Interview Kees van Kooten
Kees
van Kooten stortte zich op de haiku. Hij schreef er maar liefst 575,
vol kwinkslagen. Hoe maak je zo’n piepklein gedichtje? Van Kooten geeft
in Trouw een minicollege. ‘Ik kan het iedereen aanraden.’
Haiku’s
zijn misschien nog wel besmettelijker dan het coronavirus. Als je ze
ergens tegenkomt, raak je zó aangestoken. Na een korte incubatietijd
voel je het kriebelen, en weldra scheid je zelf de eerste haiku’s af.
Alleen,
hoe krijg je een geslaagd resultaat? De haiku, een van oorsprong
Japanse dichtvorm zonder rijm, oogt bedrieglijk eenvoudig: slechts drie
versregels van respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen. Maar
juist in die beknoptheid schuilt de uitdaging. Zie in zo’n kort bestek
maar eens iets steekhoudends te formuleren.
Kees
van Kooten (78) blijkt er een meester in. Deze week verschijnt zijn
bundel ‘575 Haikoots’, met een speelse samentrekking van ‘haiku’ en zijn
achternaam. Het móesten er 575 worden, vanwege de 5-7-5 lettergrepen,
verklaart de auteur in zijn ruime appartement in Amsterdam-Zuid. “Het
was veel werk, maar binnen een maand of vijf waren ze allemaal af. Als
je eenmaal bezig bent, kun je nauwelijks meer stoppen. Ik ben vaak ’s
nachts opgestaan om een inval te noteren. Heerlijk om te doen.”
Nóg
een groot voordeel: hij kon zijn humor erin kwijt, want de korte vorm
leent zich perfect voor een verrassende wending, grap of punchline. “Een
grap moet pats, pats, pats zijn. Wijdlopigheid werkt niet.”
Neem dit kleinood:
woest is de drager
dat kreng heeft toch geen pootjes?!
waar liet hij zijn bril!?
dat kreng heeft toch geen pootjes?!
waar liet hij zijn bril!?
Deze
haikoot lokt op zichzelf al een gniffel uit, maar in de bundel is naast
de tekst bovendien een foto afgedrukt van een vergeten bril in de
koelkast. Grap op grap. Van Kooten heeft een op de twee pagina’s
verrijkt met zo’n zelfgemaakte foto, die de interpretatie van de haikoot
stuurt. “Ik ben zelf heel blij met deze toevoeging, maar ik vrees voor
kritiek van orthodoxe haiku-liefhebbers – die zijn vaak heel streng.”
In
de jaren zeventig en tachtig schreef Van Kooten al enkele haikoots voor
‘De Bescheurkalender’ die hij toen jaarlijks met Wim de Bie uitbracht.
Hij verloor het genre daarna uit het oog, maar dankzij de sudoku, de
cijferpuzzel, vond hij het spoor terug. “In de trein zie ik vaak een
Metro liggen met zo’n halfafgemaakte sudoku. Dan kan ik het niet laten
om ermee verder te gaan. Dat geeft me een raar gevoel van verbondenheid
met iemand die ik helemaal niet ken. Ik snap ook het sportieve karakter
van de sudoku, maar uiteindelijk vind ik zo’n cijferpuzzel toch niet
creatief genoeg. Daarom dacht ik vorige zomer: als ik die cijfers nou
eens vervang door letters, en ik probeer iets te beschrijven wat ik heb
waargenomen…”
Zo
keerde hij via een omweg terug naar de haiku. Een warm weerzien. “Als
je haiku’s maakt, ben je niet alleen creatief bezig, het levert ook nog
iets op wat je kunt verzamelen en waar je trots op kunt zijn. En het is
een ontzettend goede oefening voor het brein. Ik kan het iedereen
aanraden.” Allemaal aan de haiku dus. Hoe? De grootmeester helpt ons
graag op weg met vijf tips.
1. Kijk rond en verwonder je
“De
haiku is een mild gedicht dat zich verbaast over zijn omgeving en zich
overal bij neerlegt. Loop daarom eens door je huis en bezie alles met
nieuwe ogen. De vaas met bloemen, de lamp, de bank. Je kunt overal
personen van maken. Zo’n vloerkleed: hoeveel mensen heeft dat al over
zich heen voelen gaan? Stel je voor wat die voorwerpen zouden zeggen,
als ze konden praten. Die fotocamera hier op tafel ligt nu te denken:
‘Wanneer opent Kees mij? Ik heb een ideetje voor een foto van de
sneeuw.’ Wezens laten leven, in gedachten, dat gaat bij mij de hele dag
door. Een los snoertje dat ergens werkloos hangt, een raam dat eigenlijk
te klein is, een bril die afzakt.” En dan krijg je zoiets als dit
zo tegen vijven
begint de kurkentrekker
zachtjes te juichen
begint de kurkentrekker
zachtjes te juichen
“Maak
het niet te geforceerd, het moet wel ergens op slaan. Als je
binnenshuis honderd van dit soort haiku’s hebt gemaakt, probeer
datzelfde dan ook eens buiten. Gewoon goed rondkijken, niet de hele tijd
op je aaifoon zitten.”
2. Mik op herkenning
“Het
draait bij de haiku om herkenning. Neem die haikoot over het paard van
de melkboer dat vroeger nauwkeurig de huisnummers wist. Die maak ik
omdat mijn generatiegenoten dan denken: ja, zo wás het. Het geeft meteen
een beeld van het tempo van die tijd, van zo’n paard dat uit zichzelf
steeds één huis opschoof. Of neem die haikoot over dat verliefde
stelletje: híj wijst een gezicht in de wolken aan, en zíj liegt uit
liefde dat ze het herkent. Je moet wel in jezelf durven graven. Daar
ligt het meeste materiaal.” Dit bijvoorbeeld:
snel repeteert hij
de opstelling van Ajax
want zijn kleinzoon komt
de opstelling van Ajax
want zijn kleinzoon komt
3. Elk onderwerp mag, maar kijk uit met tragiek
Van
oorsprong gaan haiku’s over de relatie tussen de mens en de natuur. Van
Kooten trekt het breder. Hij becommentarieert alle hoeken en gaten van
de samenleving, van voetbal tot bejaarde fietsers. Zijn favoriete
onderwerp: poezen. “Met honden kan ik minder. Die zijn te open, te lief,
te aanhankelijk; ze hebben geen geheim.”
Ook zwaardere onderwerpen, zoals veroudering, de dood van vrienden en zelfs euthanasie laat hij voorbijkomen, mét een kwinkslag:
euthentenasiedit kan wel even duren
iedereen akkoord?
iedereen akkoord?
“Maak
het niet te tragisch”, adviseert hij. “Toen mijn vader doodging, had
mijn moeder daar veel moeite mee. Ze ging lange gedichten schrijven,
maar kwam daar soms niet goed uit. Toen heb ik haar aangeraden om
haiku’s te maken. Ze vond het fantastisch. Dat strakke keurslijf werkte
heel goed; je gaat er helder door formuleren. Mijn moeder schreef
haiku’s over alles wat ze in de tuin zag. We hebben er in eigen beheer
een boekje van uitgegeven: ‘Waarlangs streek de wind’.” Daarin staat ook
deze haiku, een soort allegorie van de hoge ouderdom:
uitgevallen roos
siert nog even de paden
met een feesttapijt
siert nog even de paden
met een feesttapijt
“Het
boekje van mijn moeder is opgenomen in het Haiku Museum in Tokio, onder
de A van Annie van Kooten-Snaauw. Natuurlijk, het zou geweldig zijn,
als mijn bundel daar ook kwam te liggen.”
4. Dat kan korter: snoeien en stoeien met taal
Als
Van Kooten zijn haikoots schrijft, telt hij de lettergrepen voortdurend
op zijn vingers mee: vijf-zeven-vijf. “Ik heb het in de trein ook al
twee keer iemand zien doen. Die zit een haiku te maken, weet ik dan.
Vingertellen is het geheime teken van het haiku-verbond. Je kunt een
haiku trouwens best grof beginnen met langere zinnen. Daarna ga je
snoeien. Een tip: speel met werkwoordstijden. Wissel van verleden naar
toekomende tijd, kies een gebiedende wijs of laat het werkwoord weg. Dan
past het soms ineens.”
Of:
bedenk een nieuw woord dat in één klap veel oproept, zoals
‘euthentenasie’. In de bundel munt Van Kooten ook ‘senielioren’. “Zo
worden wij ouderen bekeken”, zegt hij, “dus dat woord klopt helemaal.
Dat geldt ook voor ‘showmofiel’, een kokette tv-homo à la Martien
Meiland. Tja, woordspelingen, ik kan het niet laten. Wim en ik hadden
vaak ook eerst een bijzonder woord nodig: tegenpartij, doemdenken,
oudere jongere… Hadden we dat eenmaal gevonden, dan volgde de rest
vanzelf.
“Je
kunt een woord ook op een onverwachte manier gebruiken. Bijvoorbeeld
‘aanzetten’: ‘Ik aai de poes, zo zet ik hem aan’. Het is zo lekker om te
stoeien met dat rijke Nederlands. Je komt op woorden die je anders
nooit zou gebruiken. Ik heb vaak ‘Het juiste woord’ bij de hand, die
dikke pil. Ik schrijf daar nou wel ‘argwaan’, maar is er niets beters?
Je verzinkt in de taal. En dan de voldoening, als je na zes wijzigingen
denkt: zo kan het niet beter!”
5. Kantel perspectieven
“Over
de Fuji-berg bestaat een geweldige Japanse haiku. Samengevat zoiets
als: ‘een prachtige reis gehad, want de Fuji reisde wel drie dagen met
ons mee’. Geniaal vind ik dat, zo’n kosmische omkering, want je ziet die
berg echt dagenlang als je er voorbijtrekt, zo groot is hij. Het
gekantelde perspectief op de werkelijkheid. Ik heb zoiets ook gedaan in
deze haikoot:
de hond kijkt hem aan
als de baas zit te poepen
maar nooit omgekeerd
als de baas zit te poepen
maar nooit omgekeerd
Die klopt ook. Want baasjes kijken altijd omhoog zolang hun hond poept. Dat kent iedereen.
“Zulke
kantelingen kunnen je ook persoonlijk overkómen. Het gebeurde mijn
vrouw Barbara en mij vorige week. We hadden onze kleindochter Puck –
vier jaar oud – te logeren, de dochter van Kasper en Lisa. Heel
gezellig. Maar ’s ochtends op bed keek ze ons ineens lichtelijk bezorgd
aan. Ze vroeg: ‘Emie en Epie, hebben jullie eigenlijk kinderen?’ Heel
ontroerend, en verschikkelijk leuk. Dat wordt er een, dat weet ik
zeker.”
Kees van Kooten, 575 Haikoots, verschijnt donderdag bij uitgeverij De Harmonie, 208 blz., 19,90 euro.
Lees ook:
Hoe schrijf je Echte Poëzie? Vijf dichtlessen van Tom Lanoye
Dichter en auteur Tom Lanoye gaf vorig jaar in Trouw vijf lessen in het schrijven van poëzie. Zijn credo: ‘Poëzie is totale vrijheid.‘
De opkomst van de doe-het-zelfdichter
Doe-het-zelfdichters publiceren hun poëzie buiten klassieke uitgeverijen om. Verrijken zij de literatuur of produceren ze vooral baggerbundels?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten