Hedy d’Ancona over ouder worden: ‘Ja, het zákt allemaal, maar dat is niet zo erg’
Ze mag dan wel een ‘bejaard theezakje’ zijn – haar eigen woorden –, dat betekent niet dat de 83-jarige oud-PvdA-politica Hedy d’Ancona bij een misstand gelaten verzucht ‘ach, het zal mijn tijd wel duren’ waarna ze een volgend dutje doet in haar relaxfauteuil. Sterker nog, in haar deze week te verschijnen boek Vrolijk verval windt ze zich onverminderd levenslustig op, ditmaal over de emancipatie van ouderen. ‘In de beeldvorming overheerst het beeld van de eenzame zielepoot, de uitgerangeerde treurwilg. Met de beste bedoelingen worden acties ondernomen om ons te bevrijden van pyjamadagen, om ons met regelmaat te omarmen, om kopjes thee met ons te drinken’, schrijft ze. Maar aan die betutteling heeft ze helemaal geen behoefte. Ze hóéft niet in een volle tram meteen een zitplaats aangeboden te krijgen. Ze hóéft niet met ‘u’ te worden aangesproken, liever ‘je’. Ze wíl niet dat mensen bij haar stoel neerknielen en net iets te hard pratend doen alsof ze niet goed snik is en dat het een hele prestatie is dat ze al zo veel jaar kan in- en uitademen. ‘Compassie en respect zijn de sleutelwoorden voor de gepaste omgang met oude mensen, maar ik vind het veel prettiger om op voet van gelijkheid met anderen om te gaan’, vertelt ze terwijl ze gebakjes serveert in haar huis aan de Amsterdamse Amstel en haar kat bij haar op schoot springt om er niet meer van af te gaan. ‘Ik ervaar die aparte, leeftijdgebonden aanpak eerder als een zachte uitsluiting. Met fluwelen handschoentjes worden we naar het randje geduwd, tot onze wankele pootjes het niet meer houden en we eroverheen vallen.’
Het is volgens Hedy d’Ancona, boegbeeld van de tweede feministische golf, oud-staatssecretaris, -minister en -Europarlementariër, ook een waanidee dat met het stijgen der jaren wijsheid en berusting hun intrede doen. ‘Ik hoef maar een kwartier naar de televisie te kijken – ‘de troostdoos voor oude mensen in en buiten de Instelling’ – en ik stuit alweer op iets wat me razend maakt. Bijvoorbeeld op Rutte die zegt radicale ideeën te hebben over hoe het anders moet. Totáál uitgekookte nikserigheid die hij gewoon had overgenomen van Tjeenk Willink!’
Als je het vergelijkt met de tijd waarin je zelf in de politiek werkte, heb je dan het idee dat er nu meer sprake is van leugentjes en achterkamertjespolitiek? Of is dat iets van alle tijden?
‘Ik kan me niet herinneren dat dat in mijn tijd ook al zo was. Dat is een klimaat dat langzaam is gegroeid. Ik heb toen ik zelf in de ministerraad zat als minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ook nooit gemerkt dat er werd gezegd: laten we dit maar even niet naar de Kamer sturen, dat verstoort de verhoudingen zo. De Kamerleden die dezelfde portefeuille hadden als jij, kregen echt alles te zien. Als ik een brief had ontvangen van de omroep die ik niet metéén deelde, hing er iemand aan de lijn met: ‘Hé, jij hebt een brief van de omroep, waar blijft hij?’ Wat daarbij meespeelt is dat topambtenaren vroeger veel langer op dezelfde plek zaten. Dus als er al niet een Kamerlid op mijn schouder klopte, dan was het wel een ambtenaar die zei: ‘Hedy, je moet eens even goed opletten, er is een stuk bijgekomen.’ Maar tegenwoordig moeten topambtenaren na vier jaar naar een ander departement, dus die verzameling aan kennis is weg. En het betekent ook dat de leden van het kabinet nu niet meer die mensen hebben op wie ze blindelings kunnen vertrouwen, en die jou, als minister, op de hoogte houden.
‘Bij het toeslagenschandaal zag je bijvoorbeeld hoe slecht de uitvoering aansloot bij de situatie van die mensen, en dat komt doordat de minister niet werd gewaarschuwd door zijn ambtenaren. Dat Lodewijk Asscher is afgetreden, onder andere om een brief die er lag van een gedupeerde moeder, heeft daar ook mee te maken, denk ik. Waarschijnlijk heeft hij die brief vanwege drukke werkzaamheden niet gelezen of niet eens gekregen van zijn ambtenaren. Beide duiden op miscommunicatie, en dat gebeurt tegenwoordig stelselmatig.’
Is de kritiek waarmee politici tegenwoordig te maken hebben heviger dan vroeger?
‘Het was er vroeger ook, maar nu krijg je het van alle kanten tot je door de sociale media. Ik kon er zelf nooit zo goed tegen, zoveel kritiek als Hugo de Jonge nu krijgt zou ik niet aankunnen. Of je veel kritiek krijgt ligt ook wel aan het onderwerp waarmee je je bezighoudt. Ik heb altijd een ruimhartig vluchtelingenbeleid nagestreefd, en op dat terrein zijn er veel mensen die daar geheel anders over denken. Ik heb twee jaar lang een politiehuisje voor mijn deur gehad om mij te beschermen. Daarnaast ben ik natuurlijk altijd een uitgesproken feminist geweest, en dan krijg je ook niet alleen maar warme reacties. Je kunt geen uitgesproken opvattingen hebben, en daarmee naar buiten treden, zonder dat mensen je gaan bellen dat ze jou vergeten zijn te vergassen.’
Dat je altijd op de barricaden bent blijven staan link je in je boek aan het onrecht dat je Joodse vader in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Toch heb je hem nauwelijks gekend. Je was 3 jaar toen hij uit je leven verdween.
‘Ja, alle dingen waarover ik me opwind of opgewonden heb, hebben sterk te maken met het gevoel dat ik de plicht heb mijn leven niet te verdoen. Die voorgeschiedenis heeft mij een enorme drive gegeven om tegen onrecht ten strijde te trekken. Maar het klopt dat ik enkel vage herinneringen aan mijn vader heb. Het is ook niet speciaal mijn vader die mijn leven heeft beïnvloed, maar het feit dat hij er een van zovelen was.
‘Mijn vader was Joods, maar praktiseerde dat niet. Tot er steeds meer beperkende maatregelen aan Joden werden opgelegd, daardoor ging hij zich steeds Joodser voelen. Daarbij vonden zijn ouders het maar niks dat hij met een niet-Joodse vrouw een kind had gekregen, en op een dag vond mijn moeder een briefje in mijn vaders jas met een advertentie waarin hij een Joodse vrouw zocht. Mijn moeder is toen meteen met mij bij hem vertrokken.
‘Mijn vader trouwde vervolgens met een Joodse vrouw met wie hij naar Amerika vertrok en daar een dochtertje kreeg. Maar na een jaar was hij alweer terug. Dat was gek want dat was zeer riskant, de eerste razzia’s waren hier al begonnen. Ik heb weleens gedacht dat hij dat deed omdat hij mijn moeder niet kon vergeten en haar zo toch, naast zijn relatie, af en toe kon blijven zien. En misschien mij ook wel. Maar niet lang daarna zijn hij en zijn gezin opgepakt. Mijn halfzusje en haar moeder zijn toen in Auschwitz meteen vergast. Mijn vader heeft drie jaar in een werkkamp gezeten en heeft de bevrijding meegemaakt, hij werd vanuit het ijskoude Polen in een open veewagen teruggebracht. Onderweg is hij gestorven aan een longontsteking. Dat vind ik zo ontzettend treurig. Er zijn zo veel mensen doodgegaan op die terugweg naar de vrijheid.’
En hoe verging het je moeder?
‘Zij is op een gegeven moment naar het Rode Kruis gegaan en kreeg te horen dat mijn vader was overleden. Na enige tijd is ze toen voor de kinderen van een weduwnaar gaan zorgen en werkte daar ook als hulp in de huishouding. Ze werden verliefd en zijn getrouwd. Dat was heerlijk voor haar, ze kregen samen ook nog een zoontje. Ineens was ik geen enig kind meer, maar de oudste van vijf. Toen mijn jongste broertje een jaar of 3 was gingen mijn moeder en mijn stiefvader naar een voorleesavond van Carmiggelt en Annie M.G. Schmidt, en paste ik op de kinderen. Die avond heeft hij een hartaanval gekregen en is hij in de armen van mijn moeder overleden. Dus toen was mijn moeder voor de tweede keer weduwe. Daar zat ze. 34 jaar, vijf kinderen en weinig geld. En geen opleiding, waardoor ze weinig kansen had. Ze heeft toen heel hard gewerkt waardoor ik wel kon studeren en nooit rottig werk heb hoeven doen. Ze beklaagde zich nooit over haar lot. Ik ben niet opgegroeid met gehuil van een troosteloze weduwe. Ik wist wel dat mijn moeder heel verdrietig was, maar ze heeft het altijd gezellig gehouden in huis. Ze kon kennelijk veel aan. Dat heeft er bij elkaar wel voor gezorgd dat ik een enorme drive heb gekregen om iets van mijn leven te maken, elke dag weer.’
Kon je moeder wel rouwen om jouw vader?
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ze heeft wel op hem gewacht tot hij was overleden, ze is niet aan een andere relatie begonnen zo lang hij nog leefde. Maar mijn moeder was altijd spaarzaam met mededelingen over die tijd. Ik zag haar tijdens de oorlog ook weinig, omdat ze veel werkte of op hongertocht was, ik was veel bij mijn grootouders.
‘Mijn moeder is ook vroeg overleden, in dit huis. Ze had kanker en ging dood. Dat krijg je dan ook nog als cadeautje voor je heldhaftige optreden. Op haar 64ste werd ze ziek en op haar 65ste stierf ze. Op haar sterfbed heb ik gezegd dat ik het gek vond dat ze nooit over die tijd had verteld. Toen zei ze dat ze dat niet had gedaan omdat ze bang was dat ik negatief over mijn vader zou gaan denken als ik de waarheid over hem wist, namelijk dat hij op zoek ging naar een Joodse vrouw. Dat moet je tegen mij zeggen, ik heb zelf toch wel de nodige relatiewisselingen doorgemaakt.’
Hedy d’Ancona trouwde in 1959 met psychiater Guus de Boer. Eind jaren zestig wordt ze verliefd op regisseur Berend Boudewijn, gaat bij haar man weg, maar blijft twijfelen. Na een vakantie met Berend Boudewijn keert ze terug bij Guus de Boer en blijkt ze zwanger te zijn, van Berend. Hedy d’Ancona: ‘Ik dacht dat dat te erg zou zijn voor Guus, maar hij accepteerde mij met die zwangerschap erbij.’ Samen voeden ze zoon Hajo de Boer op en later krijgen ze samen nog een dochter, Hadassah de Boer. Uiteindelijk houdt het huwelijk toch geen stand als ze verliefd wordt op Ed van Thijn die vijf jaar lang haar minnaar is, en die op zijn beurt weer moet plaatsmaken als Berend Boudewijn wederom op het toneel verschijnt. Als Hedy in 1989 minister wordt verlaat hij haar voor Martine Bijl, wier voorstellingen hij op dat moment regisseert. Daarna is ze lange tijd vrijgezel tot ze op haar 59ste verliefd wordt op kunstenaar Aat Veldhoen met wie ze tot zijn dood, drie jaar geleden, samen is en wiens dochter met haar zoon Hajo twee kinderen heeft.
‘Kortom’, lacht Hedy d’Ancona, ‘ik zal niet snel denken: oh, wisselende relaties, wat een slecht en gemeen iemand was mijn vader. Maar mijn moeder vond dat kennelijk wel. Vlak voor haar overlijden vertelde ze me ook pas dat zij mijn vader al had verlaten voordat hij werd afgevoerd.’
Heeft ze het je wel verteld toen ze wist dat hij was overleden?
‘Ja, ik was toen een jaar of 8, ik herinner me nog goed dat mijn moeder dat zei. Maar doordat ik mijn vader vanaf mijn 3de nauwelijks heb meegemaakt, voelde dat niet als een shockerende mededeling. Ik had geen vader, daar kwam het eigenlijk op neer.’
En toen de nieuwe partner van je moeder overleed?
‘Dat vond ik vooral naar voor mijn moeder. Het was een heel aardige man, ik heb zeven jaar bij hem gewoond, maar ik voelde geen verdriet toen hij overleed. Daarvoor was ik te ongerust over mijn moeder. Ik dacht: als zij dat maar trekt, als ze zichzelf maar niks gaat aandoen, daar was ik heel benauwd voor. Maar ook toen heb ik haar niet horen klagen.
‘Ik merkte haar verdriet eigenlijk pas toen ik zelf ging trouwen. Mijn moeder gedroeg zich alsof ze zelf in het huwelijksbootje ging stappen. Alsof het háár huwelijk was. Háár sprookje. Daarna woonde ik in een sprookjeshuis met twee van die kleine sprookjesachtige kinderen. En toch verliet ik die man! Nou, mijn moeder kon dat niet aan. Ze heeft drie maanden ’s avonds met de gordijnen dicht in het donker gezeten. Ze kon maar niet begrijpen dat ik zo’n sprookje, háár droomleven, op zo’n ruwe wijze verstoorde. Ik moet je eerlijk zeggen dat als ik had geweten dat ik haar daar zo’n verdriet mee zou doen, ik me afvraag of ik die scheiding wel had aangedurfd. Want als je zelf eindelijk de durf opbrengt om van iemand af te gaan en je moeder stort in elkaar, dan is dat verschrikkelijk. Ik voelde me er heel schuldig over, want ik vond dat mijn moeder wel genoeg op haar boterham had gekregen.’
Je hebt pas op zijn 11de tegen je zoon gezegd dat zijn vader Berend Boudewijn was. Had je dat al wel eerder aan je moeder verteld?
‘Ja, maar dat vond ze niet zo erg. Want zij kende hem ook heel goed. Ik heb natuurlijk een lange verhouding met hem gehad. Mijn zoon nam het ook licht op.’
‘Het dagelijks gejongleer tussen twee geliefden, het schuldgevoel om de leugenachtigheid waarmee dat gepaard ging, de steeds weerkerende drama’s om beloftes die ik niet inloste: ik ga weg, ik blijf, ik kom bij jou, ik verlaat je niet; het was gekmakend’ schreef je in je boek Het persoonlijke is politiek.
‘Ja, ik ben uiteindelijk vijf jaar in psychoanalyse geweest omdat ik toch erg ongelukkig was over het feit dat ik niet trouw kon zijn in relaties. Daar voelde ik me schuldig over, en benauwd. Dat je een affaire begint, terwijl je geen hekel hebt aan degene met wie je getrouwd bent, voelt slecht. Want objectief gezien viel er niks op hem aan te merken, behalve dat je het na korte tijd wel gezien hebt. Het was geen onwil. Ik kon gewoon niet een lange relatie aan, tenzij er nog iemand naast was, dan hield ik het wel uit.’
Wat was de verklaring daarvan in je psychoanalyse?
Denkt diep na. ‘...Nou, misschien wel dat als je in die eerste levensjaren zo onzeker bent van een man, je er dan graag twee neemt voor de zekerheid, één voor het verlies. Dat is natuurlijk een freudiaanse theorie, maar het zou kunnen.’
Berend Boudewijn maakte het na tien jaar uit, toen je net minister werd. Was die breuk het gevolg van de enorme werkdruk, waar momenteel veel om te doen is?
‘Nee, want het was vlak voor ik aan de slag ging als minister.’ Denkt even na. Dan: ‘Maar goed, voor die tijd zat ik in het Europees Parlement en was ik de hele week in Brussel. Dus ik kan me wel voorstellen dat als je aandacht zocht, je het bij mij slecht getroffen had. En dat is voor mannen geen ideale toestand. Dus je moet het wel bij jezelf zoeken. Als je verlaten wordt, is het wel handig om, als je over de eerste woede en vernedering heen bent, te kijken naar waar het bij jezelf aan schort. Dat is echt een levensles. Ik besefte dat het toch te gek voor woorden is dat ik dacht dat het bij mij zo gezellig was, terwijl ik er alleen in het weekend was.’
Hoe sta je nu in de liefde? Sta je open voor een nieuwe relatie?
‘Nee, op mijn leeftijd moet ik daar niet meer aan denken. Of de ander gaat dood, of je gaat zelf dood. Ik kan ook heel goed alleen zijn. Ik lijd niet aan een eenzaamheidssyndroom ofzo. De periode na die scheiding met Berend, en voordat ik Aat ontmoette, heb ik ook makkelijk overleefd. Toen ben ik een jaar of acht niet op zoek gegaan naar een man en kon het me eigenlijk ook niet zoveel schelen. Ik had vanaf mijn 18de mannen over de vloer gehad, het hoefde van mij niet meer. Maar toen kwam de liefde toch onverwacht op mijn pad en was ik er nog wel voor in. Gelukkig maar, want dat was erg leuk. Met Aatje heb ik nooit die behoefte van vroeger gehad om er nog eens een reserveman naast te zoeken.’
Hoe kwam dat, denk je?
‘Dat heeft ermee te maken dat je voor je gevoel nog maar weinig tijd vóór je hebt, en dat je in een levensfase zit waarin je veel meer aandacht voor elkaar hebt, omdat je veel meer tijd hebt. En Aat was iemand die goed bleef kijken. Dat zit in kleine dingen. Dat hij je wil versieren, een cadeautje meeneemt of een roos. Of roept dat je je lippen moet stiften of dat je haar gek zit. Je hebt iemand nodig die naar je blijft kijken. Hij had een heel mooie kijk. Hij schilderde de oude lichamen van vrouwen, dat vond hij prachtig. ‘Het zijn net oude bomen’, zei hij, ‘zo mooi’. ‘Aat was donor, en na zijn overlijden kreeg iemand anders zijn ogen. Op zijn begrafenis heb ik gezegd dat het een geluksvogel is die nu door Aatjes ogen kijkt.
‘Na zijn overlijden schreef een vrouw me: ‘Zijn mooie tekeningen van oude vrouwen raakten mij. Ik ben zelf 90 jaar en heb dus een oud lichaam, dat ik aanvaard, maar het leek me wel lelijk. Door de mooie, met liefde gemaakte tekeningen van hem kreeg ik ineens een heel ander gevoel over mijn eigen lichaam, zo van ‘het is goed’.’ Dat vond ik zo ontroerend. Maar zo ervaar ik mijn lichaam ook. Ik heb totaal niet de neiging om het aan alle kanten glad te laten trekken of bij te snijden, ik vind het juist wel mooi om te zien wat er allemaal gebeurt met mijn lijf.’
Sta je nooit voor de spiegel de huid in je hals strak te trekken terwijl je denkt: hmm, hoe duur was een halslift ook alweer?
‘Natuurlijk! Ik sta ook aan van alles te trekken om te zien hoe het er ook al weer uitzag toen het nog strak was. Maar dat betekent niet dat ik die overtollige huid weg laat snijden. Ik heb er geen moreel oordeel over als mensen dat wel doen, ik heb vriendinnen die eerst hier een spuit en dan daar weer een spuit zetten. Als je je erdoor belemmerd voelt, dan doe je dat maar. Maar je hoeft niet te willen wat allemaal kan, hè? Want waar hou je op? Kijk naar de door mij diep bewonderde Nancy Pelosi, die op haar 81ste gewoon nog de voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden is. Zij heeft een volledig strakgetrokken koppie, maar dan denk ik wel: en als die blouse nu uit is, hoe ziet het er dan uit? Ergens moet het strakgetrokken deel ophouden. Die tieten kun je nog wel een beetje laten optrekken, maar de binnenkant van je dijbenen kun je bijvoorbeeld niet doen. Ja, het zákt allemaal, maar dat is niet zo erg.
‘In bed vond ik de verrimpeling ook geen probleem, want het was wederzijds. En als je maar dicht genoeg tegen elkaar aan ligt, dan zie je het niet. Aat en ik noemden dat velseks, dat was soms al leuk genoeg. De woeste capriolen nemen toch wel af, maar daar komt een ander erotisch bestaan voor in de plaats. Zolang de lust het lijf niet verlaat, is leeftijd geen probleem. Maar je moet wel bezig blijven. Je moet je lijf en je geest aan de gang houden. Blijf nieuwsgierig. Bedenk: ja, dat verval is er, maar er is daarnaast nog zo veel leuks te beleven!’
In je boek schrijf je dat je de onzekerheid en het schuldgevoel bij andere vrouwen herkent. Snap je waarom die neiging zo sterk ontwikkeld is bij vrouwen?
‘Ik weet niet precies waarom vrouwen snel een schuldgevoel hebben. Wijlen feministe Joke Smit had daar een leuk beeld van: Een gezin gaat met vrienden picknicken als het ineens begint te regenen, en dan roept die vrouw: ‘sorry hoor!’ Dat vond ik zo treffend.
‘Vijftig jaar geleden speelde het schuldgevoel wel op andere momenten op dan nu. Tegenwoordig voelen vrouwen zich bijvoorbeeld al schuldig als ze niet de hele zwangerschap ultragezond hebben geleefd. In mijn tijd vrat je tijdens je zwangerschap af en toe een pot augurken leeg, rookte je stiekem om de paar dagen je allerlaatste sigaret, die je wegspoelde met een paar glaasjes wijn, en werkte je door tot een week of drie voor de uitgerekende datum. Maar verder is het schuldgevoel waaraan moeders lijden wel hetzelfde gebleven. Drinkt je kind niet goed genoeg? Jouw schuld. Heeft de kleine uitslag? Jouw schuld, te veel vet in je melk.
‘Tegenwoordig wordt het Het Heilig Moederschap en bijbehorend tekortschieten alleen door velen gecompenseerd door heldhaftige verhalen te vertellen over het knippen, scheuren en recordaantal hechtingen die tijdens de bevalling in de vagina zijn gezet. Zo van: ik doe als moeder misschien van alles verkeerd, maar hoor hoeveel lijden ik al heb meegemaakt. En dan het tonen van babyfoto’s. Dat vind ik echt onverdraaglijk geworden, de telefoons van verse moeders met duizenden afbeeldingen van hun eigen unieke garnalen die ze te pas en te onpas aan je tonen.
‘Maar de onzekerheid van vrouwen vind ik ook een léúke eigenschap. Het is anders dan bij mannen, die zich op de borst roffelen en denken dat ze alles aankunnen, terwijl vrouwen vaak denken: ik ben ervoor gevraagd, maar ik weet niet of ik het wel kan. Dat vind ik toch leuker. Ik vind het grappig dat vrouwen hun mislukkingen delen, dat ze vertellen wat voor figuur ze nu weer hebben geslagen, of wat voor doms ze hebben gedaan. Dat lijkt mij iets wat mannen niet zo snel doen, maar dat neemt niet weg dat het een aardige eigenschap is van ons. Daarom moeten vrouwen mannen ook vooral niet gaan nadoen.’
Ben je ook weleens depressieverig of verdrietig of ben je altijd opgewekt?
‘Die positiviteit en die energie heb ik eigenlijk altijd wel. Dat komt ook doordat als ik aan mijn eigen ouders denk, mijn gedachte al snel is: come on, wat heb ik dan nog voor recht om te gaan zitten tobben over een niemendalletje.
‘Dat heb ik ook met de oude dag. Die is gewoon niet zo afschrikwekkend als die wordt voorgesteld. Ondanks het fysieke verval is deze fase ook een heel boeiende. Echt, het valt reuze mee. Niet alle tachtigplussers zitten vereenzaamd op de bank. En er kleven ook voordelen aan, je hebt bijvoorbeeld veel minder last van de blik van de ander. Verheug je op je oude dag en als je hem bereikt, dan heb je de plicht er iets van te maken.
‘Als ik al even denk: wat een rotweer, dan ga ik wat dóén. Dan ga ik een programma opstellen voor de uitreiking van de Van Praag-prijs (de oeuvreprijs van het Humanistisch Verbond die dit jaar aan d’Ancona wordt uitgereikt vanwege haar onvermoeibare inzet voor een medemenselijker samenleving, red.). Of ik ga de trappen dweilen. Maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik niet veel inzinkingen heb die langer duren dan een paar uur. Natuurlijk voel ik het gemis om Aat nog steeds, maar dat gaat toch niet weg. Ook niet bij een schoon trappenhuis.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten