InterviewManoj Kamps
Improvisatie-opera ‘Faust’ is knotsgekke potpourri én dankzij corona een bijzonder debuut
Grootse
opera’s zijn niet coronaproof, daarom zet De Nationale Opera de deur
open voor het experiment. Jonge makers mengden ‘Faust’ met
kinderliedjes, elektronische muziek, aria’s, Roemeense volksmuziek en
‘vergeten verhalen’.
Snoeren, koptelefoons, draden, kastjes, stopcontactdozen. Alsof
je een laboratorium binnenloopt. In de grote studio van Nationale Opera
& Ballet is een workshop aan de gang. Dertien performers – zangers,
dansers, kinderen, figuranten – kunnen via sensoren op hun lichaam
geluiden oproepen die geluidskunstenaar Akim Moiseenkov eerder
verzamelde op zijn computer. Medewerkers met mondkapjes bevestigen de
sensoren op de dertien lichamen. Ervóór en erna ontsmetten ze hun
handen. Iedere keer opnieuw.
Muzikaal
leider Manoj Kamps bekijkt het gebeuren vanaf een hoge kruk, en wacht
stil en geduldig af. Voor iedereen is het de eerste verkenning met deze
sensoren, en de onwennigheid is voelbaar. Het zijn de kinderen die er
nog het meest onbevangen mee omgaan. Deze scène moet de epiloog worden
van de voorstelling, waarin geluiden en muziek uit de voorstelling als
een vreemde, vervormde herinnering terugkomen. Nieuw en gewaagd.
Het
nieuwe seizoen van De Nationale Opera (DNO) was het eerste van de
nieuwe artistiek directeur Sophie de Lint. Het had zaterdag spectaculair
moeten openen met ‘Mefistofele’, de opera die Arrigo Boito van Goethes
‘Faust’ maakte. Maar niks van dat al. Een dergelijk groots gemonteerde
productie met uitgedijd orkest en koor is in deze tijden onmogelijk.
Niet opengaan was evenwel geen optie.
Er moest een alternatieve seizoensopening komen
De
Lint bedacht een alternatieve seizoensopening en nodigde een nieuwe
generatie Nederlandse theatermakers uit om iets te bedenken.
Uitgangspunt was het ‘Faust’-thema dat door het oorspronkelijke seizoen
geweven was. De kar van concept en creatie wordt getrokken door
dirigent/componist Kamps en regisseur Lisenka Heijboer-Castañon. Zij
omringden zich met andere makers uit diverse disciplines en vroegen
componisten en arrangeurs om muziek te maken of te bewerken voor het
Nederlands Philharmonisch Orkest, dat vanwege de maatregelen uit slechts
zesenveertig musici mag bestaan. In amper drie maanden tijd werd een
voorstelling uit de grond gestampt, die als titel ‘FAUST [working
title]’ kreeg.
Na
afloop van de lange workshop heeft Kamps tijd voor een gesprek. “Sophie
de Lint belde begin juni met regisseur Lisenka Heijboer-Castañon. De
opdracht die ze kreeg was om te reageren op dit tijdsgewricht, en toen
Lisenka dat hoorde, zei ze meteen: ‘Dan moeten we Manoj erbij halen’.
Een paar dagen later zat ik ineens bij DNO mijn debuut te bespreken.
Zonder de pandemie was dat uiteraard nooit gebeurd. DNO wilde dat we een
week later al met een soort van concept zouden komen.”
De enige zekerheid was dat Faust-thema, verder was alles blanco
Tijdens
de voorbereiding had het team steeds te maken met nieuwe protocollen.
Er werd de hele tijd rekening gehouden met de realiteit dat het
misschien uiteindelijk toch niet door kon gaan. Kamps: “Eerst mocht er
maar één zanger op het toneel. Dat werden er later meer, maar dan
moesten ze in de zangrichting van elkaar 2,5 meter afstand houden. Mocht
er wel een orkest in de bak? Hoe zat het met het koor? Kinderen tot 13
jaar mochten wel bij de volwassenen in de buurt komen, de anderen niet.
“De
enige zekerheid was dat Faust-thema, verder was alles blanco. Eerlijk
gezegd was die Faust voor mij een ver-van-mijn-bed-show. We weten
natuurlijk allemaal wie die figuur is. Ik had ooit Goethes ‘Faust’
gezien, en ik kende wat highlights uit de Faust-opera’s van Berlioz en
Gounod. Maar met de archetypen uit het stuk van Goethe konden we
eigenlijk weinig aanvangen. Het ‘Ewig-Weibliche’, Gretchen die zich
opoffert voor Faust, het verkopen van je ziel aan de duivel, verlossing –
het zijn de grote thema’s in Goethes stuk. Die vonden we allemaal niet
interessant. Uiteindelijk hielden we de zucht naar kennis van de
hooggeleerde Faust over. Kennis, en de macht die bij die kennis hoort.
Dat sprak ons aan. Faust krijgt die kennis, door zijn pact met de
duivel, maar wat betekent dat?
“Zelf
ben ik van Sri Lankaanse afkomst, en in die context had ik behoefte aan
een buiten-Germaans, niet-westers perspectief. Dat kwam door Simon(e)
van Saarloos. In het essay ‘Herdenken herdacht’ schrijft Van Saarloos
over herdenken, en wat er nu eigenlijk herdacht wordt. In dat essay
wordt werk van talloze vrouwen, non-binaire mensen, en mensen van kleur
aangehaald. Er zijn veel verhalen, maar we horen alleen de dominante
verhalen, de witte westerse verhalen, zoals het Faust-verhaal. Hoe
kunnen we ‘vergeten’ verhalen naar de voorgrond halen? Dat is de basis
geworden voor onze voorstelling. Ja, het mondt misschien uit in iets
chaotisch, maar dat omarmen wij als een vorm van schoonheid.
We gebruiken typische opera-talen Italiaans en Duits, maar ook Xhosa
“Bij
ons is Faust aanwezig door zijn afwezigheid, Gretchen komt langs via
een Schubert-bewerking van Reinbert de Leeuw en Mephistopheles is
hoogstens aanwezig in sommige muziek. We gebruiken verschillende talen.
De typische opera-talen Italiaans, Duits, Frans en Russisch, maar ook
Roemeens, Xhosa en Tamil. En soms de taal van de elektronica. Iedere
performer mocht zijn verhaal en muziek inbrengen. En dus hebben we
Händel naast Roemeense volksmuziek die overgaat in Mahler, Miriam Makeba
naast Julian Eastman, kinderliedjes naast Berlioz, Mexicaanse muziek
naast Vivier. Mijn lichaam en de lichamen van alle anderen in deze
voorstelling vormen een archief. In die archieven zit van alles
opgeslagen, klassieke muziek, niet-klassieke muziek, niet-westerse,
teksten, beelden. Toen we wisten dat we die archieven wilden gebruiken
en inzetten, moesten we het gaan ordenen.”
Bij
een grote repetitie in het theater wordt een en ander wat
duidelijker. Kamps leidt de repetitie gestructureerd en met gezag. Er
wordt vertrokken vanuit de opera. Uit ‘Mefistofele’, de oorspronkelijke
seizoensopening, klinkt de proloog – bewerkt en ingekort. Een aria uit
Händels ‘Rinaldo’ loopt even later fantastisch uit de rails, Mahlers
Achtste symfonie wordt kort aangetikt en over Berlioz’ ‘Marche au
supplice’ (een opname door de luidsprekers) klinkt zang van de
Amerikaanse queer artiest serpentwithfeet. In die knotsgekke potpourri
klinkt niets zoals we het kennen.
“Er
is een veelheid aan perspectieven”, zegt Kamps. “Al die componisten
wier muziek dan ook nog eens door zo’n vijftien verschillende arrangeurs
bewerkt is, arrangeurs van allerlei afkomst en geaardheid. Die mochten
vanuit de originele partituur vertrekken, maar we vroegen hen wel iets
eigens toe te voegen. Je hebt dus zowel herkenning als vervreemding.
Het radicale zit hem in de context
“Het
is niet per se vernieuwend wat we doen, maar het radicale zit hem in de
context. Dit theater, dit podium. Normaal heb je hier de wet van de
partituur, waar dan een laag van een vernieuwende regisseur overheen
komt. Maar hier was helemaal geen partituur. We zetten ons niet af tegen
het gebouw, we gebruiken de expertise van de mensen hier, en het
archief van het gebouw, omdat we in de opslag onze decorstukken uit
eerdere DNO-producties hebben gekozen. We willen alleen laten zien dat
je mét, en ín dit gebouw ook iets heel anders kunt doen. Opera is een
hele trage kunstvorm. Je moet nieuwe producties ongeveer vier jaar
vooruit plannen. In de opera kun je dus nooit echt reageren op de tijd
waarin je op dat moment leeft. Nu kon dat wel. De wereld staat in brand,
en deze productie is daar een reactie op.”
In ‘Mefistofele’ van Boito, de opera die niet door kon gaan, noemt Faust de duivel een ‘strano figlio del Caos’. Die ‘vreemde zoon van de chaos’ zal in FAUST [working title] in veel meer gedaanten en vormen aanwezig zijn.
FAUST [working title] gaat zaterdag in première bij De Nationale Opera. dno.nl
Lees ook:
Joepie, de dirigent doet een jurk aan
Kamps
heeft zich al vaak uitgesproken over gender, en verwonderde zich erover
dat vrouwelijke dirigenten het vrouwelijke wegstoppen zodra ze op de
bok stappen. Kamps’ jurk was een statement.
Zijn directie van het lastige programma trouwens ook. Kamps maakt
sierlijke bewegingen, waarbij zijn slanke handen en zijn zwartgelakte
nagels opvallen.
Sophie de Lint leidt De Nationale Opera een nieuw tijdperk in
Sophie de Lint volgt Pierre Audi op als artistiek directeur van De Nationale Opera. Ze laat in haar eerste seizoen een
nieuwe lichting artiesten debuteren, onder wie een paar opvallende
vrouwelijke dirigenten en regisseurs. ‘Ik heb de behoefte om close te
zijn met de artiesten met wie ik samenwerk.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten