Recensie
Waarom
breekt een ei niet onder het gewicht van een struisvogel? Hoe komen
zeevogels aan drinkwater? En: waarom heeft een vogel geen tanden? In
haar nieuwste boek geeft vogelliefhebber Monica Wesseling antwoord op
honderd vragen. Een voorproefje.
Hoe kunnen vogels hun leven lang boven zee vliegen? Worden ze niet doodmoe?
Kitesurfers
weten het maar al te goed: jezelf boven zee in de lucht houden is knap
ingewikkeld. De golven en het temperatuurverschil tussen het water en de
lucht zorgen voor vlagerige en in kracht steeds wisselende wind.
Vliegen in zulke onvoorspelbare wind kost bakken energie. Boven op het,
naar het lijkt, toch al uitputtende permanente verblijf in de lucht.
Toch zijn zeevogels niet doodmoe. Hun vleugels zijn perfect ‘op de zee’
gebouwd: ze zijn lang, smal en vooral superwendbaar. Wisselingen in
windkracht en -richting weten vogels er niet alleen mee op te vangen,
maar zelfs uit te buiten. Het vliegen kost daardoor nauwelijks energie,
veel minder dan bijvoorbeeld het snelle geflapper van de koolmees. Maar
ja, die kleine tuinbewoner komt dan ook om de haverklap aan de grond.
Waarom breekt een ei niet ‘onder’ een zware vogel (honderd kilo)?
Elke
‘kok’ is het weleens overkomen: je pakt een kippenei en oeps, een barst
of helemaal kapot. Eieren lijken superbreekbaar en -fragiel. Maar hoe
is het dan toch mogelijk dat een zwaan (twaalf kilo) en zelfs een
struisvogel (honderd kilo) eieren weet te bebroeden zonder dat ze
breken? Een kwestie van drukverdeling.
Symmetrische
eieren, en dan met name ronde, bestaan uit twee gelijke helften
waardoor de drukbelasting perfect over de twee helften wordt verdeeld.
En dat maakt krachtig. Puntige eieren zijn minder stevig. Om dat te
compenseren, is de schaal van een puntig ei dikker. Een ei kan de druk
van honderd kilo die gelijkmatig is verdeeld weerstaan, maar
puntbelasting (een duim, steentje, vogelsnavel) is al heel snel fataal.
Kan een vogel worden getroffen door de bliksem?
Keer
op keer wordt het ons ingepeperd: bliksem is dodelijk. Zorg dat je niet
het hoogste punt bent, want juist dáár slaat de bliksem in. Maar hoe
zit het dan met vogels? Zij vliegen soms boven hoogspanningsmasten,
wolkenkrabbers en torens. Vallen ze met bosjes uit de hemel? Nou,
zelden. Vogels voelen perfect de veranderingen in luchtdruk aan en
kunnen daarmee onweer en depressie voelen aankomen en ontvluchten of
ontwijken dan het slechtweergebied om pas na passage van de misère terug
te keren.
Voor
nestelende vogels ligt dat anders, zeker als er al jongen zijn of de
eieren op uitkomen staan. Wegvliegen kan dan niet; het zou de dood van
ei of jong kunnen betekenen. De oudervogels blijven op het nest en gaan –
omdat onweer vaak gepaard gaat met regen – zelf met gespreide vleugels
als een paraplu boven de jongen staan.
Hoog
nestelende vogels, zoals blauwe reigers en aalscholvers, lopen het
meeste gevaar. Niet alleen vormen ze een hoog punt, ze maken via het
nest contact met de aarde. Bliksem en aarde geven stroom. Te veel
stroom!
Niet
alleen hoog nestelende vogels kunnen getroffen worden. Als een
voorjaarsstorm met bliksems een boom velt, zijn alle nesten reddeloos
verloren. De natuur is hard.
Krijgt een vogel nooit hoogteziekte?
Bergbeklimmers
weten het maar al te goed: bergen kunnen ongenaakbaar zijn. Zeker
joekels zoals die in de Himalaya. De lucht op hoogte bevat beduidend
minder zuurstof dan die beneden; sneeuwstormen, ijzige wind en
temperaturen ver beneden gezond, zijn eerder regel dan uitzondering.
Overleven op de top lukt alleen met zuurstoftanks – althans voor langer
dan héél even. Hoogteziekte ligt op de loer en vijf procent van de
klimmers laat het leven. De mens heeft hulpmiddelen nodig. Zo niet de
Indische gans! Op weg van zijn broedgebieden in Mongolië naar India of
Zuidoost-Tibet en vice versa vliegt de gans over de Himalaya, een
gebergte met toppen van ruim 8000 meter. Een uitzonderlijke prestatie
die alleen mogelijk is dankzij speciale aanpassingen. Zo is de
hemoglobine in het bloed van de gans van uitzonderlijke kwaliteit en
bindt de zuurstof beter dan gebruikelijk bij vogels.
IJle
lucht heeft minder draagkracht. Om toch hoogte te kunnen houden, zijn
de vleugels groter dan bij andere ganzen. Een flink verendek én een iets
geringere gevoeligheid voor kou maken weerbaar genoeg om ook het weer
te weerstaan. En dan is er nog een slimme truc: ze vliegen steeds zo
laag mogelijk boven de bergen en volgen strak de golvingen in het
gebergte. Vliegen in een achtbaan dus. Hoe lager, des te minder ijl is
de lucht. Laag zijn er minder vleugelslagen per minuut nodig om in de
lucht te blijven en dat scheelt bakken energie. Zo vraagt vijf procent
meer vleugelslagen bijna twintig procent meer hartslagen. Dalen en
stijgen kost minder energie dan almaar op hoogte snel blijven slaan met
de vleugels. Een achtbaanpatroon als energiebesparing!
Hoe wordt een ei een kuiken?
Het
lijkt zo vanzelfsprekend, dat uitbroeden van een eitje. Zelfs wij
kunnen het met een broedmachine. Maar wat gebeurt er eigenlijk in dat
ei: hoe worden dooier en eiwit een heus kuiken? Meteen even een
misverstand wegwerken: de dooier is niet het kuiken in wording, maar
reservevoedsel. Zodra het ei flink opgewarmd is door de blote borst van
de oudervogel (vogels hebben tijdens het broeden een kale plek op de
borst, de broedvlek) legt het embryo – dat niet in de dooier zit maar
erop – eerst een flink stelsel van bloedvaten rondom de dooier aan. Via
de bloedvaten worden de vetten, eiwitten en andere bouwstoffen uit de
dooier opgenomen.
Omdat
het vocht uit het eiwit rondom ook wordt geconsumeerd en bovendien via
de poreuze schaal verdampt, neemt de inhoud van het ei steeds verder af.
De ruimte tussen de twee vliezen wordt daardoor steeds groter en vult
zich met lucht. Zodra het kuiken volgroeid is, doorbreekt het eerst het
binnenste vlies van de luchtkamer. Het jonge dier neemt een flinke teug
lucht, opent daarmee de longen en begint dan aan het vermoeiende
openpikken van de eierschaal.
De
dooier is dan nog net niet op. Vlak voor het uitkomen trekt het kuiken
de dooierzak via de navel naar binnen en is zo voor de eerste 24 uur van
voedsel verzekerd.
Monica Wesseling, ‘Waarom heeft een vogel geen tanden?’, 157 blz., uitgeverij Luitingh-Sijthof €14,99
Geen opmerkingen:
Een reactie posten