even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!....
en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
dinsdag 20 augustus 2019
In ’89 scheurde in Hongarije het IJzeren Gordijn. Nu zijn ze blij met prikkeldraad
Hongarije
Hongaren herdenken deze maandag dat ze dertig jaar geleden het IJzeren
Gordijn opentrokken voor Oost-Duitsers. Nu is hulp aan vreemdelingen er
niet meer vanzelfsprekend. Net zomin als de liefde voor Europa.
Massavlucht van DDR-burgers, nabij Sopron, Hongarije, op 19 augustus 1989.
Foto’s Hollandse Hoogte
Een toeristische trekpleister is het niet geworden, de plek waar
het IJzeren Gordijn tussen Oost- en West-Europa in augustus 1989 het
eerst scheurde. Het welvarende Hongaarse stadje Sopron heeft geen Koude
Oorlog-relikwie zoals Berlijn Checkpoint Charlie heeft, waar drommen
mensen voor in de rij staan. Sopron heeft alleen een dor grasveld met
een monument. Een onbegaanbare wachttoren van waaruit de grens tussen
communisme en kapitalisme bewaakt werd. Enkele meters gereconstrueerd
schrikdraadhek. En een paar picknicktafels.
Schaarse opwinding komt deze middag van voetballende kinderen. Als
één van hen de bal een onbeholpen trap geeft, rolt die zonder obstakels
Oostenrijk binnen.
Het bezoekerscentrum is gesloten. Het wordt opgeknapt voor de
herdenking waarbij Angela Merkel en Viktor Orbán deze maandag aanwezig
zullen zijn. Het gaat om de dertigste verjaardag van de Pan-Europese
picknick, een grensoverschrijdende vredesdemonstratie waarbij het
honderden Oost-Duitsers lukte om naar het Westen te vluchten. De
picknick toonde aan dat de collectieve opsluiting van burgers van
communistische landen onhoudbaar was – drie maanden later viel de
Berlijnse Muur.
„Wij hadden toen geen idee, maar de picknick was het eerste van de
vallende dominosteentjes die tot de instorting van het Sovjetrijk
leidden”, zegt Lászlo Nagy, destijds één van de organisatoren.
Het zette ook de politieke carrières van Merkel en Orbán in gang.
Zij, de Oost-Duitse domineesdochter, werd de leider van de grootste
liberale democratie van Europa en daarmee de Europese Unie. En hij,
dertig jaar geleden dé Hongaarse progressieve belofte, stuurt nu binnen
de EU het verzet tegen dat liberalisme aan. Hun ontmoeting geeft de
viering een ongemakkelijk tintje. Het accentueert de ontgoocheling in
Oost én West over de niet ingeloste verwachtingen van 1989:
saamhorigheid, welvaart, vrijheid en gelijkheid.
‘We zijn nu ook gevangenen’
Vier Hongaarse gepensioneerden uit het nabijgelegen Györ reden
toevallig langs deze historische plek. „Kijk”, zegt Zsuzsanna Horváth
(68) wijzend maar de achterkant van het wit marmeren monument. „Hier
staat: ‘In 1989 opende het ene onderdrukte volk de deur van zijn
gevangenis voor een ander onderworpen volk.’ Maar wij zijn nu toch
evengoed gevangenen?” Gevangenen, zo legt ze uit, „van de Europese Unie
en van multinationals”.
Natuurlijk, geeft ze toe, is haar leven in verschillende opzichten
beter dan dertig jaar geleden: ze heeft nu de vrijheid haar onbehagen
uit te spreken. Maar haar pensioen als oud-bankemployee houdt niet over,
de gezondheidszorg is slechter dan matig en ze maakt zich grote zorgen
over immigratie. „Er is nu een ander systeem, maar zoals er vroeger in
Moskou werd besloten hoe wij moeten leven, gebeurt dat nu in Brussel. En
westerse bedrijven kopen hier alles op”, zegt Horváth. De ene
overheersing van Hongarije is ingeruild voor de andere, vindt zij.
Haar instinctieve reactie vat samen hoe de liefde van veel Hongaren
voor open grenzen en een verenigd Europa bekoeld is. Wat hier in Sopron
overheerst, dertig jaar na het einde van het Oostblok en vijftien jaar
na de toetreding tot de EU, is onvrede, teleurstelling en een gevoel van
miskenning. Premier Orbán en propagandistische media wakkeren dit
sentiment aan door de huidige internationale orde af te schilderen als
de vijand in een permanent conflict over waarden, identiteit,
soevereiniteit en grensbewaking.
Lászlo Nagy (62), met borstelige wenkbrouwen en golvend grijs haar,
ziet een parallel in hoe Hongarije toen en nu de status quo doorbreekt.
„Dertig jaar geleden moesten wij de omheining van onze gevangenis
openbreken om Europa te herenigen. Nu hebben we er een gebouwd om Europa
te beschermen.” Hij refereert aan een vier meter hoog hek dat Orbán in
2015 liet neerzetten aan de grens met Servië en Kroatië, om de toestroom
van asielzoekers en andere migranten uit het Midden-Oosten en Afrika
tegen te houden. In Sopron, de plek waar Oost-Duitse ‘gelukszoekers’
naar een beter leven geholpen werden, is het wantrouwen jegens
vreemdelingen groot. Of het nu hedendaagse vluchtelingen zijn, de
bezoekende Duitse bondskanselier, of westerse journalisten.
Goulashcommunisme
Dat het eerste dominosteentje juist hier omviel, en dat Nagy daarbij
betrokken was, berust op toeval. Het ‘goulashcommunisme’ in Hongarije
stond al decennia bekend als minder fnuikend dan dat in de oostelijke
buurlanden. Met het aantreden van de hervormingsgezinde premier Miklós
Németh hadden Hongaren in 1988 bovendien de vrijheid gekregen om zich
politiek te organiseren en naar West-Europa te reizen. In juni 1989 was
symbolisch het prikkeldraad tussen Oostenrijk en Hongarije al
doorgeknipt, maar het land bleef verantwoordelijk voor het bewaken van
het honderden kilometers lange IJzeren Gordijn. Het moest voorkomen dat
Roemenen, Tsjechoslowaken en Oost-Duitsers de benen zouden nemen.
Nagy was scheikundig ingenieur in de plaatselijke textielfabriek en
lid van het conservatief-rechtse Hongaars Democratisch Forum. Die nieuwe
partij had het idee opgevat om een picknick te organiseren. „Het bleek
heel moeilijk te zijn om een plek te vinden waar het IJzeren Gordijn nog
intact was. Hier stond het hek nog”, vertelt Nagy.
Augustus
1989: Vluchtelingen uit de DDR reisden via Tsjechoslowakije en
Hongarije naar Oostenrijk en van daaruit door naar West-Duitsland.
Achter dat lichtvoetige idee ging zware onzekerheid schuil. „De
werkelijke reden voor de picknick was dat we bang waren dat de Hongaarse
hervormingen zouden worden teruggedraaid.” Tot 1989 was het altijd zo
geweest dat als één land aan het Warschaupact probeerde te ontglippen –
Hongarije in 1956, Tsjechoslowakije in 1968 en Polen in 1980 – het door
de Russen weer met geweld in het gareel geslagen werd. „We wilden op
deze manier dapperheid tonen en anderen aanmoedigen zich ook onder het
Sovietjuk uit te wurmen. We konden het niet alleen.”
Wat niet voorzien werd, was dat burgers van buurlanden het evenement
zelf zouden aangrijpen om te ontsnappen. Al maanden waren veel mensen
uit de DDR naar Hongarije gekomen in de hoop via die route hun weg naar
West-Europa te vinden. Tussen de tienduizend picknick-gasten uit
Hongarije en West-Europa, doken plotseling zeker zeshonderd
Oost-Duitsers met een missie op: de feestelijke chaos benutten om het
Oostblok te ontvluchten.
Luitenant-kolonel Árpád Bella was die dag verantwoordelijk voor de
grensbewaking. Hij was zijn hele werkzame leven al grenswacht van het
communistische regime „waarvan ik overtuigd was dat het eeuwig zou
bestaan”, vertelt Bella (70) aan zijn keukentafel in zijn huis een half
uur ten oosten van Sopron. Hij was het die, terwijl hij de opdracht had
alle Duitsers tegen te houden, besloot om weg te kijken.
„Wij waren met z’n zessen. De enige manier om te voorkomen dat mensen
overstaken – het waren er honderden, hele gezinnen, met bagage en
kinderwagens – was op ze te schieten.” Zijn mannen zagen de Duitsers
opduiken uit de maïsvelden en wachtten met paniek in hun ogen op Bella’s
bevel. „Ik zei tegen ze: je bent alleen verantwoordelijk voor wat je
kunt zien, dus kijk maar richting Oostenrijk.”
Augustus 1989: Hongaarse soldaten patrouilleren langs de grens met Oostenrijk.
De diepe rimpels rond Bella’s ogen verraden hoeveel uren hij aan de
grens tegen de zon in getuurd moet hebben. Hij had het niet slecht onder
het communisme, maar hij is nu trots en gelukkig onderdaan van de
Europese Unie. „Als je me toen had verteld dat ik de wereld zou kunnen
zien. Dat mijn kleinkind zou afstuderen aan de medische faculteit in
Zürich, dan had ik je rijp voor het gesticht verklaard.” Maar hij heeft
ook grieven. „Hongarije is nooit echt als een partner behandeld. Er
wordt van ons verwacht dat we net zo worden als het Westen, maar wij
zijn vijfhonderd jaar lang onderdrukt en bezet, dat gaat niet zomaar.
Het ontbreekt aan respect, tolerantie en empathie.”
Wederzijdse desillusie
In West-Europa bestaat steeds minder geduld voor Hongarije, dat
volgens liberale normen niet wil deugen. De desillusie in wat de
transitie na 1989 teweeg zou brengen, is wederzijds. De regering die
Viktor Orbán sinds 2010 leidt ontvangt miljarden euro’s per jaar uit de
EU-pot, terwijl zij de democratie, de rechtsstaat, persvrijheid en
mensenrechten beknot.
„Wij worden door het Westen gezien als ondankbaar. Maar waar moeten
we dankbaar voor zijn? Nadat we in 1945 zijn verkocht aan Stalin, kwam
met de uitbreiding van de EU het neokolonialisme”, zegt organisator
Nagy. „Onze goedkope arbeidskracht wordt uitgebuit en tegelijkertijd
krijgen we jullie producten door de strot geduwd. Daarom krijgen wij
EU-geld, om westerse spullen te consumeren.”
Lees ook: Orbán-biograaf: ‘Hij doet zijn pauwendansje weer’
Nagy heeft zich opgeworpen als ambassadeur van de picknick, exegeet
van de huidige kloof tussen West- en Midden-Europa, en verdediger van al
Orbáns beslissingen – en zelfs corruptie. „Als een oligarch een
Europese subsidie binnenhaalt om een weg aan te leggen en hij doet alsof
die drie keer zoveel kost als in werkelijkheid, is dat goed. We mogen
dat Europese geld namelijk alleen aan wegen uitgeven. Maar die oligarch
investeert zijn geld wel in de Hongaarse economie”, aldus Nagy. „Oké,
hij stopt het in zijn eigen bedrijven, hij is en blijft een dief. Maar
zo hebben de Hongaren altijd overleefd.”
Materieel komen de inwoners van Sopron, een uurtje rijden van Wenen,
weinig tekort. Tweetalige menukaarten verraden internationale klandizie.
Op alle barokke gebouwen staat met hoeveel Europees geld ze gerenoveerd
zijn. Ongeveer een derde van de inwoners verdient euro’s over de grens
in Oostenrijk. Na een zware overgangsperiode eind vorige eeuw, heeft de
industrie plaatsgemaakt voor dienstverlening en is de werkloosheid laag.
Rita Kovács (52), een vlotte vrouw in spijkerjasje, is zelfstandig
tandarts. Eén van de maar liefst zeshonderd op een inwoneraantal van
ruim 60.000. Vrijwel al haar klanten zijn Oostenrijkers die hier veel
goedkoper en in hun eigen taal geholpen worden. Als iemand geprofiteerd
heeft van de open grenzen, is zij het wel. Toch is ook Kovacs
ontevreden. „Ik zie niet wat voor Hongarije de voordelen zijn van
EU-lidmaatschap. We krijgen bijvoorbeeld fondsen om moderne ziekenhuizen
te bouwen, maar de gebouwen staan leeg omdat we het geld niet mogen
uitgeven aan behoorlijke salarissen van dokters en zusters. Leraren
verdienen bijna niks. Al onze hoogopgeleiden trekken weg.”
Van links naar rechts: Árpád Bella, Rita Kovács en Lászlo Nagy.
Ondertussen laten andere lidstaten volgens haar veel te makkelijk
niet-westerse migranten binnen. „Mensen die niet werken, maar alleen van
de sociale voorzieningen profiteren”, zegt ze zonder aarzeling. Ook
weet ze zeker dat migranten „vies en gewelddadig” zijn en „vrouwen
verkrachten”. Zelf kent ze zulke mensen overigens niet. De route die
migranten namen om via Hongarije Duitsland te bereiken liep niet door
Sopron. Ze hoort erover van Oostenrijkse patiënten. „Wij hebben hier in
Sopron alleen één kebabzaak en dat willen we graag zo houden.”
Selectieve gastvrijheid
Migratie – van het beruchte grenshek en de onwil om vluchtelingen over Europa te spreiden tot het laten verhongeren van asielzoekers in vreemdelingendetentie
– is maar een van de vele conflicten tussen Brussel en Hongarije. Maar
inwoners van Sopron beginnen er stuk voor stuk over: hoe de EU aan hen
migranten wil opdringen en westerlingen het gevaar van de islam
onderschatten. Wie Hongaars nieuws consumeert, denkt dat Europa
permanent in de migratiecrisis van 2015 verkeert. Hongarije staat daarin
overigens niet alleen. Wie bij het picknickmonument van Sopron de grens
over wil, treft sinds een paar jaar weer Oostenrijkse grenswachten.
Het is moeilijk om de gastvrijheid en de hulp van Sopron aan
Oost-Duitse gelukszoekers te rijmen met de huidige opstelling tegenover
migranten. In 1989 publiceerde organisator Lászlo Nagy een pamflet voor
de picknick dat begon met de tekst: „De enige kans op wereldvrede is
beter begrip tussen de volken en de vernietiging van prikkeldraad en
culturele barrières.” En „menselijke relaties die verschillen in
nationaliteit en ideologie overstijgen”. Nu noemt hij West-Europeanen
hopeloos naïef als het op migratie aankomt. „Ze hebben zo lang in vrede
en vrijheid geleefd, dat hun politieke immuunsysteem niet meer werkt.”
En die toenmalige wens van open grenzen? „Dat gold alleen voor
binnen Europa, we moeten onszelf beschermen tegen de mensen erbuiten. De
mensen uit de DDR waren net zo goed op zoek naar een beter leven, hen
kenden we, ze hoorden bij Europa. Nu hebben we geen idee wat voor
kleurrijks er allemaal binnenkomt.” Net als tijdens het communisme,
heeft Orbán hulp aan vluchtelingen strafbaar gemaakt.
Hongarije, met zijn westelijke ligging, lange staatkundige
geschiedenis en relatief milde communistische dictatuur, had in 1989 de
beste positie om zich tot een bestendige democratie te ontwikkelen. In
plaats daarvan speelt het nu een autocratische voortrekkersrol in de
regio. Nagy ziet dat als positief. „Nee, we zijn niet de beste
leerling van de klas, die braaf naar de juf luistert. Met Orbán hebben
we een leider die vecht voor de belangen van Hongarije. Eindelijk
bepalen we ons eigen lot. Daar moet de rest van Europa maar eens aan
wennen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten