ReizenEuropa
Van de Albanese Alpen tot het Noorse Jotunheimen: neem eens een kijkje in deze berggebieden
Iedereen kent de Alpen, maar ook elders in Europa liggen bergen die een bezoek meer dan waard zijn. Ervaren bergwandelaars tippen hun favorieten.
1. De Albanese Alpen, logeren bij locals tussen de kalkpieken
De tip van Lex van den Bosch, reisjournalist en fotograaf (fotowandelaars.nl)
De vallei rondom Theth, een dorp in het hart van de Albanese Alpen, was lang een onherbergzaam gebied waar je alleen te voet, te paard of (recent) met de terreinwagen kon komen. Pas afgelopen jaar is de smalle, stenige toegangsweg vanuit het westen omgetoverd tot een slingerend asfaltlint door de kalkbergen.
Wie van een uitdaging houdt, kan de vallei ook via de bergen bereiken (ook wel de Vervloekte Bergen genoemd, vanwege hun ruigheid en onvruchtbaarheid). Vanuit Valbona, in de naastgelegen vallei, loopt een af en toe steil, maar niet al te moeilijk bergpad over de 1800 meter hoge Valbona-pas. Het is een van de best gemarkeerde wandelpaden in de Albanese Alpen, ideaal voor wie dit ruige, door de zon uitgemergelde gebergte op eigen gelegenheid wil verkennen.Leestip: De roman De herberg met het hoefijzer van schrijver A. den Doolaard speelt zich af in Theth; een roman over eerwraak van een schrijver die als geen ander weet wat het is om over de Balkan te zwerven.
Sommigen laten hun bagage vervoeren door een muildier, maar de fervente trekker draagt zijn spullen op de rug. Veel heb je niet nodig, want zowel aan de Valbona- als aan de Theth-kant van de 17 kilometer lange trail zijn genoeg overnachtingsmogelijkheden. Met het asfalt rukken ook de pensionnetjes en hotelletjes verder op in de Albanese Alpen.
Het kan ook anders: overnachten bij een familie die plek voor gasten heeft gemaakt. Nog altijd zijn er huishoudens in de Albanese bergen die grotendeels zelfvoorzienend zijn, met een enkele koe, wat kippen, een piepklein veldje mais voor de dieren, en wat groente en fruit rond het huis. Er overnachten is een bijzondere ervaring. Dikke kans dat je na een lange dag lopen oma aantreft op het erf bij een ketel met peren boven een houtvuur. Wie nog in zo’n homestay tussen de hooioppers wil overnachten, moet snel zijn. Ook Albanië verandert snel.
Praktisch:
Reis met de bus van Tirana naar Shkodër en overnacht daar. Vanuit Shkodër centrum neem je voor 7 uur ’s ochtends een minibusje (vraag in het hotel) naar de zuidpunt van het Komani-meer om het veer van 9 uur (komanilakeferry.com) te halen. Na drie uur varen over een prachtig stuwmeer tussen de bergen neem je in Fierze een minibusje. Deze staan daar doorgaans te wachten. In een uur word je naar Valbona gebracht.
Veel accommodaties zijn inmiddels aangesloten bij de grote boekingswebsites. Homestays zijn soms lastiger te vinden. Ter plaatse rondvragen doet wonderen.
2. Sextener Dolomieten: grillige Italiaanse schoonheid, met routes voor elk niveau
De tip van Jonathan Vandevoorde, reisjournalist en gediplomeerd bergwandelgids
De Dolomieten in Noord-Italië − versteende overblijfselen van prehistorische koraalriffen − priemen als wit-gele wolkenkrabbers de hemel in. In het Duitstalige Zuid-Tirol (Alto Adige in het Italiaans) bevinden zich de bekendste van de negen Dolomieten-massieven, zoals de Rosengarten, het Sella- en Langkofelmassief, de Seiser Alm en niet te vergeten de Sextener Dolomieten. In de hete Italiaanse augustusmaand trekken Italiaanse gezinnen er graag op uit in deze koele hoek van de Alpen.
De Dolomieten zijn een speeltuin voor wandelaars van alle niveaus én voor ervaren rotsklimmers. Wat dacht je van de vele via ferrata’s, met vaste staalkabels gezekerde rotsroutes voor ervaren bergwandelaars zonder hoogtevrees? De sport werd hier zowat uitgevonden. Via ferrata’s (‘ijzeren wegen’) gaan terug op de bevoorradingslijnen die soldaten aanlegden in de Eerste Wereldoorlog naar de loopgraven en bunkers hoog in de bergen. In de Dolomieten werd hevig gevochten tussen Oostenrijkse en Italiaanse troepen.
Het oog van de storm was destijds de Drei Zinnenhütte (2405 m), tegenwoordig een populaire bestemming in het hart van de Sextener Dolomieten. Bezoekers staan er oog in oog met iconische massieven als de Drei Zinnen en de Paternkofel, van waaruit een Italiaanse bommenregen de oorspronkelijke berghut aan gort schoot (het huidige gebouw dateert van 1935). Je kunt er nog de loopgraven van toen verkennen. Daar hoef je geen via ferrata voor te nemen: vanaf de parkeerplaats bij Rifugio Auronzo, waar ook een bushalte is, loop je er over een breed pad in een dik uur naartoe.
Mijn advies? Wacht tot de dagjesmensen vertrokken zijn en zorg dat je een bed hebt gereserveerd in de hut. Stap na het avondeten de deur uit en geniet van het onwezenlijk mooie enrosadira, zoals de zonsondergang in de Dolomieten wordt genoemd: één magische minuut lijken de rotsmassieven rondom rozerood te gaan gloeien, een fenomeen dat je gezien moet hebben. Heb geen haast, want een uur later verschijnen Melkweg, de sterren en planeten. Je hebt de kosmos voor jou alleen.
Praktisch:
Koop op je plaats van bestemming een wandelkaart en laat je informeren bij de plaatselijke VVV (via ferrata’s staan als aparte routes aangegeven en hebben verschillende moeilijkheidsgraden). Berghutten liggen in de Dolomieten relatief dicht bij elkaar, dus een huttenbezoek of meerdaagse trektocht is makkelijk te plannen. Reserveer je slaapplek in de hut van te voren (google hun naam en bel ze op: e-mailen is vaak niet mogelijk).
Extra tip: in Zuid-Tirol is het openbaar vervoer uitstekend geregeld. Neem de trein naar Innsbruck en steek de Brennerpas over naar Bozen/Bolzano. Neem van daaruit lokaal vervoer (bus en trein).
3. De Hoge Tatra, de rotsige uitdaging op de grens van Polen en Slowakije
De tip van Nanda Raaphorst, wandel- en outdoorliefhebber en tekstschrijver
De Hoge Tatra is een uitdagend wandelgebergte, om in je eentje te doen, samen met iemand of met het hele gezin. Honderden kilometers aan goed gemarkeerde wandelpaden voeren vanuit groene valleien de hoogte in. Het gebied ligt op de grens van Slowakije en Polen en is onderdeel van de Tatra, een grillig gebergte met vijftig toppen boven de 2000 meter waarvan de Rysy (2499 m, Polen) en de Gerlachovsky stit (2655 m, Slowakije) de hoogste zijn.
Dit kleine, maar spectaculaire alpiene gebergte telt maar liefst 25 tweeduizenders. Het grootste deel ligt in Nationaal Park Tatra, dat veel zeldzame planten en dieren herbergt. Er komen niedzwiedzie (beren!) en slangen voor, net als oeral-uilen, hazelhoenen, steenarenden, gieren, bergkatten, Tatragemzen, wolven, wilde katten, moeflons en zeldzame Euraziatische lynxen.
Wat opvalt aan de Hoge Tatra zijn de grillige rotspartijen, ruige bergkammen, diepe ravijnen, dichte berkenbossen, torenhoge naaldbomen, uitgestrekte weides en de met meertjes doorspikkelde tatry: de rotsige bodem tussen de hooggelegen bergweides en toppen. De paden kunnen pittig zijn, reken ook op steile, smalle passages (soms voorzien van staalkabels voor houvast) over rotsige bodem. Op zonnige zondagen kunnen bij de parkingangen gezinnen met kinderwagens voor files zorgen.
Maar ook dát heeft wel wat, zo’n gemoedelijke optocht als startpunt van een (pittige) dag wandelen. Avontuurlijk is het om in de Hoge Tatra een meerdaagse tocht te maken langs berghutten. Tip: wandel van het treinstationnetje van Hrebienok langs de Zamkovskeho naar de Zobjnicka-hut via de schitterend gelegen Teryho-hut. Het decor: een grijs-gele rotsmassa rond een diepblauw blinkend meer.
Kijk niet gek op als je hier een ‘noci’ tegenkomt: de mannen en vrouwen die proviand naar berghutten dragen, soms lasten van 100 kilo zwaar. Hun bijnaam – ‘De laatste sherpa’s van Europa’ – is veelzeggend.
Praktisch:
De dichtstbijzijnde uitvalsbases zijn het Poolse Zakopane en Koscielisko, zo’n 115 km ten zuiden van Krakau. Van Utrecht naar Krakau reis je met de trein in circa 16 uur.
Bezoek de Hoge Tatra in het voor- of najaar. In het hoogseizoen kan het er druk zijn. Wandelkaarten van de Hoge Tatra zijn er onder andere van uitgeverij Kompass.
Combineer je wandelvakantie met een bezoek aan Krakau. Tip: laat je leiden door een stadsgids van Walkative, studenten in charge, prijs zelf bepalen.
4. Jotunheimen: het ultieme Noorse landschap
De tip van Jonathan Vandevoorde, reisjournalist en gediplomeerd bergwandelgids
In nationaal park Jotunheimen in de bergen van Midden-Noorwegen beleef je het landschap dat toneelschrijver Henrik Ibsen en componist Edvard Grieg inspireerde. Een must voor elke Noor is de tocht over de Bessegengraat.
Het grootste berghotel van Jotunheimen, het ‘huis der reuzen’, is Gjendesheim aan het begin van het Gjendebu-meer. Het vormt het start- en eindpunt van de wandeling over de beroemde Besseggengraat. Toen Henrik Ibsens toneelstuk Peer Gynt in 1867 uitkwam, was Noorwegen een land van boeren en vissers dat op onafhankelijkheid van Zweden aanstuurde. Een jonge natie ging op zoek naar een eigen identiteit. In de geest van de romantiek vond men die in de onherbergzame bergen van Jotunheimen. Rond de volksfiguur Peer Gynt, van wie Ibsen overtuigd was dat hij echt in de streek had geleefd, werd de mythe van een romantische held gecreëerd. Ook componist Edvard Grieg, die Ibsens toneelstuk op muziek zette, bezocht op latere leeftijd Jotunheimen, net zoals andere Noorse kunstenaars. Allen vonden ze hun inspiratie in dit ultieme Noorse landschap.
De bus zet je af bij het dok waar de boot naar Memurubu – nog zo’n herberg in het park – wacht. Een bezoek aan Jotunheimen is bijna een patriottische plicht voor de Noren, waardoor de boot ’s zomers soms erg vol zit met wandelaars. Vanaf het dok in Memurubu begint een klim van 700 meter door wolken van muggen naar de top van de bergkam. Daarna volgen zalige, muggenloze kilometers op en neer over rotsen en toendra, met aan weerszijden indrukwekkende vergezichten over de ruige kammen en donkere meren van Jotunheimen. Het is wachten op de eerste trol die vanachter een steen tevoorschijn springt. Dan gaat het nog een keer zeshonderd meter over een steile graat omhoog tot op de top, op 1743 meter boven zeeniveau. Wat rest, is een lange afdaling naar Gjendesheim waar de bus wacht.
Praktisch:
Vanuit Oslo rijden er expresbussen van Valdresexpressen naar Gjendesheim en andere lodges rond het park. De dienstregeling sluit naadloos aan op die van de veerboten op de meren. Vooraf reserveren is sterk aangeraden in juli en augustus (tickets: nor-way.no en jvb.no).
De dagtocht van Memurubu terug naar Gjendesheim is ongeveer 14 km lang en voor de gemiddelde bergwandelaar goed te doen. Wil je slapen in de hutten van het nationaal park, reserveer dan van tevoren (ut.no). Kamperen bij de hutten kan ook tegen een kleine vergoeding.
Extra tip: mijd de drukte en neem vanaf Bygdin (één bushalte ten zuiden van Gjendesheim) de boot naar Torfinnsbu. Wandel door het indrukwekkende Svartdalen (‘zwarte vallei’, 15 km) naar de Gjendebu-hut en neem daar de boot terug naar Gjendesheim.
Toeristische informatie: mountainsofnorway.com: veel suggesties voor wandelingen in combinatie met bussen.
In Tijdgeest leest u deze week nog meer verhalen over bergen:
• Hoe ik geluk zocht (en vond) in de eeuwige sneeuw van de bergen
• Waarom de berg in de Nederlandse polder er nooit kwam
• Recensie van de film The Alpinist
Geen opmerkingen:
Een reactie posten