even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!....
en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
maandag 13 juli 2020
‘Intellect is allerminst zaligmakend’ Maxim Februari
‘Als je over mijn jeugd begint, gaan
bij mij de bruggen omhoog. Dat voortdurend maar terugkeren naar de
kindertijd vind ik een infantilisering van de volwassene. Achter die
interesse gaat ook een vreemd soort determinisme schuil: alsof je als
kind een code krijgt die bepalend is voor de rest van je leven. Dat
denken zit er zo ingebakken: kom een paar dingetjes over mensen te weten
en je begrijpt wat ze later hebben gedaan. Zo werkt het leven niet.’
Vraag Maxim Februari, tot 2013 levend
als vrouw, dus niet naar vormende gebeurtenissen in de eerste achttien
jaar van zijn leven. Op een vrolijke lach volgt dan: ‘Dat zijn dingen
die je niet in een interview over een zinvol leven vertelt.’ Tot enkele
uitspraken over die tijd laat de NRC-columnist, essayist en
romanschrijver, dit jaar winnaar van de PC Hooft-prijs, zich niettemin
verleiden: ‘Ik geloof niet dat ik in mijn gymnasiumjaren gelukkig ben
geweest, om maar een understatement te gebruiken.’ Doelt hij erop dat
hij als jongen in het verkeerde lichaam zat? ‘Die beschrijving bevalt me
niet. Het was gewoon mijn lichaam, alleen met de verkeerde
seksekenmerken. Ik zie mijn transseksualiteit als een medische
afwijking, vergelijkbaar met een aangeboren hartafwijking. Het is een
fysiek iets dat gelukkig vrij simpel kan worden verholpen. Maar in de
puberteit was het vervelend omdat ik niet, zoals anderen, kon
experimenteren. Dus heb ik mijn puberteit min of meer overgeslagen.’
Waarna de brug weer wordt opgetrokken.
Veel liever spreekt Februari aan zijn
keukentafel in een herenhuis in het Betuwse stadje Buren over
maatschappelijke kwesties, rechtsbescherming en systeemdenken voorop. De
57-jarige filosoof, jurist en kunsthistoricus vreest dat we in
toenemende mate worden omringd door systemen die de mens tot ‘een
bundeltje data’ reduceren. Daar keert hij zich in zijn werk bij uitstek
tegen – afkeer van allerlei vormen van het reduceren van mensen vormt
een rode draad. Zijn diepe overtuiging is dat we zoveel rijker van
inhoud zijn dan wat anderen, de politiek voorop, geneigd zijn van ons te
maken. ‘Mensen, en vooral zij die zich met beleid bezighouden, zouden
zich moeten realiseren dat politiek en beleid ten dienste behoren te
staan van het leven zelf. Nu doen we, en de kranten doen daaraan mee,
alsof ons leven in dienst staat van de politiek.’
De mens vervult volgens Februari niet
alleen een rol als burger of consument, maar maakt deel uit van een
groter geheel, het universum. Dat ‘diepe besef’ brengt hem tot de
constatering ‘een religieus mens’ te zijn, wat vooral niet met ‘gelovig’
moet worden verward. Voor deze dimensie bestaat te weinig aandacht: ‘We
verkeren in een wereld waarin we denken dat het intellect zaligmakend
is. Maar dat uitgangspunt is beperkt: je zit op een stoel, trekt een
kringetje eromheen en roept ‘hierbinnen weet ik alles’.’
Wat is voor u een zinvol leven?
‘Voor de mensheid als geheel is het geen
vraag: het leven, inclusief de natuur, is er gewoon – het gaat zijn
gang, maakt zijn seizoenen door, van leven naar dood en van dood naar
leven. Vragen naar een grotere zin is in mijn ogen een categoriefout: je
brengt twee begrippen met elkaar in verband, zin en leven, die geen
verband hebben. Dat ligt anders op individueel niveau, want we zijn nu
eenmaal betekeniszoekende wezens. Anders dan katten. Wij willen dat het
leven iets betekent: waar gaat dit over? Dat vraag ik mezelf af en toe
ook af: zal ik niet eens opstappen, heeft dit nog wel zin?’
Wat is dan uw antwoord?
‘Ik zou heel tevreden zijn als op mijn
sterfbed zou blijken dat ik ieders problemen heb opgelost, haha. Alleen
ben ik bang dat het daar niet meer van komt.’
U heeft gezegd: ik heb lang aan het Jezus
Christus-syndroom geleden, ik wilde het onrecht in de wereld
goedmaken. Waar kwam dat vandaan?
‘Daarvoor zou je diep moeten graven, maar
ik ben nooit in psychoanalyse geweest. Ik kan wel zeggen dat ik niet
ben opgegroeid met de idee dat de wereld een vrolijk oord is. In de
jaren zestig en zeventig woonde ons gezin in een omgeving met andere
gezinnen die oorlogsgeschiedenissen achter de rug hadden en die met
elkaar begonnen te praten: mensen hadden in een Jappenkamp gezeten, in
de onderduik of andere complexe situaties. Als kind zweefde je daar
tussendoor. Verder was het op mijn middelbare school een en al goede
bedoelingen: men maakte zich druk om Zuid-Afrika
en Franco, men was anti-dit, anti-dat. Zo werd je voortdurend om de
oren geslagen met de idee dat de wereld een akelige plek is en dat jij
een rol had in het beter maken’.
Heeft u dat syndroom nog altijd?
‘Het is een almachtsfantasie waar ik in
ieder geval te lang mee door ben gegaan. Sinds een jaar krijg ik zo veel
post dat het niet meer te behappen is. Ongeveer de helft daarvan
behelst verzoeken maatschappelijke problemen op te lossen. Ik heb het
onderwijs, de zorg, de kunst, de wetenschap, de digitalisering en
juridische kwesties onder me, zo ongeveer de portefeuille van het hele
kabinet. Rond de jaarwisseling werd het me te veel. Het beeld dat toen
bij me opkwam was de Madonna della misericordia: de maagd Maria die de
mensheid onder haar blauwe mantel neemt en iedereen troost biedt. Toen
vroeg ik me af: waarom komt dat beeld telkens boven? Afgelopen maand
begreep ik: ik wil af van dat gevoel dat ik alles moet oplossen. Ik ben
Maria niet.
‘In je serie zijn er mensen die zeggen:
het komt allemaal goed – ze behoren tot een bepaald soort optimistisch
menstype. Daar reken ik mezelf niet toe. De wereld zit vol tegenslagen
en meevallers. Er is dus altijd leed. Je voorkomt dat niet, lost het ook
niet op, maar je kunt wel beschermen en troosten. Daarom houd ik zo van
rechtsbescherming en vandaar ook die rare hoop dat Maria het troosten
van me overneemt’.
Hoe moet een mens zich tot leed verhouden?
‘Het heeft geen zin ongelukkig te worden
van het leed van de wereld, daar schiet niemand iets mee op. Maar je
moet zeker ook geen cynische houding aannemen, want dat maakt alleen
maar meer kapot. Cynisme moet je bestrijden. Mijn houding is dat je er
vooral met tederheid naar het menselijk onvermogen moet kijken. Ons
leven zit nu eenmaal zo in elkaar dat we anderen schade toebrengen.
Wanneer ik niet inga op een uitnodiging een rechtszaak te voeren, leidt
dat tot teleurstelling. Je weet hoe dat aankomt: het ziet eruit als
onverschilligheid, ‘die Februari leeft er ook maar op los’. Een deel van
wat er misgaat in de wereld wordt per definitie door jezelf
veroorzaakt. Dat dingen misgaan, is zoals we zijn. Je kunt proberen iets
bij te dragen aan onze omgang met dat gegeven. Kunstenaars citeren in
dit verband vaak de balletlerares Sonja Gaskell: ‘Meisje, meisje, als je
valt, altijd er iets van maken.’ In mijn columns heb ik nooit de
behoefte hard te slaan. Ook al is dat soms ontzettend leuk om te lezen,
het helpt nooit.’
U noemt zichzelf religieus, wat bedoelt u daarmee?
‘Dat is het besef dat we van een veel
groter geheel deel uitmaken: met deze planeet hangen we in een heelal
dat je op geen enkele manier kunt overzien. Dat leidt bij mij tot een
religieus gevoel. Ik ben niet gelovig of godsdienstig. Voor mij is
geloof de overtuiging dat er een opperwezen is of dat er een bedoeling
achter alles zit, terwijl het begrip godsdienstig is gelieerd aan een
instituut. Maar ik ben wel religieus in die zin dat ik een indringend
besef heb van dat grotere geheel.’
Waar leidt dat toe?
‘Tot de noodzaak onze bescheiden plek te
blijven zien. Zowel de kredietcrisis als de coronacrisis zie ik als
episoden die ons op onze plaats wijzen. De kredietcrisis wees op de
beperkingen van het menselijk verstand: we bedachten dingen die we zelf
niet begrepen, verstrekten onnavolgbare hypotheekproducten. We zijn niet
zo slim als we zelf meenden. Daar kun je de conclusie uit trekken dat
we niet moeten claimen meer te weten dan we doen. Bij de coronacrisis is
de oorzaak juist niet abstract, maar natuurlijk: iets uit de wildernis
is in contact gekomen met de mens en we zijn daar ziek van geworden. We
zijn losgezongen geraakt van zoiets als een diertje dat ons kan
besmetten. Daar hadden we niet meer op gerekend, want we zaten met ons
hoofd bij abstracties, zoals systemen en technologie. Dit is een
tamelijk primitieve crisis die ons eraan herinnert dat we natuurlijke
wezens zijn. Terwijl we denken dat we vooral uit intellect bestaan. Ik
heb daar nooit in geloofd. In mijn ogen is je ratio niet meer dan een
zandkorrel in de woestijn van je leven.’
Houdt uw religieus besef ook verband met uw afkeer van het reduceren van de mens?
‘Ja. Na het overlijden van Gerda (Meijerink, decennialang de partner van Februari, tot haar dood in 2015, red.)
besefte ik dat alles wat zij aan cultuur in haar hoofd had, allemaal
weg was. Ik dacht: mijn God, dan ben je daar je hele leven mee bezig en
dan is die Duitse middeleeuwse poëzie plots verdwenen. Mijn verzet tegen
het behandelen van burgers als een datasetje heeft direct te maken met
het besef van innerlijke rijkdom van mensen. We bestaan uit zoveel meer
dan die paar gegevens op basis waarvan de overheid ons gedrag denkt te
kunnen voorspellen.’
Maar zonder enig reductionisme kunnen we toch niet?
‘Natuurlijk, het is nodig om de
samenleving aan de gang te houden, regels af te spreken en te besturen.
In de wetenschap maak je gebruik van modellen die per definitie
reduceren. Maar je moet blijven beseffen dat je de werkelijkheid hebt
uitgekleed. Het grote gevaar is dat je denkt die helemaal te pakken te
hebben. Ik houd mensen graag voor: u bent veel meer dan een burger, u
bent een mens die leeft. Dan krijg ik vaak verbazing als reactie. En ook
wel enig verheugen. Mensen denken: ‘Oh, mens dat ben ik ook nog!’
Burgerschap is niet meer dan een instrument om dingen te regelen ten
dienste van een leven dat veel groter is dan burger zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten