Zijn oren horen toe aan klanken van de zee. Een scherpe blik was hem nooit vreemd verwant, want tussen duizend schelpen op het strand ontwaart hij één waarmee hij is tevree.
Vandaag ligt hier en daar tot op het land de kunststof rotzooi vol van kleur en kou, de kratten, flessen, doppen en veel touw. Zijn focus gaat, is daar zijn flos beland:
Een kluwen van zwartwit, hij ziet en ziet, gelooft zijn ogen niet, een zeemeermin, verscholen hier vlak voor zijn voet, zijn hand.
Verliefd verkleint hij zich opeens, subiet. Bekijkt haar zilvergrijze haar en vin. Lost op nu hij in dit verhaal belandt.
Niels Snoek |
|
|
|
|
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten