beschouwing de winnaars van de penselen
Yvonne Jagtenberg wint het Gouden Penseel voor haar boek over ongewoon kijken naar gewone dingen
Onbevangen
naar iets kijken, dat kunnen kinderen eigenlijk beter dan volwassenen.
Dat weet ook Yvonne Jagtenberg, te zien aan haar Gouden Penseel-winnende
Mijn wonderlijke oom.
Vorige
week sprak de president van het Britse hooggerechtshof, Lady Brenda
Hale, het oordeel uit dat Boris Johnson het parlement niet op reces had mogen sturen. Lady
Hale is een oude vrouw met een blik die geheimen lijkt te verbergen,
als Oma Boef in het kinderboek van David Walliams. Een deftige Britse
dame met grijs haar, een zwarte jurk, en iets in haar mars. En terwijl
ze haar vernietigende, voor sommigen verbijsterende oordeel uitsprak,
zat op haar schouder een enorme spin. Als een sidekick uit een
Disneyfilm. Meteen werd er gespeculeerd over de bedoelingen van die
grote zilveren broche – zou Lady Hale de traditie van de Amerikaanse
oud-minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright voortzetten, die
met haar broches soms meer zei dan haar als hoogste diplomaat was
toegestaan? Zoals die keer dat ze bij een topbijeenkomst over Irak een
grote gouden slang droeg, vlak nadat ze in de Iraakse media was
uitgemaakt voor ‘ongeëvenaard serpent’. Zo werd de spin van Lady Hale
meteen vergeleken een moederspin, met de mythologische Arachne en Louise
Bourgeois’ gigantische Maman, en met alle symboliek die daarbij
past; van het weven van een web (een commentaar op het verstrikte web
van de Brexitambities?) tot de vernietigende kracht van de vrouwtjesspin
die kleine mannetjes opeet. Binnen een dag werd Lady Hale Spider-Woman.
Het
doet ook denken aan de spin Sebastiaan, die zo’n vreselijk drang had
tot het weven van een web, terwijl iedereen hem waarschuwde. In de
dichtbundel Niet met de deuren slaan, van Annie M.G. Schmidt uit 1979, is dat een vervaarlijk harig beest. In de versie van mijn kinderen, Een vijver vol inkt uit
2011, is hij een onweerstaanbare spin met grote ogen en een blauw petje
op, die iets in z’n koppie heeft dat er niet meer uit gaat. Hij wordt
omringd door zijn treurende spinnenvolk. Want: het is niet goed met hem
gegaan.
Kracht beeldend detail
Wat
de broche van Lady Hale laat zien, is de kracht van een beeldend detail
om een deur naar eindeloos veel associaties open te zetten, die het
hoofdverhaal in een nieuw licht zetten. Goede illustraties in
kinderboeken zijn zulke details. De broche zou een ode aan de
kinderboekillustratie kunnen zijn.
Ga
zelf maar na in uw herinnering; stelt u zich een van uw favoriete,
geïllustreerde kinderboeken voor, en benoem wat bepalend was voor het
gevoel dat u bij dat boek had. Bij mij zijn dat: de spijkerbroek van
Madelief (en de enkellaarsjes onder de rok van haar moeder), de wipneus
en de woeste krullen van Ronja de roversdochter die haar, meer dan
meisje of jongen, vooral een onverschrokken kind maakte dat iedere lezer
wilde zijn, de klauwerige vingers van Quentin Blakes De Heksen en
de piekharen van de stampertjes. Zo kan ik doorgaan; details maken een
verhaal groot, ze maken dat het je een leven lang bijblijft.
Anders dan schilderijen, waarin ik wekelijks naar details zoek voor de serie Oog voor Detail,
zíjn kinderboekillustraties details in het verhaal van het boek. Ze
staan rond een geschreven verhaal, dat de kern is. Ze dragen dat verhaal
en voeren het mee naar alle hoeken van je verbeelding. Ze vullen het
verhaal niet in of aan, maar versieren het, zodat je er nieuwe gedachten
bij kunt krijgen. Ze zijn soms vergelijkbaar met de marginalia in
middeleeuwse manuscripten: een marge, maar een marge die perspectieven
kan veranderen.
Clou
Er
kan een clou schuilen in elk onvermoed detail in een
kinderboekillustratie. Dat vereist ook een ander soort kijken dan wij
als volwassenen gewend zijn. Niet pragmatisch en doelgericht, maar met
het vizier wijd open. Gelukkig kunnen kinderen dat stukken beter dan
wij. Onze blik is gericht op wat we nodig hebben, de rest (zo’n 95
procent doorgaans) van het blikveld negeren we. We hebben efficiënte
hersens, maar daardoor missen we makkelijk details. Kinderen niet. Die
zien alles. Dat weten ouders natuurlijk alláng, maar dat werd onlangs
ook bevestigd in neuropsychologisch onderzoek. Uit verschillende testen,
uitgevoerd door psychologen van de Ohio State University, blijkt dat
kinderen veel meer opmerken dan volwassenen, óók als ze vooraf is
gevraagd om zich op één ding te concentreren. Kinderen slaan veel meer
omgevingsinformatie op. Misschien omdat ze de eerste jaren niet lezen.
Misschien omdat ze de mogelijkheid openhouden dat alles van betekenis
kan zijn. Het onderzoek kan leiden tot verschillende conclusies,
bijvoorbeeld dat klaslokalen soberder ingericht zouden moeten worden,
want hoe hard je ze als juf ook bij de les houdt, ze dromen toch weg bij
alles wat ze zien.
Maar
het fantastische nieuws is natuurlijk dat kinderen gewoon beter kijken.
Elk detail kan een heel verhaal op zich zijn. Daarom zijn
kinderboekillustraties zo belangrijk.
Ode aan details
De
winnaar dit jaar, schrijver en illustrator Yvonne Jagtenberg, die
dinsdagavond bij het Kinderboekengala in Amsterdam het Gouden Penseel
kreeg toegekend, illustreerde een ode aan alle details waar je als kind
mee aan de haal kunt gaan. Jagtenberg, bij veel vaders en moeders bekend
van het heerlijke Hondje, de enige echte, maakte met Mijn wonderlijke oom
een boek over ongewoon kijken naar gewone dingen. Over een oom die op
een kind past, maar dat zo wonderlijk invult dat je je kunt afvragen wie
er op wie past. Over volwassenen die alles normaal willen, maar die
helemaal niet normaal zijn. En vooral, over kleine dingen die allemaal
iets anders kunnen zijn dan je misschien denkt.
Het boek is geïnspireerd door de bekroonde film Mon Oncle
(1958) van Jacques Tati, waarin Tati die ongewone oom speelt, die in
een adembenemend modernistisch decor – afgewisseld met rommelige Franse
gezelligheid – past op een kind dat bekneld zit tussen ouders die koste
wat kost hun buren de ogen willen uitsteken met hun perfectionisme.
Jagtenberg nam daaruit een deel, het deel dat de gezamenlijke blik van
de oom en de jongen op die grotemensenwereld uitlicht, en het zijn haar
details die je meenemen in hun alleskanmentaliteit.
Neem
de ogen van oom. Hij is, zoals mensen vaker zijn bij Jagtenberg, niet
af. De moeite voor een mond of neus nam ze niet, zijn jas is een vlak,
zijn benen een paar lange staken boven gestreepte sokken die zo
ingenieus getekend zijn dat ze ook op een springveer lijken; het geeft
de oom zijn vrolijke veerkracht. De ogen zijn dus het enige wat we zien
in zijn gezicht, onze houvast. En wat doet Jagtenberg? Ze laat de ogen
er een beetje buiten bungelen. De pupil zweeft meestal zo’n beetje náást
zijn hoofd, alsof hij sowieso buiten de kaders kijkt. Jagtenberg eigent
zich details uit de film toe en maakt ze magnifiek dienstbaar aan haar
verhaal; het gezicht van de vader bijvoorbeeld wordt bepaald door een
suffig-streng naar beneden hangende snor, een stoel in de tuin wordt een
gevangenis, een tuinslang een wild dier, een gevel heeft - net als in
de film - ogen (vensters) die je als Big Brother lijken aan te staren,
wat alles benauwend maakt. Wat Tati niet deed, maar Jagtenberg wel; ze
stopte er details in die bij uitstek aantonen hoe veel beter kinderen
kijken dan grote mensen. Na dertien pagina’s avonturen tussen kind en
oom staat er een groen ding, een hegje of zo, met kleurige streepjes
erbovenop. Weer zo’n modernistisch element, denk je misschien. Maar een
kind (ik heb het getest thuis) ziet meteen: de jongen heeft zich
verstopt. De strepen zijn de veren van zijn indianentooi, die boven het
groene muurtje of de heg uitsteken.
Zulke details zijn van een goddelijk soort minimalisme, ze kunnen een hele wereld aanzetten in je hoofd. Mijn wonderlijke oom
gaat over hoe alles kan veranderen en niets een vaste betekenis heeft.
Het eert, kortom, het vermogen van kinderen om veel voor mogelijk te
houden. Veel meer dan wij. Maar dat is voor kinderen héél gewoon,
natuurlijk.
Naast Yvonne Jagtenberg kreeg schrijver Gideon Samson de Gouden Griffel voor zijn boek Zeb., over een schoolklas waar wel héél rare dingen gebeuren.
Dit zijn de winnaars van de Zilveren Penselen
De Bromvliegzwaan
Illustrator: Anne Stalinski
Auteur: Arend van Dam
Vrolijke,
dynamisch getekende schetsen rond verhalen over taal. De letters en
tekstballonnetjes vliegen je om de oren alsof ze ter plekke om de tekst
heen gekrabbeld zijn. Moderne cartoon-achtige humor, en een ode aan de
letter als vorm en symbool.
Vosje
Illustrator: Marije Tolman
Auteur: Edward van de Vendel
Vosje heeft een dromerige schoonheid die ver weg doet denken aan de eerste Bambi-film
uit 1942; een mistig decor van met risoprint gedrukte foto’s van
landschappen, waardoorheen een feloranje vosje vrolijk dartelt. Achter
een paarse vlinder aan, bijvoorbeeld. Bíjna net zo zielig als Bambi, ook.
Zeb.
Illustraties: Joren Joshua
Auteur: Gideon Samson
Zalige, swingende vormen geven een roaring twenties
gevoel aan de wonderlijke vertellingen van elf kinderen in een klas,
die als een mozaïek in elkaar haken. De vervreemding van de verhalen
komt terug in de vrolijke, in slechts drie kleuren ontworpen
illustraties.
Van twee ridders
Illustraties: Harrie Geelen
Auteur: Imme Dros
Harrie
Geelen heeft zijn handschrift; sprookjesachtig, suggestief, vlekkerig,
nooit te veel informatie maar wel boordevol kleur. Hij liet zich
inspireren door het beroemde middeleeuwse tapijt van Bayeux, in zijn
eigen woorden een ‘wordt vervolgd’-kunstwerk.
Vriendschap is alles
Illustraties: Karst-Janneke Rogaars
Auteur: Stine Jensen
Karst-Janneke
Rogaars kan met een bril of een afgezakte broek, een flinke dosis
sproeten of krom hangende schoudertjes alles vertellen over het karakter
van een kind. Een boek vol vanzelfsprekende representatie van alle
soorten kinderen, waarin alle kanten van kindervriendschap vrijmoedig
tot uiting komen.
De pittige pruim die een pop werd
Illustraties: Chrudoš Valoušek
Auteur: Vojtěch Mašek
Een grafische rodelbaan van kleuren en vormen, met heftige typografie en schreeuwende fluorkleuren. Een modern soort Pinokkio, met illustraties die de maker zelf beschrijft als ‘koortsachtig, radicaal en expressief’.
Noorse Mythen
Illustraties: Jeffrey Allen Love
Auteur: Kevin Crossley-Holland
De
illustrator paste de silhouettechniek toe om de woeste, duistere Noorse
verhalen de kracht te geven die de verbeelding op hol doet slaan.
Extreem efficiënt ontworpen, stempelachtige tekeningen die de mystiek
oproepen met fantastische details als een baard, een paar vingers of
ogen.
Penselen in het Rijksmuseum
In
de Teekenschool van het Rijksmuseum in Amsterdam, waar workshops,
cursussen en tekenlessen worden gegeven, wordt ook dit jaar de selectie
van Zilveren Penselen tentoongesteld. Originele illustraties van de
zeven Zilveren en het Gouden Penseel, en de twaalf Vlag en Wimpels van
de Penseeljury – de eervolle vermeldingen – zijn daar vanaf vandaag te
zien t/m 16 februari. Open dagelijks 10-16 uur, in de herfstvakantie van
12.30-17 uur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten