|
|
even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!.... en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
|
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de overzichtstentoonstelling Freedom in het Stedelijk Museum Amsterdam krijgt het werk van Erwin Olaf (1959-2023) alsnog een stempel van eeuwigheidswaarde. Naast de vrolijke, exorbitante foto’s heerst er een sfeer van tristesse bij het einde van zijn onbekommerde levenslust.
is redacteur van de Volkskrant en schrijft over fotografie.
Volop feestelijke beelden in de eerste zalen van de tentoonstelling Freedom in het Stedelijk Museum Amsterdam, en toch overheerst bij dit overzicht met foto’s en video’s van Erwin Olaf (1959-2023) de melancholie. Het is nog maar twee jaar geleden dat de Amsterdamse kunstenaar na een lang aangekondigde en kort uitgestelde dood plotseling overleed.
De rouw bij de samenstellers van Freedom, curator en goede bekende Charl Landvreugd en Olafs studiomanager en steun en toeverlaat Shirley den Hartog oogt nog vers. En naast de vrolijke, exorbitante foto’s dragen ook veel van Olafs op de dood anticiperende beelden bij aan een onomkeerbare sfeer van tristesse.
In een voor museale begrippen razendsnelle exercitie van twee jaar waarin Landvreugd, artistiek en zakelijk erfgenaam Den Hartog en het verweesde team van Studio Erwin Olaf Freedom heeft samengesteld, moet het geregeld hard tegen hard zijn gegaan.
Den Hartog, als geen ander ingewijd in de uitgesproken artistieke koers van Olaf, die de nalatenschap met hand en tand verdedigde. Landvreugd, die met een gezond gebrek aan respect voor heilige huisjes de tentoonstelling naar eigen hand moest zetten. Maar de tegenpolen hebben elkaar, zo blijkt, gevonden.
Lastige vraag vooraf: hoe moest het Stedelijk de blockbuster Erwin Olaf evenaren in het Kunstmuseum en het Fotomuseum in Den Haag, een enorme overzichtstentoonstelling die in 2019 320 duizend bezoekers trok? Was daarmee voorlopig niet alles gezegd over het oeuvre van de kunstenaar die altijd een moeizame verstandhouding tot het Stedelijk heeft onderhouden? Mooi dat dit museum de handschoen heeft opgepakt en Olaf postuum de eer betoont die het hem bij leven tot zijn frustratie altijd heeft onthouden.
Het moet gezegd: Freedom biedt inzicht in de kunstenaar en zijn werk dat ons door de overstelpende veelheid van het Haagse overzicht wat werd ontnomen. Wat het ook geweest mag zijn dat de Amsterdammer geen grote expositie in het Stedelijk was gegund – de opvattingen van de toenmalige curator fotografie, andere artistieke prioriteiten van het museum? – met deze tentoonstelling krijgt Olafs werk alsnog een stempel van eeuwigheidswaarde.
Freedom onderscheidt zich in praktische zin van de Haagse voorloper door (in de eerste zalen) ruime aandacht te schenken aan Olafs vroege fotojournalistieke jaren, en aan zijn laatste jaren (na 2019), tot het allerlaatste ‘zelfportret’ aan toe. Grofweg chronologisch volgt de tentoonstelling de ontwikkeling van de kunstenaar.
Olaf, begin jaren tachtig student op de School voor Journalistiek in Utrecht, maakte zijn eerste professionele werk voor SEK, het blad van het COC, de belangenbehartiger van de lhbt-gemeenschap, en Vrij Nederland. Met zijn zwartwitfoto’s van mannenvriendschappen, de opkomst van aids, protesten tegen aartsconservatieve katholieken, Roze Zaterdagen en andere demonstraties (‘Flikkers tegen kernwapens’) bekent de jonge fotograaf meteen kleur. Als homo en als maatschappelijk betrokken beklimmer van de barricaden. Een strijdvaardigheid die hij nooit zou verliezen.
Spontaan en rumoerig als de stad zijn Olafs straatfoto’s van de eerste jaren, schatplichtig aan Ed van der Elsken, de rebelse naoorlogse grootmeester die hem voorging. Ook voor het links-populaire magazine Nieuwe Revu fotografeerde Olaf, met onder meer een groepsportret dat zijn latere puntgaaf gestileerde werk zou typeren.
In de eerste zalen is er uiteraard ook veel aandacht voor Olafs in de homoscene gemaakte werk, de foto’s van de uitbundige feesten waar gays, lesbo’s, queers en dragqueens hun eigenheid vierden. Een schijnbaar paradijselijke losbandigheid, in de slagschaduw evenwel van de om zich heen grijpende big disease with a little name, zoals Prince aids bezong in Sign ’o’ the Times.
De seksuele vrijheid werd gevierd, maar in een sfeer van angst voor de dood en het besef van hernieuwde uitsluiting dat lhbt’ers met zich meedroegen. Olaf fotografeerde feesten die noodgedwongen werden begrensd door vier beschermende muren.
Wat zijn actieve betrokkenheid bij de organisatie van zulke feesten niet in de weg hoefde te zitten: zo hielp hij zaaien wat hij later met de camera kon oogsten. Het tekent zijn (tot het laatst toe) strijdbare betrokkenheid, niet zelden met een grote bek, bij de seksuele vrijheidsstrijd.
In diezelfde periode, 1984, leerde Olaf choreograaf Hans van Manen kennen, zelf begenadigd fotograaf, die Olaf het werk van de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe onder ogen bracht. Die maakte met de Hasselblad middenformaatcamera baanbrekende expliciete naaktfoto’s, met homoliefde, bloemen en vergankelijkheid als belangrijke thema’s.
Van Manen en Mapplethorpe gaven Olaf de zet richting studiofotografie, de plek waar hij zijn eigen universum kon creëren, de belichting, decors, kleuren en modellen naar zijn hand kon zetten. Dat is de plek waar Olaf tot grote bloei zou komen. Met als op en af terugkerend thema: de dansers van Van Manens Nationale Ballet, hun spieren, hun huid, hun ultieme inspanning naar perfectie, waarin Olaf zijn eigen werkdrift herkende.
Anders dan in de Haagse tentoonstelling, zoekt het Stedelijk in het studiowerk naar de werkwijze en de artistieke opvattingen van de kunstenaar, met die niet willekeurig veronderstelde hang naar vrijheid als constante. En wie die vrijheidsdrang wil zien, komt die overal tegen. In de beroemd geworden foto van een man met een bruisend ejaculerende champagnefles ter hoogte van zijn geslachtsdeel.
In Mature, de serie waarin zestigplussers poseren in fitnessoutfit, Olafs gerimpelde, waardige antwoord op de gelikte perfectie van de sportschoolcultus. En in zijn talrijke zelfportretten – expliciet, kwetsbaar en tegelijk zelfbewust: persoonlijke statements.
Als vehikel voor het onderzoek naar Olafs artistieke bronnen en drijfveren is de titel Freedom goed bruikbaar en nieuwsgierigmakend, maar ongeveer halverwege de tentoonstelling gaat die toch knellen. Rond de eeuwwisseling vinden gebeurtenissen plaats die een zwaar stempel op Olafs werk zullen drukken.
In 1996 wordt bij hem de diagnose longemfyseem gesteld, een ziekte die hem, zo werd voorspeld, niet ouder dan een jaar of 50 zou laten worden. Vijf jaar later veranderen de jihadistische aanslagen in New York de wereld – terreur die ook Olaf onder de huid gaat zitten.
De vrijmoedigheid die Olafs werk kenmerkt verdwijnt niet, maar langzaamaan sluipen, als toenemende bewolking, depressiviteit, melancholie, tekenen van vergankelijkheid en de voorafschaduwing van de dood in zijn werk. In Grief (2007): welgestelde vrouwen, in zichzelf gekeerd, in een staat van rouw of shock, in chique maar levenloze interieurs. (Waarbij me opvalt dat de modellen niet overtuigen in de rol die ze voor de camera spelen.)
In Rain (2004), waar een jonge scout een hoorntje met een smeltend ijsje vasthoudt, symbool voor het ongemerkt verglijden van zijn jeugd. In Berlin (2012), waarin de donkere wolken van het populisme in Europa Olaf doen denken aan het interbellum. Duister is dat werk, met als hoogtepunt de statige trap van het Olympisch Stadion, waar de Spelen van 1936 plaatsvonden. De trap die Hitler beklom, nu betreedt Olaf hem, op weg naar hemels licht – het einde.
Mooi is de ode in zwart-wit van modellen die in Olafs vroege jaren voor hem poseerden en dat tegen het einde van zijn loopbaan opnieuw doen. Weer naakt, de rimpels, huid- en haarverkleuringen, vetrolletjes en putjes als trofeeën van vergankelijkheid getoond. Ook in een kleurenserie komt de voorliefde voor het tactiele en vlezige van de huid tot uitdrukking.
Gespierde en atletische jonge mensen, maar ook voluptueuze lijven die Olaf aandoenlijk, ja aanbiddelijk complimenteus vastlegt. Bijvoorbeeld de grote acteur Jack Wouterse, naakt, eenzaam en aaibaar op een matras als een zacht altaar.
Niet helemaal het sluitstuk van Freedom, wel het (voor het eerst in een Nederlands museum getoonde) hoogtepunt is de grote serie Im Wald (2020), niet in de studio maar op locatie in Beieren gefotografeerd toen Olaf al zwaar ziek was. Groot afgedrukt op barietpapier, in eindeloos veel grijstinten.
De werken ademen de romantiek van Caspar David Friedrich (Olafs antwoord op diens beroemde Wanderer über dem Nebelmeer: hijzelf, niet boven een weids landschap, maar tegen een massieve rotswand, zijn eigen dood) en Arnold Böcklin, aan wiens Toteninsel een bootje op een spiegelglad meer met twee vrouwen in nikab refereert.
Een commentaar op de globalisering is Im Wald, met verwijzingen naar het Arabische toerisme in de Alpen en commentaar op hedendaagse vervreemding, een jongetje met een koptelefoon op in het struweel. Maar bovenal: de aangrijpende aankondiging van Olafs eigen levenseinde. De fotograaf met zuurstofslangetje in de neus. Of stilstaand en alleen in het woud, toekijkend hoe zijn geliefde zich op het pad van hem verwijdert. Een groots beeld, de fotograaf die zijn levenseinde fier en in het volle zicht tegemoet treedt.
De laatste foto op de tentoonstelling, Self-Portrait 01, is – in de geest van Olaf – enigszins shockerend. Terwijl hij in het najaar van 2023 op de operatiekamer lag voor een longtransplantatie, poseerde een arts met zijn afgedankte longen, in elke hand een. De operatie leek een succes, totdat Olaf, 64, een maand later stierf aan een hartaanval. De onbekommerde levenslust waarvan de tentoonstelling eerst getuigt tot zwijgen gebracht.
Twee opvallende series die Erwin Olaf roem hebben gebracht, zijn in het Stedelijk Museum nauwelijks vertegenwoordigd, wat geen groot gemis is. De glamoureuze portretten die hij in 2018 maakte in opdracht van de koninklijke familie. En de wat gedateerde serie Royal Blood, waarmee Olaf in 2000 groot succes had op de beurs Paris Photo. Een van die (met Photoshop bewerkte) portretten is Di, 1997, een op de Engelse prinses Diana gelijkend model, met bloed bespat en met een Mercedes-logo in haar arm gestanst. Zij stierf in Parijs toen de auto waarin ze werd vervoerd op hoge snelheid verongelukte.
Fotografie
★★★★☆
Eerste overzicht van Olafs foto’s en video’s na zijn overlijden in 2023. Stedelijk Museum Amsterdam, t/m 1/3. Catalogus € 69,95.