zondag 13 juni 2021

Hoe ik mijn blinde liefde voor Israël kwijtraakte / Maurits de Bruijn kende Israël uit de verhalen van de Bijbel en die van zijn Joodse moeder. Het leidde tot verliefdheid op het land, maar vervolgens ook tot wroeging. Essay

 

Hoe ik mijn blinde liefde voor Israël kwijtraakte

Palestijnse jongens lopen langs een door Israël verwoest gebouw in Gaza Stad.Beeld AFP


Als kind koesterde ik een aantal obsessies. Eén daarvan was het land waar ik de dominee iedere zondag over hoorde preken, waar alle verhalen uit de Bijbel zich afspeelden, een plek waar zich wonderen voordeden, waar het weer zacht en de lucht mystiek moest zijn: Israël. De kerk waarin die dominee preekte was een gereformeerde, maar mijn moeder was Joods. Haar ouders en zusjes waren door de nazi’s vermoord en dat maakte een aanzienlijk deel van mijn voorgeschiedenis ontoegankelijk. Oorlog en genocide verwoesten niet alleen families maar ook kennis, rituelen en familiegeschiedenissen. Door de jaren heen had ik het vermoeden opgevat dat ik in Israël toegang zou krijgen tot het deel dat verloren was gegaan.

Het maakte dat ik op mijn twaalfde voor het eerst naar het Beloofde Land afreisde, en dat daarna nog vier keer zou doen. De belofte dat ik in Israël iets vertrouwds zou vinden werd ingelost, al snel was er sprake van een soort verliefdheid, als het mogelijk is verliefd te worden op een land. Ik hield van Israëls geuren, van de gezichten van zijn bewoners die een gelijkenis met mijn spiegelbeeld vertoonden, en van het geluid van de talen die er werden gesproken, waar ik juist zo weinig in herkende.

Die liefde werd, zoals vaker het geval is met liefde, niet gehinderd door al te veel kennis. Zo wist ik niets over de ontstaansgeschiedenis van de Israëlische staat, evenmin over de jaren van strijd die aan de stichting van Israël waren voorafgegaan. In mijn ogen bestond het land simpelweg, en was het het onbetwiste thuis van de Joden. Dat is niet zo vreemd, want die gedachte strookt met zo ongeveer iedere Bijbelpagina waarmee ik was opgegroeid.

Het grote gevaar

Het woord ‘Palestijnen’ kende ik als kind niet eens. En toen ik eenmaal van hen hoorde, werd me verteld dat zij het grote gevaar vormden, dat hun zelfmoordaanslagen de reden waren dat je in Israël beter niet de bus kon pakken, dat zij het waren die de openbare orde verstoorden, angst creëerden, en dat hun bestaan een directe bedreiging vormde voor het voortbestaan van de Israëli’s en van Joden over de hele wereld.

Op mijn drieëntwintigste leerde ik dat er, ook onder Joodse Israëli’s, meer visies bestonden dan dit dominante verhaal, toen Oren, een geliefde, me vertelde over de dramatische wijze waarop hij aan zijn diensttijd bij de IDF (het Israëlisch Defensieleger) was ontkomen. Tijdens een vakantie die aan zijn militaire dienst voorafging (een fenomeen onder soldaten) sprong hij in een vlaag van roekeloosheid van een rotspartij en kwam in water terecht waarvan hij wist dat het ondiep was. Oren brak zijn rug op twee plaatsen, wordt tot op de dag van vandaag geplaagd door chronische pijn en zou het uniform van het Israëlische leger nooit hoeven dragen. In retrospect zag hij zijn val niet als toevalligheid, maar als een poging om onder de dienstplicht uit te komen. Zijn val leidde tot talloze gesprekken die een ander beeld schiepen van Israëls militarisme en de houdgreep waarin de Palestijnen vastzaten.

Nakba

De geschiedenis van de Joden kende ik, en ik wist maar al te goed hoezeer die was gekleurd door onderdrukking en vervolging. Maar van de Nakba (‘ramp’ of ‘catastrofe’) had ik nog nooit gehoord. Ik wist niet dat 750.000 Palestijnen huis en haard hadden moeten verlaten omdat zionisten in hun dorpen en steden met geweren hadden gezwaaid en die hadden gebruikt om mensen die zich tegen uitzetting verzetten om het leven te brengen. Ik wist niet dat het een deel van deze groep en hun nazaten waren die inmiddels onder erbarmelijke omstandigheden op de Westelijke Jordaanoever (onder Israëlische bezetting) of in Gaza (gevangen in een Israëlische blokkade) woonden.

Toen ik deze schokkende feiten eenmaal kende, kreeg ik wroeging over mijn naïeve verliefdheid van voorheen, die ik bezwoer door me te verdiepen in het onrecht dat de Palestijnen ten deel viel. Dat deed ik door boeken te lezen, door de informatie van mensenrechtenorganisaties te raadplegen en door vaker het gesprek over Israël aan te gaan. Die gesprekken waren vrijwel altijd ongemakkelijk, zeker wanneer ik ze voerde met mijn Israëlische vrienden. Vaak vertelden zij me dat er geen andere mogelijkheid was, dat wat door ‘critici’ onderdrukking werd genoemd, niet meer was dan zelfverdediging.

Dat argument wordt natuurlijk niet alleen door mijn vrienden aangevoerd. Het is waar premier Netanyahu zich altijd op beroept wanneer het stelselmatig overtreden van internationale wetten door zijn regering wordt blootgelegd. Dat deed hij ook in reactie op de meeste Israëlische luchtaanvallen op Gaza, de bouw van een scheidingsmuur op Palestijns grondgebied, het doden van Palestijnse demonstranten in Gaza, of het arresteren van Palestijnse kinderen.

Recht op zelfverdediging

Ook buitenlandse politici verwijzen naar het recht op zelfverdediging van de Israëlische staat. De Amerikaanse president Biden, bondskanselier Merkel en onze demissionaire premier Rutte kwamen deze maand met verklaringen waarin dat recht opdook.

Dat zelfverdediging keer op keer wordt aangevoerd als argument om de daden van de Israëlische regering te verantwoorden is niet zo verwonderlijk. Het zionisme vindt haar oorsprong aan het einde van de negentiende eeuw en vormde een directe reactie op het opnieuw aanzwellende antisemitisme van die tijd. Zionisten snakten naar het recht op een onafhankelijke Joodse staat, om zich tegen Jodenhaat te kunnen verdedigen. Het begrip behoort dus tot het DNA van de staat. In een interview over mijn vorig jaar verschenen boek, dat over zowel Israël, de Holocaust, als mijn kritische blik op de Israëlische regering gaat, zei de interviewer dat er toch land moest zijn waar Joden naartoe konden vluchten als de nood aan de man was. Het is een trant van redeneren waar moeilijk iets tegen in te brengen is, omdat die sterk is gekleurd door angst en door de aanname dat antisemitisme zich wederom op grote schaal zal wreken.

Diepe wonden

De Holocaust en eeuwen van antisemitisme en Jodenvervolging die eraan voorafgingen hebben diepe wonden achtergelaten. Het zijn wonden die ik bij mijn moeder zie, en helaas ook bij mijzelf heb ontdekt. Nationalisme was het eenduidige antwoord op deze pijn, maar het is niet míjn antwoord. Al vind ook ik dat Israël bestaansrecht heeft, maar dat bestaansrecht legitimeert geenszins het geweld dat Palestijnen wordt aangedaan.

Ja, er wordt ook geweld gebruikt door Hamas en de Palestijnse autoriteiten. Dat moeten we niet buiten beschouwing laten. Maar in deze strijd is er een onderdrukker en een onderdrukte, een annexerende macht en een onteigend volk. Er is een natiestaat met een almachtig leger dat beschikking heeft over de meest geavanceerde wapens en verdedigingsmechanismen ter wereld, en aan de andere kant een volk dat in politieke zin slecht georganiseerd is en vanwege de voortdurende annexaties steeds lastiger te besturen wordt. Wat we in Israël en Palestina zien is geen gelijke strijd.

De wroeging die ik over mijn voorliefde voor het land had gevoeld, leidde ertoe dat ik niet meer naar het land afreisde. Totdat mijn partner me overtuigde te gaan en voor het eerst Palestijns gebied te bezoeken. Mijn Joods-Israëlische vrienden vonden ons geplande bezoek aan Ramallah een ronduit slecht idee. Met mijn Joodse uiterlijk zou ik mezelf in gevaar brengen zodra ik de (door Israël gecreëerde) grens overstak. Ik kan niet zeggen dat deze waarschuwingen ons niet aan het wankelen brachten. Toch gingen we, en we troffen geen vijandigheid aan maar een levendige stad vol mensen die weliswaar opkeken van onze aanwezigheid, maar dat was waarschijnlijk omdat we alle kenmerken van toeristen vertoonden.

Ajax

We moesten meermaals de weg vragen en dat maakte dat we talloze kleine gesprekken in werden gesleurd waarin ons werd gevraagd waar we vandaan kwamen. Als we met ‘Amsterdam’ antwoordden, kregen we zonder uitzondering een glimlach en ‘Ajax’ teruggeworpen. Ik was opgelucht, er viel een angst van me af die me was ingeprent.

We waren op zoek naar een museum dat zich aan de noordkant van de stad moest bevinden. Tijdens onze wandeling zagen we een stad vol graffiti. Vrijwel alle teksten gingen over verdriet, over het forceren van een glimlach of over de onmogelijkheid dat te doen.

Toen we het ‘oudste huis van Ramallah’ eenmaal hadden gevonden, liet de museumeigenaar ons de talloze schilderijen zien die het verhaal van de Nakba verbeeldden, geüniformeerde soldaten die met geweren aan de deuren van oude huizen stonden. Palestijnen die zich met in de lucht gestoken handen overgaven. En al kende ik deze geschiedenis inmiddels, ik realiseerde me dat ik er nooit een afbeelding of verbeelding van had gezien.

Uit de verhalen van de museumeigenaar, die thee en mierzoete cake aanbood, bleek dat deze geschiedenis in direct verband staat met het landjepik waar hij en zijn stadsgenoten nog steeds aan worden onderworpen. Hij vertelde over zijn olijfboomgaard die constant door Joodse kolonisten in brand wordt gestoken – het leek alsof de herinnering aan de vlammen en de dreiging van nieuwe aanvallen zijn handen deden trillen. Misschien is het wel een goede samenvatting van het leven van Palestijnen onder Israëlische bezetting: altijd in afwachting van de volgende brand.

De anekdote van de museumeigenaar staat niet op zichzelf. In 2020 documenteerde de VN 771 gevallen van kolonistengeweld die leidden tot verwondingen bij 133 Palestijnen, het verwoesten van 9646 bomen en 184 voertuigen, voornamelijk in de gebieden rond Hebron, Jeruzalem, Nablus en Ramallah. De Palestijnse politie heeft niet het recht te reageren op dit geweld, en uit cijfers van de VN blijkt dat 90 procent van de aanklachten die Palestijnen hiertegen indienen, niet tot een veroordeling leidt.

Een apartheidsmuur

Ons bezoek aan de stad eindigde met de grenspost, onderdeel van het bouwsel dat aan de Palestijnse kant de Apartheidsmuur genoemd wordt en aan de andere kant de Israëlische Muur of Israëlische Westoeverbarrière. De bus die ons naar Jeruzalem zou brengen hield halt, de chauffeur riep om dat iedereen behalve vrouwen, kinderen en toeristen het voertuig moest verlaten om te voet de grenspost te passeren. Buiten mijn vriend en ik, restte er alleen nog een plukje vrouwen rechts van ons. Na ruim een half uur doken aan het begin van het gangpad twee Israëlische soldaten op, om hun schouders nonchalant bungelende geweren. Ze waren misschien net achttien. Ik realiseerde me hoeveel macht de twee op dat moment hadden, hoe bedreigend en onveilig de situatie was. Ik zag mijn Joods-Israëlische vrienden voor me die in het leger hadden gediend. En ik zag in hoe ook zij slachtoffer waren geworden van een onhoudbare situatie. Ik dacht aan jonge Israëli’s, die anders dan in vrijwel ieder ander land ter wereld, tijdens recente verkiezingen rechtser stemden dan hun oudere landgenoten, en voelde hoe hopeloos dat is.

Ik keek rechts van me, zag dat de vrouwen naast ons hun gesprek staakten om hun papieren te laten zien, en vroeg me af hoeveel onrecht hen onder het mom van zelfverdediging nog zou treffen, en wat er allemaal verloren ging in de oorlog die tegen hen werd gevoerd.

Maurits de Bruijn

Maurits de Bruijn is schrijver van romans, opiniestukken en essays. Vorig jaar verscheen zijn non-fictiedebuut Ook mijn Holocaust, waarin de Bruijn onderzoekt hoe het oorlogsverleden van zijn moeder van invloed is op zijn leven.

Reacties (max. 150 woorden) zijn welkom via tijdgeestreacties@trouw.nl. Graag naam en woonplaats vermelden.

Lees ook:

Waar ligt de sympathie van Nederlanders? ‘De steun aan Israël is verbrokkeld’

Veel meer dan andere internationale conflicten beroert het conflict tussen Israël en Palestijnen de gemoederen in Nederland. Verschuift de sympathie langzaam van Israël naar de Palestijnen?

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten