Ali Smith Smith doet waar ze goed in is: een associatief verhaal vertellen dat vele verhalen bevat, en de illusie wekken dat ze het uit haar mouw schudt waar je bij zit.
De nieuwe roman van Ali Smith (1962) wordt gepresenteerd als een vervolg op de romans Herfst, Winter, Lente en Zomer, de vier jaargetijden-cyclus waarmee Smith de afgelopen jaren furore maakte. Dat is begrijpelijk, want Gezelschap gaat verder waar de vier seizoenen stopten: in een verwarde samenleving die nog steeds te kampen heeft met Covid. Maar Gezelschap is geen aanhangsel, geen thee die nog eens van hetzelfde zakje is getrokken. Het is een zelfstandige roman, waarin Smith doet waar ze goed in is: een associatief opgebouwd verhaal vertellen dat vele verhalen bevat, maar op een ontspannen manier, zodat je de illusie krijgt dat ze het uit haar mouw schudt waar je bij zit, inclusief alle onverwachte tijds- en zijsprongen.
Het is 2021. Kunstenares Sandy Gray zit somber op de bank en denkt na over de sombere toestand van de samenleving waarvan ze deel uitmaakt. ‘Het kon me niet schelen wat voor seizoen het was’, laat Smith haar denken, en daarmee geeft de auteur meteen al in de eerste scène van de roman aan dat we hier inderdaad niet met een vervolg te maken hebben – en dat de stemming grimmig is. Er zit woede in Gezelschap, woede over de stupide wereld die de tv ons voorschotelt terwijl er in ziekenhuizen mensen sterven, woede ook over hoe weinig middelen die ziekenhuizen hebben. Maar woede krijgt nooit de overhand bij Smith, bij haar worden negatieve emoties altijd overvleugeld door positieve, zoals verwondering en begeestering, ook al is het tegen de klippen op.
Wulp of avondklok
Terwijl ze op de bank zit wordt Sandy gebeld door Martina Inglis, een vrouw die ze sinds haar studententijd niet meer heeft gezien. Inglis werkt voor een museum, en is op het vliegveld vastgehouden toen ze het land binnenkwam met een zestiende-eeuwse sleutel die ze van een tentoonstelling in het buitenland heeft teruggehaald. Tot haar verbijstering wordt ze in een cel gegooid. Daar hoort ze op een gegeven moment een mysterieuze stem die zegt: ‘Curlew or curfew. Kies maar.’ Wanneer ze weer is vrijgelaten, herinnert ze zich dat Sandy haar in hun studententijd ooit heeft geholpen met de analyse van een gedicht van e.e. cummings en roept nu haar hulp in om deze vreemde uitspraak, ‘wulp of avondklok’, te interpreteren.
Sandy heeft andere dingen aan haar hoofd. Haar bejaarde vader ligt in het ziekenhuis en terwijl ze op zijn hond past, probeert ze zo weinig mogelijk mensen te zien, om besmetting te voorkomen. Maar het telefoontje zet dingen in beweging: in het tweede deel van de roman krijgt ze zelfs onverwacht bezoek van de twee dochters van Martina, die boos op Sandy zijn. Sinds het telefoongesprek is hun moeder veranderd: plotseling slaapt ze uit en gaat ze in haar eentje op pad. Later komt ook Martina zelf nog langs, opeens is Sandy’s huis, zeer tegen haar zin, een zoete inval geworden.
Een bezwaar dat je tegen de romans van Smith kunt inbrengen is de altijd overduidelijke goed-slecht-verdeling. Wie al dan niet deugt is nooit een vraag, en het is ook nooit een raadsel waar de sympathie van de auteur ligt. Hier, in Gezelschap, is Sandy duidelijk de goede geest, een wijze vrouw die met een gesprek anderen tot levensveranderende inzichten kan brengen. Gelukkig is ze kortaangebonden, chagrijnig en bang, en wordt ze nergens kwezelig. Met die duidelijke scheiding tussen goed en slecht lijkt Smith haar lezers een hart onder de riem te willen steken, om ons bij te brengen dat er hoop is omdat het goede dan misschien niet overwint, maar er in ieder geval wel is.
Ook door het belang van verhalen te benadrukken geeft Smith haar lezers hoop. Haar speelsheid en vertelplezier werken aanstekelijk, en je volgt Smith graag op haar grillige paden, die begonnen met dat telefoontje en twee woorden met een toevallige klankovereenkomst. In het derde deel keren die woorden, curlew en curfew, opeens terug in een andere setting. Dat deel bestaat uit een rauw maar toch positief getoonzet verhaal over een zestiende-eeuws meisje dat bij een vrouwelijke smid in de leer was maar zelf geen smid mocht worden, en met een geadopteerde jonge wulp de wereld in trekt. Hier blijkt ook dat ‘curfew’ een oude herkomst heeft en meer betekent dan alleen ‘avondklok’.
Lees ook de recensie van Zomer van Ali Smith: Hoe gewone Britten proberen te overleven in turbulente tijden (●●●●)Associatieve symfonie
En zo zit Gezelschap vol spiegelingen. De betekenis van het geheel is op het eerste gezicht eerder dichterlijk dan duidelijk, maar het verhaal wint naarmate je vordert steeds meer aan eenheid en betekenis. Bij nadere beschouwing blijkt deze roman zelfs een behoorlijk hecht gecomponeerd geheel, een associatieve symfonie waarin toch geen enkel thema op zichzelf staat (let bijvoorbeeld op de rol die het woord ‘hallo’ speelt) en die vol zit met vragen over de betekenis van woorden en de manieren waarop we taal gebruiken en vernieuwen. ‘Taal is mijn hoofdpersoon’, zegt Sandy ergens in het begin van de roman, en dat geldt uiteraard ook voor haar schepper. Het is de taal, hoor je Smith ergens tussen de regels roepen, het is de taal die ons… kan redden? Dat is misschien een te groot woord. Bij elkaar kan houden dan? Misschien is dat al genoeg.
De vertalers Karina van Santen en Martine Vosmaer hebben hun uiterste best gedaan deze aanstekelijke roman in het Nederlands onder te brengen en ze slagen erin het allemaal soepel te laten klinken, ook door soms gewoon de Engelse woorden te laten staan, zoals curlew en curfew, zodat het woordenspel niet helemaal verloren gaat. Wel is het jammer dat de Nederlandse uitgever er niet voor kiest de vormgeving van de Engelse edities van Smiths romans te volgen, met binnenin de kenmerkende grote letter en de pagina’s die rechts niet worden uitgelijnd, zodat de tekst iets poëtisch krijgt, en iets rafeligs, iets onafs, dat goed past bij de verhalen die Smith vertelt; hoe goed het geheel ook in elkaar steekt, nergens is de tekst gladgestreken en keurig afgezoomd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten