was in opstand te komen. Anders zou hij met familie en al worden vermoord door de keizer, omdat hij een bedreiging voor diens macht vormde. Daardoor kon het Rijk steeds moeilijker met militaire bedreigingen omgaan. Neem de inval van Gothen aan de Donau in 376. Dat was een enorm probleem, maar het is echt niet anders dan wat Caesar met de Helvetiërs te stellen had. Toen kon een provinciale gouverneur het wel afhandelen. Maar met de Gothen was het hele Rijk erbij betrokken.”
Hoe kan dat?
„Uit angst voor rivalen wordt de macht steeds verder opgeknipt. En vanaf de derde eeuw wordt de senaat steeds vaker gepasseerd. Dat is een groep van 600 mannen die de keizer min of meer persoonlijk kent en waaruit hij zijn hoogste militaire en civiele gezagdragers kiest. Maar vanaf de derde eeuw wordt die groep veel groter, met steeds meer equesterianen. Ook de provincies worden opgeknipt, vaak in vieren. En daarin worden ook nog eens de civiele en militaire verantwoordelijkheden gescheiden, met steeds meer bureaucraten en militaire commandanten, en niet meer soldaten. Ieder groot probleem wordt hogerop opgelost: door de keizer. Maar als die elders is, gebeurt er niks. De cultuur wordt steeds argwanender.”
Waarom?
„Ik vermoed dat de we het effect van de grote epidemie aan het eind van de tweede eeuw onderschatten. Die moet enorme chaos veroorzaakt hebben in Europa, net als met de pest in de 14de eeuw.”
Maar dan nog: het Rijk is dan nog 250 jaar in verval. Dat is wel een beetje lang.
„Ja, maar het lijkt dan ook op een bedrijf dat zo groot is dat het door niemand meer bedreigd wordt. Héél inefficiënt, maar het blijft bestaan omdat niemand het omver kan duwen. Dat toont aan hoe ongelofelijk sterk en dominant het was en hoe diep geworteld die cultuur was. Niemand wilde het kwijt.”
Adrian Goldsworthy: Pax Romana. Oorlog en vrede in de Romeinse tijd. Omniboek, 544 blz. € 34,99

Geen opmerkingen:

Een reactie posten