De
P.C.Hooftprijs wordt afwisselend toegekend voor proza, essays en poëzie. In 2019 won Marga Minco voor proza. De laatste essaywinnaar was
Bas Heijne in 2017.
Hoewel Maxim Februari ook de auteur is van drie romans, kennen veel lezers hem als columnist, vanaf 1999 voor de Volkskrant en vanaf 2010 voor NRC Handelsblad.
Hij schreef vele essays, in tijdschriften en in boekvorm. Februari
is, ook in zijn romans, vooral een beschouwer, scherpzinnig en geestig,
frivool en erudiet.
Hij is filosoof, jurist en
kunsthistoricus, in het bezit van drie doctoraaldiploma’s, wat voor
sommige mensen nogal intimiderend is. Toen de Volkskrant hem in
2013 vroeg of hij hoogbegaafd was, antwoordde hij laconiek: ‘Natuurlijk,
maar dat zijn veel mensen. De lat ligt niet zo hoog.’
Februari promoveerde in 2000 op een economisch-filosofisch onderwerp met Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek,
dat deels een studie en deels een roman is. Wetenschap en verbeelding,
ratio en empathie, helpen elkaar bij deze schrijver vaak een handje.
Transitie
Februari publiceerde – en leefde – onder
verschillende namen. Zijn website meldt simpelweg: ‘Maxim Februari is de
schrijversnaam van dr.mr. Max Drenth.’ Maar zo eenvoudig is het niet.
Hij was 49 jaar lang een zij. Hij werd in 1963 geboren als Marjolijn
Drenth. Zij debuteerde in 1989 met De zonen van het uitzicht, dat
de Multatuliprijs kreeg, onder de genderneutrale naam M. Februari.
Essays ondertekende ze met ‘M. Drenth von Februar’, een naam die ze,
vertelde ze in 2007 in een interview, had ‘verworven’: ‘Mijn ouders
heten niet zo. En probeer er maar niet achter te komen hoe dat zit, want
dat lukt niemand.’ Als columnist in de Volkskrant heette zij een tijdlang Marjolein Februari, in NRC Handelsblad werd
dat Marjolijn Februari. In die krant is in september 2012 te lezen dat
de columnist bezig is met een transitie en dat zijn schrijversnaam
voortaan Maxim Februari is.
Zijn eerste boek onder die naam, De maakbare man: Notities over transseksualiteit,
verschijnt een half jaar later en gaat over die transitie. Het is een
persoonlijk essay, over hormonale en psychische veranderingen – zijn
spieren worden dikker, zijn kaak vierkanter, zijn houding
zelfverzekerder – en over onhandige reacties en vooroordelen die hij
tegenkwam.
Die vooroordelen beschrijft hij grappig
en pijnlijk. Alle clichés over mannelijkheid komen langs: vrouwen die
denken dat je door testosteron ‘een lawaaierige macho wordt’, en mannen
die ‘je broederlijk uitnodigingen hun motorzaag te komen bekijken’.
Maar Februari is niet ineens een klusser en een blaaskaak geworden. Hij
is wie hij altijd was, maar de schaamte in het verkeerde lichaam te
zitten, is voorbij. Het gaat om de vaste innerlijke overtuiging een man
te zijn.
Ook het mannelijke fysiek is niet het
belangrijkste, schrijft hij, al helpen baardgroei en een viriele
motoriek. Het al dan niet ‘geopereerd’ zijn, het hebben van een penis of
borsten is evenmin cruciaal. Naar zulke details vragen vindt hij
onbeleefd. Hij stelt een etiquetteregel voor: vraag zoiets nooit aan
transseksuelen. Vraag evenmin hoe ze ‘echt’ heten.
Vrouwenstrijd
Meer dan de vele interviews over zijn ‘coming out’ doen vermoeden is De maakbare man ook een filosofische zoektocht naar gender en identiteit. Februari schreef eerder over deze onderwerpen. In zijn debuutroman De zonen van het uitzicht (1989)
speelt de tweeslachtige Hermaphroditus een hoofdrol. Ook hier gaat het
erom dat ons lichaam – mannelijk, vrouwelijk of beide – niet zou moeten
bepalen wie wij zijn.
Vaak schreef Februari in columns over de
pech een schrijver in een vrouwenlichaam te zijn. Deze thematiek is
verwant aan die van een andere grote essayist die liever geen vrouw
wilde zijn, en zich een mannennaam aanmat, Andreas Burnier. Februari
heeft het over het hatelijke onderscheid tussen ‘gewone’ en vrouwelijke
schrijvers; over het compliment dat ze zo goed schrijft ‘dat niemand
merkt dat je een vrouw bent’.
Feministen verweten hem na zijn transitie
dat hij een deserteur van de vrouwenstrijd was. Maar die vrees is
ongegrond. Op de vraag, in een interview in NRC Handelsblad in
2012, of hij denkt als man voortaan succesvoller te zijn, antwoordt hij:
‘Ik betwijfel of ik net zo goed gehoord zal worden als mijn mannelijke
collega’s. Ik denk dat je daarvoor toch als man geboren moet zijn.’
Vorig jaar schreef hij in een column: ‘Soms voelt het vreemd om als
heteroman tot de lhbt-gemeenschap te behoren.’ Deze scherpe beschouwer
blijft iemand die op een afstandje staat. Geen deelnemer. Dat is zijn
kracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten