Met het loslaten van de 0,7 procent-norm zakt Nederland door een bodem, vindt Bram van Ojik. 'Zijn we ons fatsoen kwijt?'
Voorbij zijn de tijden van Kamerlid Timmermans die een jaar geleden nog in de Volkskrant schreef over een morele plicht van de politiek om ervoor te zorgen dat er voldoende voedsel beschikbaar is, ook voor arme mensen. Die zich verzette tegen de VVD omdat er bezuinigd werd op ontwikkelingssamenwerking. Voorbij zijn die tijden, want dit kabinet deed er nog eens 1 miljard extra aan bezuinigingen bovenop. Op een totaal budget van ruim 5 miljard is er in drie jaar tijd 40 procent gesneden.
'Ja, maar de wereld is veranderd', zeggen andere partijen dan. 'Hulp helpt niet, we moeten het bedrijfsleven stimuleren om voor economische groei te zorgen in ontwikkelingslanden.'
Natuurlijk is de wereld veranderd. Maar de strijd tegen armoede is nog lang niet gestreden. Eén miljard wereldburgers profiteren vooralsnog niet van de groei van de economie, van investeringen en van handel. Ze zijn aangewezen op sociale investeringen in onderwijs, in schoon drinkwater, in gezondheidszorg. Er komen elk jaar nog 2,5 miljoen hiv-geïnfecteerden bij. Toegang tot gezondheidszorg en medicatie is voor veel zwangere vrouwen een groot probleem.
Treurig
Tegen al die mensen zegt Nederland nu: 'Sorry, bij ons gaat het slecht, dus voor jullie schiet er even ook wat minder over.' Dat is treurig. Want armoedebestrijding vergt investeringen die niet door de markt en het bedrijfsleven worden gedaan en dus uit de publieke sector moeten komen. Vooral uit de eigen nationale middelen in die landen, maar ook uit internationale inkomensoverdracht, zoals we met de 0,7 procent-norm hebben afgesproken.
Dat we volgend jaar een historisch dieptepunt bereiken, is het gevolg van politieke besluiten. Rutte I bezuinigde een miljard op ontwikkelingssamenwerking en Rutte II bezuinigt opnieuw. Drie partijen, het CDA, de VVD en de PvdA, laten daarmee de internationale afspraak los, nadat zij veertig jaar lang de Nederlandse bijdrage als een kwestie van fatsoen hebben beschouwd. Dat veel landen zich daar niet aan hielden was voor ons geen reden. Sterker nog, we waren er trots op dat wij ons er wel aan hielden. We stonden daarin niet alleen.
Er waren landen zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken, die dat ook deden. Wij behoorden met trots tot die groep. We hebben met die voorbeeld-rol wereldwijd ontzettend veel goodwill opgebouwd.
Dat gebeurde de laatste tijd vooral in Afrika, maar eerder in landen in Azië en Zuid-Amerika. Daar was onze hulp mede de aanzet tot ontwikkelingen waarvan niet alleen de burgers in die landen profiteren, maar nu ook onze investeerders en handelaren. Misschien was de VVD iets minder enthousiast over deze afspraak dan GroenLinks, maar ook de VVD ging er uiteindelijk altijd wel weer schoorvoetend mee akkoord.
Voor GroenLinks betekent eerlijk delen meer dan alleen eerlijk delen hier achter de dijken. Wij willen ook eerlijk delen tussen hier en daar en tussen huidige en toekomstige generaties. Met de nieuwe bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zijn we door een bodem gezakt. En het is daarom met pijn in ons hart dat we voor het eerst in de geschiedenis van onze partij tegen de begroting Ontwikkelingssamenwerking zullen stemmen.
Bram van Ojik is fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten