vrijdag 27 maart 2020

Waarom vogels geen hoogteziekte kennen en 99 andere vogelvragen

Recensie

Beeld Femke den Hertog
Waarom breekt een ei niet onder het gewicht van een struisvogel? Hoe komen zeevogels aan drinkwater? En: waarom heeft een vogel geen tanden? In haar nieuwste boek geeft vogelliefhebber Monica Wesseling antwoord op honderd vragen. Een voorproefje.

Hoe kunnen vogels hun leven lang ­boven zee vliegen? Worden ze niet doodmoe?

Kitesurfers weten het maar al te goed: jezelf boven zee in de lucht houden is knap ingewikkeld. De golven en het temperatuurverschil tussen het water en de lucht zorgen voor ­vlagerige en in kracht steeds wisselende wind. Vliegen in zulke onvoorspelbare wind kost bakken energie. Boven op het, naar het lijkt, toch al uitputtende permanente verblijf in de lucht. Toch zijn zeevogels niet doodmoe. Hun vleugels zijn perfect ‘op de zee’ gebouwd: ze zijn lang, smal en vooral superwendbaar. Wisselingen in windkracht en -richting weten ­vogels er niet alleen mee op te vangen, maar zelfs uit te buiten. Het vliegen kost daardoor nauwelijks energie, veel minder dan bijvoorbeeld het snelle geflapper van de koolmees. Maar ja, die kleine tuinbewoner komt dan ook om de haverklap aan de grond.
Beeld Femke den Hertog

Waarom breekt een ei niet ‘onder’ een zware vogel (honderd kilo)?

Elke ‘kok’ is het weleens overkomen: je pakt een kippenei en oeps, een barst of helemaal kapot. Eieren lijken superbreekbaar en -fragiel. Maar hoe is het dan toch mogelijk dat een zwaan (twaalf kilo) en zelfs een struisvogel (honderd kilo) eieren weet te bebroeden zonder dat ze breken? Een kwestie van drukverdeling.
Symmetrische eieren, en dan met name ronde, bestaan uit twee gelijke helften waardoor de drukbelasting perfect over de twee helften wordt verdeeld. En dat maakt krachtig. Puntige eieren zijn minder stevig. Om dat te compenseren, is de schaal van een puntig ei dikker. Een ei kan de druk van honderd kilo die gelijkmatig is verdeeld weerstaan, maar puntbelasting (een duim, steentje, vogelsnavel) is al heel snel fataal.

Kan een vogel worden getroffen door de bliksem?

Keer op keer wordt het ons ingepeperd: bliksem is dodelijk. Zorg dat je niet het hoogste punt bent, want juist dáár slaat de bliksem in. Maar hoe zit het dan met vogels? Zij vliegen soms boven hoogspanningsmasten, wolkenkrabbers en torens. Vallen ze met bosjes uit de hemel? Nou, zelden. Vogels voelen perfect de veranderingen in luchtdruk aan en kunnen daarmee onweer en depressie voelen aan­komen en ontvluchten of ontwijken dan het slechtweergebied om pas na passage van de misère terug te keren.
Voor nestelende vogels ligt dat anders, zeker als er al jongen zijn of de eieren op uitkomen staan. Wegvliegen kan dan niet; het zou de dood van ei of jong kunnen betekenen. De oudervogels blijven op het nest en gaan – omdat onweer vaak gepaard gaat met regen – zelf met gespreide vleugels als een paraplu boven de jongen staan.
Hoog nestelende vogels, zoals blauwe reigers en aalscholvers, lopen het meeste gevaar. Niet alleen vormen ze een hoog punt, ze maken via het nest contact met de aarde. Bliksem en aarde geven stroom. Te veel stroom!
Niet alleen hoog nestelende vogels kunnen getroffen worden. Als een voorjaarsstorm met bliksems een boom velt, zijn alle nesten reddeloos verloren. De natuur is hard.
Beeld Femke den Hertog

Krijgt een vogel nooit hoogteziekte?

Bergbeklimmers weten het maar al te goed: bergen kunnen ongenaakbaar zijn. Zeker joekels zoals die in de Himalaya. De lucht op hoogte bevat beduidend minder zuurstof dan die beneden; sneeuwstormen, ijzige wind en temperaturen ver beneden gezond, zijn eerder regel dan uitzondering. Overleven op de top lukt alleen met zuurstoftanks – althans voor langer dan héél even. Hoogteziekte ligt op de loer en vijf procent van de klimmers laat het leven. De mens heeft hulpmiddelen nodig. Zo niet de Indische gans! Op weg van zijn broedgebieden in Mongolië naar India of Zuidoost-Tibet en vice versa vliegt de gans over de Himalaya, een gebergte met toppen van ruim 8000 meter. Een uitzonderlijke prestatie die alleen mogelijk is dankzij speciale aanpassingen. Zo is de hemoglobine in het bloed van de gans van uitzonderlijke kwaliteit en bindt de zuurstof beter dan gebruikelijk bij vogels.
IJle lucht heeft minder draagkracht. Om toch hoogte te kunnen houden, zijn de vleugels groter dan bij andere ganzen. Een flink verendek én een iets geringere gevoeligheid voor kou maken weerbaar genoeg om ook het weer te weerstaan. En dan is er nog een slimme truc: ze vliegen steeds zo laag mogelijk boven de bergen en volgen strak de golvingen in het gebergte. Vliegen in een achtbaan dus. Hoe lager, des te minder ijl is de lucht. Laag zijn er minder vleugelslagen per minuut nodig om in de lucht te blijven en dat scheelt bakken energie. Zo vraagt vijf procent meer vleugelslagen bijna twintig procent meer hartslagen. Dalen en stijgen kost minder energie dan almaar op hoogte snel blijven slaan met de vleugels. Een achtbaanpatroon als energiebesparing!
Beeld Femke den Hertog

Hoe wordt een ei een kuiken?

Het lijkt zo vanzelfsprekend, dat uitbroeden van een eitje. Zelfs wij kunnen het met een broedmachine. Maar wat gebeurt er eigenlijk in dat ei: hoe worden dooier en eiwit een heus kuiken? Meteen even een misverstand wegwerken: de dooier is niet het kuiken in wording, maar reservevoedsel. Zodra het ei flink opgewarmd is door de blote borst van de oudervogel (vogels hebben tijdens het broeden een kale plek op de borst, de broedvlek) legt het embryo – dat niet in de dooier zit maar erop – eerst een flink stelsel van bloedvaten rondom de dooier aan. Via de bloedvaten worden de vetten, eiwitten en andere bouwstoffen uit de dooier opgenomen.
Omdat het vocht uit het eiwit rondom ook wordt geconsumeerd en bovendien via de poreuze schaal verdampt, neemt de inhoud van het ei steeds verder af. De ruimte tussen de twee vliezen wordt daardoor steeds groter en vult zich met lucht. Zodra het kuiken volgroeid is, doorbreekt het eerst het binnenste vlies van de luchtkamer. Het jonge dier neemt een flinke teug lucht, opent daarmee de longen en begint dan aan het vermoeiende openpikken van de eierschaal.
De dooier is dan nog net niet op. Vlak voor het uitkomen trekt het kuiken de dooierzak via de navel naar binnen en is zo voor de eerste 24 uur van voedsel verzekerd.
Monica Wesseling, ‘Waarom heeft een vogel geen tanden?’, 157 blz., uitgeverij Luitingh-Sijthof €14,99

Geen opmerkingen:

Een reactie posten