|
|
Hoe een computersysteem de impact van droogte kan beperken |
even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!.... en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
|
|
Hoe een computersysteem de impact van droogte kan beperken |
Légende du théâtre, installé à Paris depuis les années 1970, Peter Brook est décédé à 97 ans.
Le Britannique Peter Brook, metteur en scène, acteur, réalisateur et auteur, est décédé ce dimanche 3 juillet à l’âge de 97 ans, a fait savoir son entourage.
Homme de théâtre parmi les plus influents du 20e siècle, il avait réinventé l’art de la mise en scène et théorisé « l’espace vide ».
Installé en France depuis 1974, il avait fondé le « Centre international de recherche théâtrale » au théâtre parisien des Bouffes du Nord, théâtre aux « proportions extraordinaires, uniques en Europe, dont nous avons découvert plus tard qu’elles étaient les mêmes que celles du Théâtre de la Rose de Shakespeare », avait-il raconté au « Monde ».
« Le Songe d’une nuit d’été », « la Tempête », « Hamlet », « le Roi Lear »... Le théâtre de Peter Brook était indissociable de celui de William Shakespeare, qu’il avait de nombreuses fois mis en scène.
Sa pièce la plus connue est « le Mahabharata », épopée de neuf heures de la mythologie hindoue (1985), adaptée au cinéma en 1989. Outre des pièces de théâtre, il a aussi mis en scène plusieurs opéras comme « la Flûte enchantée » et réalisé une douzaine de films dont « Moderato Cantabile » (1960) et « Sa majesté des mouches » (1963), tous deux adaptés de romans.
Né à Londres le 21 mars 1925, fils d’immigrés lituaniens juifs, Peter Brook signe sa première mise en scène à 17 ans. S’il rêve de cinéma, il se dirige rapidement vers le théâtre. A 20 ans, diplômé d’Oxford, il est déjà metteur en scène professionnel et, deux ans plus tard, ses productions à Stratford-upon-Avon, ville natale de Shakespeare, déchaînent les passions. A 30, il dirige déjà de gros succès à Broadway.
Pour la Royal Shakespeare Company (RSC), il met en scène de nombreux textes du « Barde », qui est pour lui « le filtre par lequel passe l’expérience de la vie ». Son « Marat/Sade » fascine Londres et New York et lui vaut un Tony Award en 1966.
Mais à la fin des années 60, après 40 succès théâtraux dans lesquels il a dirigé les plus grands, de Laurence Olivier à Orson Welles, Brook affirme avoir « épuisé les possibilités du théâtre conventionnel » et entre dans une période expérimentale.
Pour beaucoup, sa surprenante production de « Songe d’une nuit d’été » (1970) pour la RSC dans un gymnase en forme de cube blanc a été un tournant. Elle pousse l’actrice Helen Mirren à abandonner ses débuts de carrière grand public pour rejoindre sa compagnie naissante à Paris où, dès le départ, il aspire à travailler avec des acteurs de différentes cultures.
En quête incessante d’authenticité, il part en Afrique, en Iran ou aux Etats-Unis et y mène des travaux expérimentaux axés sur le « déconditionnement » de l’acteur et le rapport au spectateur. Il rapporte de ses voyages des spectacles d’anthologie tels que « Les Iks » (1975), « La Conférence des oiseaux » (1979) ou « Le Mahabharata ». Au fil des créations, (« Timon d’Athènes » (1974), « Mesure pour Mesure » (1978), « la Cerisaie » (1981), « la Tempête » (1990), « l’Homme qui » (1993), « Hamlet » (2000) ou « 11 and 12 » (2009), il se forge un style de plus en plus pur, et dépouillé.
En 1997, lorsqu’il triomphe au Royaume-Uni avec « Oh les beaux jours » de Samuel Beckett, les critiques le saluent comme « le meilleur metteur en scène que Londres n’a pas ».
Après une aventure de plus de 35 ans aux Bouffes du Nord, Peter Brook quitte la direction du théâtre en 2010, à 85 ans, tout en continuant d’y monter des mises en scène.
Le charismatique metteur en scène a été ébranlé en 2015 par le décès de son épouse, la comédienne Natasha Parry. « On tente de négocier avec le destin en lui disant : “Ramenez-la juste pour 30 secondes”... »
Outre sa fidèle collaboratrice Marie-Hélène Estienne, Peter Brooke laisse derrière lui deux enfants, le réalisateur Simon Brook et la metteure en scène de théâtre Irina Brook.
De Britse Peter Brook opende de deur naar tal van nieuwe theatervormen. Hij zette het Parijse theater Les Bouffes du Nord op de kaart en maakte furore met zijn minimalistische kijk op theater.
Peter Brook was acteur, filmregisseur en schrijver. Maar hij maakte vooral naam als theatervernieuwer. In 2018 zette het Internationaal Theater Amsterdam zijn werk nog centraal tijdens het festival Brandhaarden. Brook overleed zaterdag op 97-jarige leeftijd in zijn woonplaats Parijs.
Brook (Londen, 1925) begon zijn carrière met toneelstukken van Shakespeare, waarin hij grootheden als Laurence Olivier, John Gielgud, Vivien Leigh, Paul Scofield en Orson Welles regisseerde. Zijn ensceneringen waren toen al opvallend minimalistisch.
Dat minimalisme nam Brook in 1974 mee toen hij voorgoed naar Parijs verhuisde. Daar renoveerde hij het theater Les Bouffes du Nord en nam er intrek met zijn eigen ensemble. Hij ging op zoek naar verbindingen met andere niet-westerse culturen.
Als operaregisseur bij de Royal Opera Covent Garden maakte Brook in 1949 een controversiële enscenering van Richard Strauss’ opera Salome in decors van Salvador Dalì. Later kreeg hij naam als bewerker van beroemde opera’s. Meest succesvol was hij daarin met La tragédie de Carmen (1983), naar de beroemde opera van Bizet. In 2002 zette Pierre Audi deze versie in Nederland op de planken. Het betekende de doorbraak van mezzosopraan Tania Kross.
Op dezelfde manier bracht Brook in 1992 Debussy’s bijna drie uur durende opera Pelléas et Mélisande terug tot wat volgens hem de essentie was. In zijn slechts 80 minuten durende versie was het orkest verdwenen, en speelden er slechts twee piano’s. De voorstelling, gerealiseerd in Les Bouffes du Nord, maakte daarna een succesvolle tournee door Europa.
Ook Mozarts Die Zauberflöte werd door Brook ontleed, en ontdaan van in zijn ogen overbodige personages. Het verhaal werd bij hem verteld door twee zwarte acteurs – opvallend in een opera met racistische elementen. Deze Une flûte enchantée was in 2011 op het Holland Festival te zien. Overigens onderscheidde Brook zich in 1990 al door de rol van Prospero in The Tempest van Shakespeare te laten spelen door de Malinese, zwarte acteur Sotigui Kouyaté.
Kouyaté en Brook werkten in 1985 voor het eerst samen in de beroemde, negen uur durende theatermarathon Le Mahabharata, naar het epische hindoeïstische gedicht uit India. Brook maakte het met zijn vaste schrijver Jean-Claude Carrière. Het werd zijn grootste succes bij Les Bouffes du Nord, met acteurs van over de hele wereld. Het was in veel landen te zien en werd later door hemzelf verfilmd.
In 1968 verwoordde Brook zijn kijk op theater in het boek The Empty Space. Daarin schrijft hij dat theater bestaat uit een afspraak tussen publiek en spelers: ‘Ik kijk, jij speelt’. Hij legde in dat boek uit dat een theatermaker hele werelden kan verbeelden met slechts beperkte middelen. Daarin kreeg Brook later vele navolgers.
Theater teruggebracht tot zijn essentie: een ruimte en daarin twee mensen. De ene beweegt, de ander kijkt ernaar. Meer is er niet nodig, vindt theatergrootheid Peter Brook, aan wie de Stadsschouwburg Amsterdam in 2018 een festival wijdde.
Ons landbouwsysteem zorgt niet alleen voor voedsel. Het brengt tegelijkertijd zeer ongewenste extra’s met zich mee: milieuschade, biodiversiteitsverlies en het einde van vele kleinschalige boerenbedrijven. Het moet drastisch anders! Dat is in ieders belang. In deze nieuwsbrief vertel ik je over de sleutel tot verandering: stoppen met pesticiden. |
Natuur én boeren zijn de dupeAl weken domineren de boeren in Nederland het nieuws. En logisch. Het
nieuwe regeringsbeleid voor natuurbescherming zal enorm veel van
landbouwers vragen, van hervormingen tot sluiting van bedrijven.
Dat is een hele bittere pil. Maar we moeten wel, want door
de overvloed aan stikstof in ons milieu gaat het slecht met de natuur.
Is dit enkel de schuld van de boeren? Zo zien wij dat bij foodwatch
niet. Om hun hoofd boven water te houden zijn deze ondernemers
continu gedwongen geweest om de kosten laag te houden en op te schalen. |
Alleen de gifindustrie profiteertDit is ook het geval met het gebruik van pesticiden. Deze middelen
zorgen eerst voor goedkopere en mooiere oogst, maar vragen al gauw om méér.
Want ongewenste organismen raken resistent en komen alleen maar nog harder
terug doordat de gifstoffen ook de natuurlijke vijanden kapotmaken.
De boeren kunnen niet anders dan doorgaan met spuiten en raken zo
verstrikt in een ‘lock-in’ van pesticiden. Schadelijk voor alles
en iedereen, behalve natuurlijk voor de producenten die hier flink aan
verdienen. Lees verder... |
Het kán: pesticidenvrij in 2035Grote verandering is mogelijk! Deze week hebben wij ons nieuwe rapport gepubliceerd over pesticidenvrije
landbouw in 2035. Geen reductiedoel van 50% met halfbakken plannen,
zoals Europa vorige week presenteerde, maar 100% pesticidenvrije
landbouw in de hele EU met realistische en effectieve maatregelen.
De enige manier om te breken met deze hevige gifverslaving is om in te
grijpen in het hele systeem: strenge toelating voor middelen, een
pesticiden- en CO2-belasting invoeren en landbouwsubsidies inzetten
voor boeren die omschakelen naar pesticidenvrije teelt en
regionale, rechtstreekse verkoop. We hebben onze oplossingen donderdag in
een internationale persconferentie toegelicht. |
|
||
Met vriendelijke groet,
Anke Bakker, |
Foodwatch presenteert plan voor pesticidenvrije landbouw in 2035
|
Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Klik dan hier |
Ali Smith Smith doet waar ze goed in is: een associatief verhaal vertellen dat vele verhalen bevat, en de illusie wekken dat ze het uit haar mouw schudt waar je bij zit.
De nieuwe roman van Ali Smith (1962) wordt gepresenteerd als een vervolg op de romans Herfst, Winter, Lente en Zomer, de vier jaargetijden-cyclus waarmee Smith de afgelopen jaren furore maakte. Dat is begrijpelijk, want Gezelschap gaat verder waar de vier seizoenen stopten: in een verwarde samenleving die nog steeds te kampen heeft met Covid. Maar Gezelschap is geen aanhangsel, geen thee die nog eens van hetzelfde zakje is getrokken. Het is een zelfstandige roman, waarin Smith doet waar ze goed in is: een associatief opgebouwd verhaal vertellen dat vele verhalen bevat, maar op een ontspannen manier, zodat je de illusie krijgt dat ze het uit haar mouw schudt waar je bij zit, inclusief alle onverwachte tijds- en zijsprongen.
Het is 2021. Kunstenares Sandy Gray zit somber op de bank en denkt na over de sombere toestand van de samenleving waarvan ze deel uitmaakt. ‘Het kon me niet schelen wat voor seizoen het was’, laat Smith haar denken, en daarmee geeft de auteur meteen al in de eerste scène van de roman aan dat we hier inderdaad niet met een vervolg te maken hebben – en dat de stemming grimmig is. Er zit woede in Gezelschap, woede over de stupide wereld die de tv ons voorschotelt terwijl er in ziekenhuizen mensen sterven, woede ook over hoe weinig middelen die ziekenhuizen hebben. Maar woede krijgt nooit de overhand bij Smith, bij haar worden negatieve emoties altijd overvleugeld door positieve, zoals verwondering en begeestering, ook al is het tegen de klippen op.
Terwijl ze op de bank zit wordt Sandy gebeld door Martina Inglis, een vrouw die ze sinds haar studententijd niet meer heeft gezien. Inglis werkt voor een museum, en is op het vliegveld vastgehouden toen ze het land binnenkwam met een zestiende-eeuwse sleutel die ze van een tentoonstelling in het buitenland heeft teruggehaald. Tot haar verbijstering wordt ze in een cel gegooid. Daar hoort ze op een gegeven moment een mysterieuze stem die zegt: ‘Curlew or curfew. Kies maar.’ Wanneer ze weer is vrijgelaten, herinnert ze zich dat Sandy haar in hun studententijd ooit heeft geholpen met de analyse van een gedicht van e.e. cummings en roept nu haar hulp in om deze vreemde uitspraak, ‘wulp of avondklok’, te interpreteren.
Sandy heeft andere dingen aan haar hoofd. Haar bejaarde vader ligt in het ziekenhuis en terwijl ze op zijn hond past, probeert ze zo weinig mogelijk mensen te zien, om besmetting te voorkomen. Maar het telefoontje zet dingen in beweging: in het tweede deel van de roman krijgt ze zelfs onverwacht bezoek van de twee dochters van Martina, die boos op Sandy zijn. Sinds het telefoongesprek is hun moeder veranderd: plotseling slaapt ze uit en gaat ze in haar eentje op pad. Later komt ook Martina zelf nog langs, opeens is Sandy’s huis, zeer tegen haar zin, een zoete inval geworden.
Een bezwaar dat je tegen de romans van Smith kunt inbrengen is de altijd overduidelijke goed-slecht-verdeling. Wie al dan niet deugt is nooit een vraag, en het is ook nooit een raadsel waar de sympathie van de auteur ligt. Hier, in Gezelschap, is Sandy duidelijk de goede geest, een wijze vrouw die met een gesprek anderen tot levensveranderende inzichten kan brengen. Gelukkig is ze kortaangebonden, chagrijnig en bang, en wordt ze nergens kwezelig. Met die duidelijke scheiding tussen goed en slecht lijkt Smith haar lezers een hart onder de riem te willen steken, om ons bij te brengen dat er hoop is omdat het goede dan misschien niet overwint, maar er in ieder geval wel is.
Ook door het belang van verhalen te benadrukken geeft Smith haar lezers hoop. Haar speelsheid en vertelplezier werken aanstekelijk, en je volgt Smith graag op haar grillige paden, die begonnen met dat telefoontje en twee woorden met een toevallige klankovereenkomst. In het derde deel keren die woorden, curlew en curfew, opeens terug in een andere setting. Dat deel bestaat uit een rauw maar toch positief getoonzet verhaal over een zestiende-eeuws meisje dat bij een vrouwelijke smid in de leer was maar zelf geen smid mocht worden, en met een geadopteerde jonge wulp de wereld in trekt. Hier blijkt ook dat ‘curfew’ een oude herkomst heeft en meer betekent dan alleen ‘avondklok’.
Lees ook de recensie van Zomer van Ali Smith: Hoe gewone Britten proberen te overleven in turbulente tijden (●●●●)En zo zit Gezelschap vol spiegelingen. De betekenis van het geheel is op het eerste gezicht eerder dichterlijk dan duidelijk, maar het verhaal wint naarmate je vordert steeds meer aan eenheid en betekenis. Bij nadere beschouwing blijkt deze roman zelfs een behoorlijk hecht gecomponeerd geheel, een associatieve symfonie waarin toch geen enkel thema op zichzelf staat (let bijvoorbeeld op de rol die het woord ‘hallo’ speelt) en die vol zit met vragen over de betekenis van woorden en de manieren waarop we taal gebruiken en vernieuwen. ‘Taal is mijn hoofdpersoon’, zegt Sandy ergens in het begin van de roman, en dat geldt uiteraard ook voor haar schepper. Het is de taal, hoor je Smith ergens tussen de regels roepen, het is de taal die ons… kan redden? Dat is misschien een te groot woord. Bij elkaar kan houden dan? Misschien is dat al genoeg.
De vertalers Karina van Santen en Martine Vosmaer hebben hun uiterste best gedaan deze aanstekelijke roman in het Nederlands onder te brengen en ze slagen erin het allemaal soepel te laten klinken, ook door soms gewoon de Engelse woorden te laten staan, zoals curlew en curfew, zodat het woordenspel niet helemaal verloren gaat. Wel is het jammer dat de Nederlandse uitgever er niet voor kiest de vormgeving van de Engelse edities van Smiths romans te volgen, met binnenin de kenmerkende grote letter en de pagina’s die rechts niet worden uitgelijnd, zodat de tekst iets poëtisch krijgt, en iets rafeligs, iets onafs, dat goed past bij de verhalen die Smith vertelt; hoe goed het geheel ook in elkaar steekt, nergens is de tekst gladgestreken en keurig afgezoomd.
VluchtelingenWerk blijft zich inzetten voor meer opvangplekken
Is deze e-mail slecht leesbaar? Bekijk dit bericht online
|
|
|
|
|
|
|
|
|