Het wordt tijd om het platteland weer te gaan onderhouden, zegt Rem Koolhaas.
Zelf heeft de beroemde architect ook veel te lang alleen naar de stad
gekeken. In het Guggenheim Museum in New York toont hij nu de resultaten
van een onderzoek naar het platteland.
Krimpregio’s. Architect Rem Koolhaas
spuugt het woord haast uit. “Die naam alleen al. Alsof het doodvonnis is
voltrokken over plattelandsgebieden die leeglopen. Ik vind het bijna
neurotisch in negativiteit. Zo fantasieloos ook.” Samen met Samir
Bantal, directeur van zijn denktank Amo, denkt Koolhaas hardop na hoe
die gebieden dan wel te noemen. “Leefregio?”, oppert Bantal. Koolhaas:
“Wat denk je van avontuurregio of vrijheidsregio?”
Zo moet het de afgelopen jaren vaak
gegaan zijn tussen die twee, toen ze werkten aan een omvangrijk
onderzoek naar het platteland. Het resultaat is ‘Countryside, The
Future’, een tentoonstelling die is te zien in het Guggenheim Museum in
New York. De boodschap van deze tentoonstelling is dat het platteland –
dat 98 procent van het aardoppervlak beslaat – de afgelopen decennia is
verwaarloosd en genegeerd. Alle aandacht ging en gaat naar de steden,
waar nu 60 procent van de wereldbevolking woont. Op termijn zal dat
percentage groeien naar 80, maar dat is volgens Koolhaas en Bantal geen
‘excuus’ om van het buitengebied een ‘vergeten domein’ te maken. Daar
komt bij dat steden sterk afhankelijk zijn van het platteland, alleen al
voor de voedselproductie. Dat roept de vraag op of het voor die 20
procent in het buitengebied wel vol te houden is om 80 procent van de
wereldbevolking te onderhouden. En zo ja, tegen welke prijs?
Na alle drukte rond de opening van de
tentoonstelling, waar 230 journalisten uit alle delen van de wereld op
afkwamen, zitten Koolhaas (75) en Bantal (42) nu weer enigszins in de
luwte van het hoofdkwartier in Rotterdam. Het interview vindt plaats op
de vijfde etage van een no-nonsense kantoorgebouw aan het Weena-Zuid, om
de hoek van Rotterdam Centraal. Het werd in de jaren zestig ontworpen
door de Rotterdamse wederopbouwarchitect Huig Maaskant. Een half jaar
geleden betrokken de 200 medewerkers van Koolhaas’ bureau Oma er twee
etages met een vloeroppervlak van maar liefst 4000 vierkante meter.
Daarvoor was het bureau bijna veertig jaar gevestigd in een al even
onopvallend gebouw – ook van Maaskant – aan de Heer Bokelweg, aan de
rand van het centrum. Ze moesten er weg omdat het huurcontract afliep.
Meneer Koolhaas, was dat niet een goed moment en ook symbolisch gebaar geweest om uw bureau naar het platteland te verhuizen?
Koolhaas negeert de vraag en begint over iets anders te praten.
Vindt u dit een flauwe vraag?
“Nee, maar vanuit ons vak kunnen we
andere dingen doen dan het kantoor oppakken en naar het platteland gaan.
Ik denk ook niet dat ik mijn medewerkers daarin mee krijg. Die willen
al niet mee naar Brussel, waar ik zelf een voorkeur voor had.” Al jaren
rept Koolhaas over zijn liefde voor Brussel, waar het hoofdkantoor van
de Europese Unie is gevestigd en dat hij ziet als de hoofdstad van
Europa, een onderwerp waarvoor hij grote interesse heeft. Hij ontwierp
een vlag voor de EU, waarin de nationale vlaggen van alle lidstaten zijn
versmolten tot een streepjescode. Ook overwoog hij ooit een carrière in
de Europese politiek.
Welke andere dingen?
“Ik denk bijvoorbeeld aan ongebruikelijke
allianties. We werken altijd veel samen met universiteiten, waaronder
Harvard. Architectuur kan niet zonder diepgravend onderzoek naar
maatschappelijke verschijnselen. Maar ik had nooit gedacht aan
Wageningen. Door ons onderzoek naar de countryside is er nu een
intensieve samenwerking met die universiteit. We gaan meer dingen samen
doen. Ook voor ons is er wat betreft het platteland een wereld open
gegaan. Zo ver waren we er in Rotterdam verwijderd van geraakt, dat we
tot drie jaar geleden geen weet hadden van wat er allemaal gaande is
hier 10 kilometer verderop in het Westland en in Wageningen, 50 minuten
rijden hier vandaan.”
Bantal: “Het platteland is een soort van
vergeten domein. We hebben er dagelijks mee te maken door onder meer de
producten die er vandaan komen, maar we weten niet wat er precies
gebeurt en hoe het er daar uitziet. Vaak wordt het platteland nog
geassocieerd met een idyllisch landschap, maar dat is het allang niet
meer.” Bantal spreekt ook uit eigen ervaring. Hij woonde tot zijn derde
op het Marokkaanse platteland, waar hij nu nog regelmatig komt.
Hoe kwam u bij dit thema?
Koolhaas: “Door wat ik zag op het
platteland in Zwitserland, in Engadin waar ik jarenlang vakanties
doorbracht. Het dorp liep leeg maar werd toch steeds groter door alle
huizen die erbij werden gebouwd voor stadsbewoners die rust zochten. De
koeien en vrouwen in klederdracht verdwenen om plaats te maken voor
Filippijnse vrouwen. Zij onderhouden de huizen die 50 weken van het jaar
leeg staan. Ik wilde begrijpen wat er is gebeurd op het platteland.”
U woont in Amsterdam. Uw bureau heet
Office for Metropolitan Architecture. U deed decennialang onderzoek
naar megasteden. En u grossiert in grootsteedse ontwerpen, zoals het
hoofdgebouw van de Chinese staatstelevisie in Peking, De Rotterdam in
Rotterdam en recent het Amsterdam Raihotel, het grootste hotel van
Europa. U hebt zich nooit druk gemaakt om het platteland.
“Ook wij hebben te lang in één richting
gekeken. We hebben allemaal het platteland genegeerd en niet
onderhouden.” Koolhaas pakt er foto’s bij van de tentoonstelling om te
laten zien hoeveel boeken en publicaties – ook van Oma en Amo – er
verschenen over de stad. “En dan is er dit kleine stapeltje over het
platteland. Daar is bijna niets over geschreven, terwijl zich daar veel
grotere veranderingen hebben voltrokken.” Bantal: “De focus ligt altijd
maar op het verbeteren van het leven in de stad, zonder ons af te vragen
wat dat betekent voor het platteland.”
Als blikvanger staat voor het Guggenheim
een tractor. Dat idee was er al voordat boze Nederlandse boeren met
tractoren over de snelweg naar Den Haag reden. Bantal: “Ik heb met Rem
ook in de file gestaan. Die tractor midden in Manhattan symboliseert de
afstand die is gegroeid tussen stad en platteland.”
De tentoonstelling overspoelt de
bezoekers met een duizelingwekkende hoeveelheid informatie. Van de oude
Romeinen die al de rust van het platteland opzochten, gaat het naar de
phalanstères van de Franse filosoof Charles Fourier (1772-1837). Bantal:
“Die had een hekel aan de stad en aan het platteland en bedacht een
utopische tussenvorm. Op het boerenland moesten Versaillesachtige
woonblokken komen voor zelfvoorzienende coöperaties. Als het maximum van
2000 bewoners was bereikt, mocht het gebouw niet worden uitgebreid,
maar moest er op ruime afstand het volgende woongebouw komen. Er zijn
dus in het verleden al modellen geweest die niet uitgingen van een
blinde groei van steden. Daar kunnen we misschien iets van leren.”
Ook het beleid van Sicco Mansholt die als
Europees commissaris werkte aan de modernisering van de landbouw in
Europa komt aan bod, naast de plannen van Mao, Stalin en Roosevelt voor
grootschalige landbouwbedrijven. De expositie eindigt met een overzicht
van de huidige ontwikkelingen op het platteland: van de gevolgen van
klimaatverandering zoals het ontdooien van de permafrost in Siberië tot
de reusachtige ‘dozen’ die verrezen in de woestijn van Nevada voor de
batterijenfabriek van Tesla en de modeldorpen die China op het
platteland realiseert. Bantal: “China ziet in dat de trek naar de steden
niet eindeloos kan doorgaan, omdat die de groei niet meer aankunnen.
Met voorbeelddorpen en snelle treinverbindingen en internet proberen ze
daar het imago van het platteland te verbeteren.”
Koolhaas maakt geen geheim van de hoge
ambities die hij heeft met deze tentoonstelling. Die moet op de
internationale politieke agenda komen. Door het platteland te ‘redden’
kunnen in zijn visie ook grote (klimaat)problemen worden opgelost. De VN
hebben al belangstelling getoond. De tentoonstelling gaat in aangepaste
versies reizen, in ieder geval naar Bordeaux, mogelijk ook naar
Nederland.
Het Guggenheim, dat tot de wereldtop behoort, stelt het museum een half jaar beschikbaar. Hoe kreeg u dat voor elkaar?
“Het museum heeft ons gevraagd. Ook voor
het Guggenheim is dit een enorm experiment. Topmusea worden steeds
groter en machtiger, maar staan ook voor de vraag wat hun relevantie is
voor de samenleving en hoe ze inhoudelijke verhalen kunnen vertellen
over grote wereldvraagstukken. Voor het Guggenheim is deze expositie een
duurzamer model dan elke keer maar weer een grote kunsttentoonstelling
te houden.”
De expositie roept vooral vragen op. Ze
staan ook letterlijk geschreven op een muur waarop een kopie van ‘De
Stier’ van Paulus Potter staat afgebeeld. Honderden vragen zijn het; ze
staan ook allemaal in het slothoofdstuk van de catalogus. Ze variëren
van ‘Waar zijn de koeien gebleven’ en ‘Konden we hun geur niet langer
verdragen?’ tot ‘Was de kernramp in Tsjernobyl goed voor de natuur?’
Antwoorden of oplossingen biedt de tentoonstelling niet.
Kunt u toch wat concreter zijn over
bijvoorbeeld de leegloop van delen van het Nederlandse platteland.
Moeten we daar al die woningen gaan bouwen die de komende jaren nodig
zijn? En moet er een rem komen op het uitdijen van steden als
Amsterdam?
“Om te beginnen moet er weer een
ministerie van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening komen. Het is
absurd dat dat niet meer bestaat. Planning van de ruimte en woningbouw
moeten we niet aan de marktwerking overlaten. In het neoliberale denken
wordt marktwerking gezien als oplossing voor alle problemen, maar het
gaat alleen maar over groei, terwijl we een heel groot probleem hebben.
Marktwerking kan de klimaatproblemen niet oplossen. We kunnen twee
dingen doen. Op de oude voet verder gaan, dan wordt het een apocalyps.
Of kijken wat we kunnen doen zodat het platteland niet de prijs betaalt
voor de trek naar de stad.”
Behalve meer samenwerking tussen stad en
platteland is het ook een optie om de stad voor zichzelf te laten
zorgen. Koolhaas: “Technisch is dat mogelijk met urban farming, grote
pakhuizen met paars licht die de hele stad voorzien van sla, als
onderdeel van de stadsbubble. Willen we dat? Dan kunnen we energie
steken in het buitengebied dat niet meer nodig is voor landbouw.”
Bantal: “Misschien moeten we niets meer vragen van het platteland. Als
straks 80 procent van de mensen in de stad woont, zouden we de rest ook
wild kunnen laten.”
Is het een idee om vluchtelingen op te vangen op het platteland?
Koolhaas: “In Duitsland wonen
vluchtelingen tijdelijk in het dorp Kerpen-Manheim, dat moet verdwijnen
voor een bruinkoolmijn. En in Italië helpen vluchtelingen boeren met de
oogst. Generalisaties zijn niet mogelijk, maar het platteland is wel een
soort stabiele laag die een oplossing kan bieden, al is het tijdelijk.
Het platteland is leniger dan verondersteld.”
U hoopt dat de tentoonstelling een basis
biedt om de wereld beter te maken, schrijft u in de catalogus. Ziet u
zichzelf als een wereldverbeteraar?
“De architect als wereldverbeteraar is
zo’n cliché, daar heb ik nooit aan meegedaan. Ik heb me altijd
bescheiden opgesteld. Het zijn de media die ons als sterarchitecten
afschilderen. Ik heb een basis willen leggen voor een bredere blik op
het platteland.”
In tv-programma ‘Buitenhof’ zei u dat je een loser bent als je nog in de stad wilt wonen. Dat geldt dan ook voor u zelf.
Koolhaas: “Ach, dat was gewoon een opmerking voor de televisie.”
Countryside. The Future is tot en met 14 augustus te zien in het Guggenheim Museum in New York.
Lees ook:
Koolhaas, stadsarchitect bij uitstek, gaat nu het platteland redden
Ruim de helft van de wereldbevolking woont in steden. Dat is een excuus geworden om het platteland te verwaarlozen, zegt architect Rem Koolhaas. Hij opent vandaag zijn expositie hierover in het Guggenheim Museum in New York.
‘Het is nu weer tijd voor iets nieuws’
interview | Rem Koolhaas voelt om de tien jaar de behoefte om een statement te maken. Nu is het weer zo ver voor Nederlands bekendste architect. Met zijn team heeft hij genoeg gedaan aan de stad. ‘We gaan nu naar het platteland.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten