Janine Abbring over nare opmerkingen op sociale media: ‘Doet altijd een beetje pijn’
Sinds kort kan interviewer en tv-maker Janine Abbring weer op haar handen door het leven gaan. Als kind deed ze de handstand probleemloos, maar nadat artsen een ‘epische, metalen constructie’ in haar rug zetten, durfde ze het niet meer. Het voelde alsof ze van porselein was. Stond ze weer bij haar crossfitclubje in haar woonplaats Hilversum, bij de muur, aangemoedigd door de vrouwen met wie ze sport en haar trainer, en dan was daar die inwendige strijd: ja, ik doe het. Nee, toch niet. Ja. Nee. Ja. Nee. Nee.
En ineens, in Frankrijk, dacht ze: fuck it. Ik doe het.
Ze deed het.
En nog een keer, en nogmaals, en nogmaals.
‘Ik werd er helemaal high van, dat het me weer lukte. Ik deed het gewoon! Ik zag het als een soort viering van mijn tienjarig jubileum van mijn rugbreek-epos,’ zegt ze – verwijzend naar haar ongeluk tijdens haar deelname aan Wie is de Mol? Ze sprong van een elf meter hoge rots, belandde in het water, volgens plan, maar verbrijzelde een rugwervel. Abbring grijnst: ‘Niet volgens plan.’
Hoe ziet je leven eruit, ondersteboven?
‘Goed.
Rooskleurig. Maar ook als ik gewoon op mijn voeten sta, hoor. Ik ben
uitgerust. Het was heerlijk in Frankrijk, ik heb me er voorbereid op
mijn interviews voor VPRO’s Zomergasten. Ik heb boeken gelezen in
de zon, met de hond gewandeld, knipselmappen doorgespit en een groot
aantal films en series gekeken die mijn gasten hebben uitgekozen.
Normaal doe ik het altijd thuis op mijn balkonnetje, maar ik dacht
ineens: ik kan dit óók in het buitenland doen. Ik zat in een huis in the middle of nowhere
in Zuidoost-Frankrijk. Het dichtstbijzijnde restaurant was een
pokkeneind rijden. Mijn vrienden kwamen langs, mijn collega’s – en ik
kookte dan voor ze. Voor het huisje stond een enorme bos salie, dus ik
maakte pasta met salie. Plukken, bakken in boter, beetje slagroom erbij,
walnoten erover, hartstikke lekker.’
Had je het nodig, vakantie?
‘Ik móést echt even weg, even in een andere omgeving zijn. De afgelopen periode, met De Avondshow met Arjen Lubach,
was heftig. Elke dag vergaderen, schrijven, repetitie, herschrijven
tijdens het eten, en dan volle bak publiek en gáán, ja, dat was pittig.’
De tekst gaat verder na de afbeelding.
Het was overigens niet alleen werk waar Abbring van moest bijkomen. Ook haar relatie liep afgelopen jaar op de klippen, een gezamenlijk besluit, niet iets waar ze grandioos over hoeft uit te wijden, maar toch: verdrietig. Ze hebben een paar jaar lang gelat. Haar ex-vriend, Zweeds van afkomst, woont in Amsterdam. Het contact is goed, Abbring doet daar erg haar best voor. Bovendien: ze hebben een soort co-ouderschap over de hond die ze samen hadden, Tess. ‘Zondag komt ze weer bij mij.’ En er is nog een hond in Abbrings leven. Haar naam is Fika, Zweeds voor ‘koffiepauze met iets lekkers’. Het zwartbruine straathondje met de puppyzachte vacht uit Bulgarije oogt wat schichtig. ‘Maar als ze je twee dagen kent, wordt ze de voorzitter van je fanclub.’
Wat doe jij als je liefdesverdriet hebt? Duik je onder een dekentje op de bank?
‘Ik
heb een paar goede vrienden die ik als eerste bel als er een ramp
gebeurt, onder wie mijn twee beste vriendinnen, die een stel zijn. Naar
die twee rijd ik dan om dáár onder een dekentje op de bank te zitten. Ik
zoek dan vrienden op.’
Ze beschreef haar ‘vangnet’, zoals ze het noemt, onlangs op Instagram, omdat ze het na exact tien jaar een mooi moment vond om terug te blikken op haar ongeluk tijdens Wie is de Mol? En op de tijd die volgde. Op hoe ze in Zuid-Afrika in het ziekenhuis belandde, hoe ze haar benen niet meer kon bewegen, hoe ze in paniek midden in de nacht haar vader belde, die kalm bleef en slechts drie woorden zei die een wonderbaarlijk geruststellende uitwerking op Abbring hadden: ‘Ik kom eraan.’
Mijn hoofd kan altijd maar één groot ding aan. Het is fijn om in zo’n tunnel te zitten
Ze blikte ook terug op die weken in het ziekenhuis, vol pijn, ja, maar ook vol liefde, ze werd gedragen, niet letterlijk, wel figuurlijk. Ze was geen moment alleen: de producer van Wie is de Mol? zat aan haar bed, haar beste vrienden en haar ex kwamen overgevlogen, ‘de beste zus van de wereld’ verzorgde haar na haar ziekenhuisontslag nog in een guest house en thuis kookten buren en vrienden om de beurt en was er een hondenuitlaatschema. ‘Tien jaar geleden sprong ik van een rots, maar ik ben veilig opgevangen.’
Dat moet een veilig gevoel geven.
‘Heel veilig! Ik ben daar ook wel trots op. Daar ben ik heel zelfverzekerd over.’
Op tv oog je ook zelfverzekerd.
‘Ja.
Daar ben ik goed in. Ik begin altijd breed te lachen voordat de
uitzending begint. Dat doe ik tegen de zenuwen en die onzekerheid.’
Is dat geen strijd? Om en plein public de hele tijd die zenuwen te moeten verbloemen?
‘Ik
heb het vooral in het begin. Als ik eenmaal ga... Het is een soort
achtbaantje. Na de eerste top rol ik wel. Dat zullen acteurs die het
toneel op moeten, ook herkennen – die kunnen gaan kotsen in de
coulissen, en denken: waarom doe ik dit eigenlijk? Ik heb nog nooit
gekotst in de coulissen, trouwens.’
Jammer. Dat was een leuke kop geweest boven dit verhaal.
‘Hahaa,
jaaa. Maar ik vraag mezelf vaak af, voorafgaand aan een uitzending:
wáárom doe ik dit?! Achteraf weet ik het altijd: omdat de voldoening
groot is. Daarvoor moet ik elke keer mijn grens verleggen. Het scheelt
dat Zomergasten zes keer is. Ik weet niet of ik het,
zoals de Eva Jineks in deze wereld, dagelijks zou willen. En kunnen. En
ik ben ook blij dat ik er niets naast hoef te doen: mijn hoofd kan
altijd maar één groot ding aan. Het is fijn om in zo’n tunnel te
zitten.’
Janine Abbring werd geboren in Groningen. Haar vader was leraar Nederlands, zijn liefde voor taal bleek erfelijk. In de jaren negentig studeerde ze journalistiek, daarna ging ze aan de slag bij het Groninger Dagblad, en maakte na een paar jaar de overstap naar RTV Noord. Ze vergaarde bekendheid als een van de Jakhalzen in De Wereld Draait Door. Nu wisselt ze haar periodes achter de schermen, als eindredacteur bij het dagelijkse satireprogramma De Avondshow met Arjen Lubach, af met haar interviewprogramma Zomergasten, dat ze dit jaar voor de zesde keer onder haar hoede neemt. Ze is daarmee, na Peter van Ingen, de langst zittende interviewer van het programma.
Is je werk goed te combineren met je sociale leven?
‘Veel collega’s bij De Avondshow en Zomergasten zijn
vrienden geworden. We hebben veel meegemaakt met z’n allen. Er zijn
veel mensen overleden in de loop der jaren; onze fijne regisseur Edith
is overleden, mijn lieve, vaste visagiste Minke is recent overleden,
jonge mensen, Minke was van mijn leeftijd, acute leukemie, bam, weg.
Onvoorstelbaar. Je wordt als team hecht, dat doet dat verlies. Ze komen
vaak op vrijdag, als we vergaderen, bij mij thuis lunchen.’
Janine Abbring woont in Hilversum. ‘Later als ik groot ben wil in de bossen wonen. Dat zou ik nu het liefst al willen, maar dat is onpraktisch. Hilversum is een compromis. Het is écht dicht bij mijn werk, maar als ik de deur uit loop, sta ik met mijn voetjes op de bosgrond.’ Daarvóór woonde ze in Amsterdam, maar: te druk, te veel keuze, te veel leuke dingen op wandel- of fietsafstand. En: te weinig groen. Die liefde voor de natuur stamt uit haar jeugd. Ze groeide tot haar twaalfde op in Drenthe, verhuisde daarna naar Groningen. ‘Ik had lieve ouders. En een lief tweede moedertje. Annie. Ze had een boerderij. Ik was daar vaak.’
Ik denk dat de rouw minder diep was dan andere mensen dat zullen ervaren met hun moeder, omdat het afscheid langgerekt was, over een periode van tien jaar
Annie was haar tweede thuis, zeker als het met haar moeder slechter ging. Abbrings moeder had last van chronische rugklachten, was vaak bedlegerig.
Hoe was dat als kind?
‘Ik
wist niet beter. Maar ik ben wel anders naar gezondheid gaan kijken, al
vroeg. Ik doe er ook veel aan om gezond te blijven, dat deed ik al voor
het ongeluk. Ik sta elke dag op mijn yogamatje, doe aan crossfit,
wandel veel door het bos – toch, Fiek?’ Fika kijkt haar even aan, graaft
dan door. ‘Die is op zoek naar een lekker koel plekje.’
Je moeder is inmiddels overleden. Wat deed dat verlies met je?
‘Ik
moet altijd even terugrekenen. Vijf jaar geleden. Ik denk dat de rouw
minder diep was dan andere mensen dat zullen ervaren met hun moeder,
omdat het afscheid langgerekt was, over een periode van tien jaar. Ze
werd vroeg dement. Ik vond dat in eerste instantie erg voor haar, en
voor mijn vader. Om je partner zo te zien verkruimelen. Want dat was het
écht. Ik had vaak het gevoel dat ik tekortschoot. Ze heeft me tot het
laatste moment herkend, en de hond herkende ze altijd, en ze wist het
verschil tussen mij en mijn zus. Maar ik kon al zo lang niet meer een
gesprek met haar voeren, en op een gegeven moment kom je op een punt dat
je voelt: ze is zichzelf niet meer.
Niet dat ik haar niet miste toen ze was overleden, maar ik was er niet helemaal kapot van. Ik ken ook mensen van wie de ouders wegvielen die nog vol in het leven stonden. Ja, als dán je ouder overlijdt, jeetje. Dat zou hetzelfde zijn als mijn zus of mijn vader nu zou komen te overlijden. Daar moet je niet aan denken.’
Ze schudt haar hoofd om die doemgedachten kwijt te raken. Want haar vader, die is springlevend, sterker: die crosst nu met een campertje naar de Noordkaap. ‘Gelukkig wel met zo’n club.’
Ben je bezorgd?
‘Ja,
maar niet overmatig. Mijn zus en ik vinden het een geruststellend idee
dat hij dan overdag in zijn eentje rijdt, maar ’s avonds met een groep
anderen aankomt op dezelfde camping. Dus als er een campertje ontbreekt,
dan wordt er wel even een belletje gedaan: waar is Jaap Abbring
gebleven?’
Lijk je op je vader?
‘We zijn even eigenwijs. Even koppig. Even erg overtuigd van ons eigen gelijk. Maar hij is ook trots. Hij kijkt vaak naar Zomergasten maar hij zegt ook eerlijk: boeide me niet. En dat betekent dan dat hij de tv heeft uitgezet.’
Word je daar onzeker van?
‘Nee, want hij vindt mij niet slecht, zegt hij dan, maar de gast niet interessant genoeg.’
Eberhard van der Laan, Hans Klok,
Louis van Gaal: je krijgt heel wat bekende en gevestigde namen voor je
neus. Ben je weleens geïntimideerd?
‘Ik kijk niet tegen ze op,
maar tuurlijk: ik voel me weleens geïntimideerd. Het zou gek zijn als
dat niet zo was. Maar ik ben niet starstruck, of zo. En het verdwijnt ook, dat gevoel. Het meest recente voorbeeld was Wintergasten,
toen ik auteur Yuval Noah Harari sprak, een veel geïnterviewd man met
een bijzondere en originele kijk op de wereld. Vlak voor de uitzending
begon ik over zijn hond. Ik wist dat het beestje oud was, dus ik vroeg
hoe het daarmee ging, en toen begon hij een heel verhaal te vertellen
over dat hij ziek was, en dat hij zijn hond CBD-olie gaf. Daar moest ik
erg om lachen, en we kregen een gesprek over of het placebo-effect bij
honden ook bestond. Dat werkte, merkte ik, dus het interview begon ook
zo, maar de klik was er al.’
Ik denk dat als je kwetsbaarheid laat zien, dat mensen je veel vergeven
Ik hoop dat dit jaar al je zomergasten een hond hebben.
‘Van
de gasten van vorig jaar hadden Roxane van Iperen en Hans Klok een
hond.’ Telt op haar handen. ‘Van de gasten van dit jaar heeft Humberto
Tan een hond, had Derk Sauer een hond en heeft Raven van Dorst een hond,
Rita. En dichter Lieke Marsman heeft een grappige poedel. Vier van de
zes houden dus in elk geval van honden. Haha! Wat grappig. Nooit over
nagedacht. Is dat even handig?’
Ben je bang om fouten te maken op tv?
‘Ja, natuurlijk.’
Mag je falen op tv?
‘Goede
vraag. Tot op zekere hoogte. Ik heb vorig jaar een uitzending geopend
met mijn tanden vol lippenstift. Breed lachend – om die zenuwen te
onderdrukken, natuurlijk. En eh, ja, dat vinden dan veel mensen heel
grappig. Maar dat is niet echt... Ja. Dat is niet falen. Het hangt ervan
af wat de fout is die je maakt. Kijk, er zijn dingen die ik niet weet,
maar het helpt dat ik dan zeg: o, dat weet ik niet, die naam is mij
ontschoten. Of: o, ik heb even een black-out. Dat heb ik nog nooit
gezegd in een uitzending, trouwens, maar ik zou het wel kunnen zeggen,
als het me zou overkomen. Ik denk dat als je die kwetsbaarheid laat
zien, dat mensen je veel vergeven.’
Ze heeft een paar ‘kompassen’, zoals ze ze zelf noemt, aan wie ze weleens vraagt hoe ze de uitzending vonden. Het zijn haar twee beste vriendinnen (die van dat dekentje op de bank), Arjen Lubach (haar beste vriend, en ook haar ex, van zó veel jaar geleden dat het er volgens Abbring niet meer toe doet) en haar eindredacteur. ‘En mijn nieuwe liefde.’ Sinds kort is Abbring samen met Nieuwsuur-presentator Jeroen Wollaars. Ze ontmoetten elkaar tijdens een pilot van De Avondshow, waar Wollaars met zijn teckel te gast was. En hij ging ook mee naar Frankrijk, hun eerste lange vakantie samen, en stond ook op zijn handen. Abbring zei hem: dat kun jij niet. ‘Moet jij opletten,’ zei hij, en hij stond al ondersteboven.
Een nieuwe liefde. Hoe is dat?
‘Ik
vind het ingewikkeld om te bedenken op welk niveau ik hierover wil
praten. Vooral omdat alles, elk citaat, elke zin, zo lang blijft bestaan
en blijft terugkomen in gesprekken en interviews. Maar ik zit nu nog in
die prille fase dat ik Jeroen de leukste man ter wereld vind, ik denk
niet dat ik nog iemand ga vinden die leuker is dan hij.’
En moet ik nu dan cynisch zeggen: ik spreek je over een halfjaar wel weer?
‘Haha.
Ja.’ Dan, serieus: ‘Nee, het is fijn om met iemand samen te zijn die
hetzelfde vak uitoefent. Die ook in de ochtend samen met jou zijn
krantje wil lezen. Die snapt hoe gefocust je moet zijn voor je werk. Ik
ga hem niet vlak voor zijn uitzending storen met onzinnige dingen,
bijvoorbeeld. En waar we ook allebei hetzelfde in zijn: we hechten
waarde aan alleen zijn. Vanochtend appte ik: fijn hè, weer allebei
alleen in ons eigen huis.’
Wat onromantisch.
‘Dat is ook romantiek, dat je dat kan erkennen.’
Kijk je eigenlijk naar sociale media – waar heel Nederland een mening over je lijkt te hebben als Zomergasten weer is begonnen?
‘Nee.
Ik ben nu al een beetje aan het minderen en als het echt begint, kijk
ik helemaal niet meer. Maar er glipt altijd iets doorheen.’
Wat doet dat met je?
‘Ik
zou nu stoer tegen jou moeten zeggen: opmerkingen over mijn uiterlijk
of mijn kunnen doen me niets. Ik vínd dat ik dat moet zeggen, op mijn fucking 46ste. Maar ik vind het ook hypocriet erover te liegen, want het doet me wat. Het doet altijd een beetje pijn.’
Ik denk dat veel mensen op tv onzeker worden van vuilspuiterij. Vooral als het structureel is, dan gaat het onder je huid zitten
In interviews vertel je vrij open over je pestverleden. Raken de opmerkingen die je nu krijgt, dat verleden?
‘Ik
denk dat dat gepest worden me vooral heeft geholpen om een pose aan te
nemen van zelfverzekerd zijn. Dat uitstralen. Ik denk ook dat ik er
eerlijker over ben dan andere mensen. Ik denk dat veel mensen op tv
onzeker worden van vuilspuiterij. Vooral als het structureel is, dan
gaat het onder je huid zitten. Mensen thuis denken altijd dat de
tv-wereld een soort Madame Tussauds is. Dat we poppen zijn waar je van
alles over kan zeggen. Nou: deze pop kan gewoon lezen, hoor. Ik heb
weleens een quote gehoord: ‘Je moet geen kritiek aannemen van mensen aan
wie je geen advies zou vragen.’ Toen ik dat hoorde dacht ik: ja,
verdomme, dát moet mijn credo zijn. Dat ga ik deze zomer proberen.’
Zou je niet korte metten willen maken met die onzekerheid?
‘Ik
heb dat op mijn manier ook gedaan. Ik presenteer een liveprogramma waar
doorgaans veel mensen iets over te zeiken hebben – en toch doe ik het.
Die onzekerheid zit in mij en maakt me misschien ook goed in mijn vak.
Ik zou nooit iets op routine doen, overmoedig zijn, denken: ik fiks dit
wel effe. Mijn onzekerheid zorgt ervoor dat ik harder mijn best doe, en
niet met twee vingers in de neus.’
Een handstand kan ook niet met twee vingers in de neus.
‘Precies.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten