Voor de Poëzieweek, die vandaag begint, schreef dichter en auteur Tom Lanoye de geschenkbundel ‘Vrij
– wij?’ In aanloop naar zijn masterclass poëzie geeft hij hieronder
alvast vijf lessen in dichten. “Poëzie is totale vrijheid.”
Wees
niet verbaasd als het radionieuws vandaag in rijmvorm klinkt of als
NS-omroepers hun vertragingsbericht omtoveren tot een gedicht. Het is
Gedichtendag, het begin van de Poëzieweek. Dan slaat traditiegetrouw
overal de rijmelarij toe.
Maar
hoe schrijf je nou Echte Poëzie, authentieke gedichten die over honderd
jaar nog niets aan zeggingskracht hebben ingeboet? De Vlaamse dichter
en schrijver Tom Lanoye (60, spreek uit Laanwá) heeft geen geheim
recept, maar kan wel wat praktische wenken geven. Hij schreef dit jaar
het Poëziegeschenk ‘Vrij – wij?’, dat tot volgende week woensdag gratis
is te verkrijgen in de boekhandel bij aanschaf van een dichtbundel van
minstens 12,50 euro.
Lanoye daagt
lezers uit om zelf de pen ter hand te nemen voor het
‘doe-het-zelfgedicht’ in zijn geschenkbundel: een bladzijde met 37 losse
woorden als ‘zadelpijn’, ‘schapentong’ en ‘telecom’, waar lezers met
hun verbeelding eigen verbanden tussen kunnen leggen. “Iedereen maakt er
zijn eigen verhaal van”, zegt Lanoye. “Het is een Rorschachtest in
woorden. Tegelijk is het een eerbetoon aan de dadaïsten. Zij knipten
tijdens de Eerste Wereldoorlog in Zürich woorden uit tijdschriften en
kranten. Die gooiden ze in een hoge hoed. Vervolgens trokken ze de
woorden een voor een te voorschijn om er een toevalsgedicht mee te
creëren.”
Als eregast van de Poëzieweek
reist Lanoye komende week door Nederland en België om mensen voor de
dichtkunst te winnen. Zaterdag jureert hij tijdens de finale van het
Nederlands Kampioenschap Poetry Slam in Utrecht. En maandag geeft hij in
Rotterdam een masterclass voor vijf winnaars van een
online-gedichtenwedstrijd. Vooruitlopend daarop biedt hij in Trouw
alvast vijf tips voor mensen met poëtische aspiraties.
1 Laat je door niemand iets wijsmaken
“De
eerste regel in de poëzie is: er zíjn geen regels. Wanneer iemand zegt
dat een gedicht zus of zo moet, kun je dat negeren. Poëzie is totale
vrijheid. Alles kan, alles mag. De enige regel is misschien dat je lol
moet hebben in de taal, in het spel met woorden en klanken. Eerst bedenk
je wat je wilt zeggen en daarna kies je een vorm: rijm, interpunctie,
strofen, enzovoort. Typografisch kun je je ook uitleven, weten we sinds
Paul van Ostayen. Een gedicht hoeft niet eens uit woorden te bestaan,
alleen klank kan ook.
“Sommige mensen
laten zich nogal intimideren door de techniek. Ze denken dat ze eerst
alle poëtische vormen moeten kennen voordat ze zelf aan de slag mogen.
Maar dat hóeft niet. Op zich is het natuurlijk wel
fantastisch als je de verschillende genres en rijmsoorten onder de knie
hebt, want techniek bevrijdt ook. Hoe meer technische middelen je in
huis hebt, hoe meer je kunt uitdrukken. Maar uiteindelijk gaat het toch
om de expressie zelf.
“Of een
gedicht een bepaald effect op de lezer moet hebben? Nou, de lezer moet
na afloop geen spijt hebben van de verloren tijd. Maar verder… Dé lezer
bestaat niet, hè. Iedereen houdt van iets anders. Zoals er voor iedereen
een roman is die zijn leven kan veranderen, zo is er voor iedereen een
poëziebundel waarvan hij denkt: ‘Dat had ik toch niet graag willen
missen.’ Van de wilde poëzie van Lucebert tot en met de superverfijnde
schetsen van Miriam Van Hee: zo’n wereld van verschil, en dat binnen één taal… Er valt zoveel te ontdekken.”
2 Léés voordat je gaat schrijven
“Het
is goed om, voordat je gaat schrijven, alles te lezen wat los- en
vastzit. Lees en bewonder! Iemand die niet bewondert, kan niet scheppen.
Iemand die niet leest, droogt op. Dat is ook de essentie van de
Poëzieweek en het bijbehorende geschenk: kóóp nou eens een dichtbundel,
ook als je niet zoveel met poëzie hebt maar wel graag leest. Natuurlijk,
een gedichtenkalender en een bloemlezing geven ook voldoening, maar een
echte dichtbundel is veel interessanter omdat er een opbouw in zit.
Neem de schitterende bundel ‘Slordig met geluk’ van Menno Wigman. Of ‘De
Oostakkerse gedichten’ van Hugo Claus, wat voor mij dé grote ontdekking
van de literatuur was. Het heerlijke bij Claus is dat je nooit weet wat
er op de volgende pagina zal staan: welke toon, welke stijl, welke
middelen, welke vondsten. Dat verrassende zit het dichtst bij wat ik
zelf zou willen doen.”
3 Probeer alle genres, zonder dedain
“Probeer
in alle genres en stijlen te schrijven, sluit niets uit. Liefhebbers
van rap vinden Shakespeare misschien stoffig, maar technisch staan zijn
sonnetten heel dicht bij rap. De afkeer over en weer is onzin. Als je
rapper bent, kijk dan niet neer op sonnetten. Schrijf er eens een en je
zult merken hoe moeilijk het is. Omgekeerd, als je alleen maar sonnetten
schrijft, luister dan eens naar een goede rap, zoals van Tourist LeMC
met zijn prachtige Antwerpse taal.
“Het
is zaak om je niet in een kader of genre te laten drukken, tenzij je
dat zelf wilt natuurlijk. Als je je goed voelt bij altijd dezelfde vorm,
prima. Vastigheid heeft geweldige poëzie opgeleverd. Zoals ‘De
sonnetten van de kleine waanzin’ van Hans Andreus. Of de ‘Mei’ van
Herman Gorter, een roman in dichtvorm; fantastisch dat iemand een stijl
zo lang volhoudt. Maar wees er niet te snel van overtuigd dat je je vorm
al hebt gevonden.
“Verder geldt dat je
van elk onderwerp poëzie kunt maken. Als iemand zegt dat iets zich niet
voor een gedicht leent, kun je dat opvatten als een uitdaging. Zo heeft
Jules Deelder een prachtig gedicht gemaakt over Rotterdam; het is een
opsomming van economische, industriële en stedebouwkundige feiten.
Oersaai, zou je denken, maar door de rangschikking en het onverwachte
werkt het heel poëtisch.”
4 Draag je poëzie voor
“Ik
beschouw poëzie als drama, als theater. Ik schrijf ook veel voor
toneel. Daarom moet poëzie voor mij goed bekken. Rijm, ritmische taal en
alliteratie zijn technieken die allemaal voortkomen uit de grote
traditie van de rondtrekkende troubadours. Mensen denken dat poëzie aan
het verdwijnen is, maar hiphop en rap zijn er krachtige, levende vormen
van. Dat geldt ook voor poetryslam, het levendig voordragen van
gedichten voor een publiek. In de jaren tachtig, toen ik begon met
schrijven, werd er nog neergekeken op dichters die naar de microfoon
‘afdaalden’. Dat is gelukkig voorbij. Daal lekker af, zou ik zeggen. Het
boek geldt niet meer als heilig; juist de mengvorm van papier en
voordracht biedt een meerwaarde.”
5 Vergeet niet te leven
“Ooit,
toen ik nog jong was, kreeg ik een advies van mijn collega Walter van
den Broeck, destijds al een gevierde auteur. Als schrijver moet je één
ding onthouden, zei hij: ‘Vergeet nooit te leven’. Dat leven hoeft niet
per se seks, drugs en rock-’n-roll te zijn. Integendeel, zulke wildheid
is vaak maar opsmuk om iets te verhullen. Nee, het gaat er meer om dat
je de grote thema’s in de ogen kijkt: liefde, wanhoop, verlies, angst,
ouder worden, en uiteindelijk het mysterie van het leven, meer nog dan
het mysterie van de dood. Het mysterie van het leven en het lijden, dat
waar alle godsdiensten een antwoord op proberen te geven. Je hoeft echt
geen coke snuivende rock-’n-roller te zijn om daar iets over te kunnen
zeggen. Ik heb te veel mensen gezien die van Hemingway het drankprobleem
overnamen in de hoop dat het talent vanzelf zou volgen.
“Als
je leeft, ervaar je vanzelf wat je bezighoudt, schokt, ontroert of aan
het lachen maakt. Daarin zit je authenticiteit en die staat uiteindelijk
voorop. In het ideale geval ben je authentiek, dus heb je echt iets te
zeggen, en beschik je daarnaast over alle technische middelen om het tot
uitdrukking te brengen. Dan ben je de perfecte dichter.”
Programma
Weet ik veel hoe poëzie eruit moet zien.
Niet dat statische, dat uniforme.
Daar hou ik niet zo van.
Niet dat statische, dat uniforme.
Daar hou ik niet zo van.
Dezelfde toon herhaald
tot in den treure, en dat dan
‘vormvastheid’ noemen, of ‘een
eigen stem’ dat soort gelul.
tot in den treure, en dat dan
‘vormvastheid’ noemen, of ‘een
eigen stem’ dat soort gelul.
Nee, daar hou ik niet zo van.
Geef mij dan maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd.
De toverbal. Je zuigt en zuigt
maar, telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je ’t weet, heb je helemaal niets meer.
Geef mij dan maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd.
De toverbal. Je zuigt en zuigt
maar, telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je ’t weet, heb je helemaal niets meer.
Dát is het, vind ik.
Zoiets. Ongeveer.
Zoiets. Ongeveer.
Uit Tom Lanoye’s bundel: ‘De meeste gedichten’ (2005).
Meer informatie op www.poezieweek.com
Win een masterclass poëzie van Tom Lanoye
Donderdag 31 januari is de laatste dag om een gedicht te schrijven waarmee je een masterclass van Tom Lanoye kunt winnen. Hier staat
alle informatie over de wedstrijd. In één zin: schrijf een gedicht over
vrijheid, deel het gedicht met #winactiepoezieweek2019 en tag
Poëzieweek.
Lees ook:
Je kunt over álles dichten, zo bewijst deze poëziebundel over de huismus
Het
gaat niet zo goed met de huismus, maar in het land der letteren
fladdert hij nog volop rond. Sinds het begin van de jaartelling hebben
poëten het vogeltje bezongen, en elk jaar komen er nieuwe
mussengedichten bij. In de bundel ‘Mussenlust’ staan er vijftig afgedrukt.
Lees ook:
Neeltje Maria Min: ‘Het plezier van het verzinnen vind ik genoeg’
Met
een nieuw gedicht opent Neeltje Maria Min een tweewekelijkse reeks over
het Boekenweekthema ‘de moeder de vrouw’. Mins oeuvre is klein
gebleven, maar erg is dat niet. ‘Nu denk ik: als ik het vergeet, zal het niet belangrijk zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten