Max Porter Met zijn unieke stem vertelt Porter het verhaal van de schilder Bacon op diens sterfbed. De doodsreutel van een schilder die fulmineert over critici en kunst in een literaire dodemansrit.
In zijn tweede boek Lanny (2019) bediende de Brit Porter zich ook van die schijnbaar associatieve, zintuiglijke registers. Nu is er zijn derde, De dood van Francis Bacon, amper tachtig pagina’s, wederom in Max Porter-stijl. Het is duidelijk een unieke stem, toch valt er in dit geval voorzichtig een en ander op af te dingen.
De dood van Francis Bacon gaat over de Iers-Britse schilder Francis Bacon (1909-1992) op zijn sterfbed. Hij is oud, ligt in een Spaans ziekenhuis te lijden aan astma en leverfalen, spreekt nauwelijks een woord Spaans. Hij wordt verzorgd door zuster Mercedes. Porter neemt ons mee in zijn laatste dagen, in wat zijn benauwde monologue intérieur schijnt – schijnt, want ook Porter zelf komt bijvoorbeeld langs als stem die dingen van Bacon wil lospeuteren.
Zeven hoofdstukken, zeven niet bij naam genoemde schilderijen. Het maakproces beschreven, de verf spat van de pagina’s: ‘De vuist interrumpeert met een natte sjplatsj als een kwak op het doek en laat een vlek achter, knappe impressie, buts in het natte uitlopende groen, best goed eigenlijk, even je mond houden nu, geeft een hondachtige beweging aan de grote leegte van haar gezicht, best goed eigenlijk, iets honds, om iets hollends […]’
Een literaire dollemansrit, op z’n Porters dus, sterk vertaald op z’n Saskia van Lingens. Je ruikt de verf, de maaltijden waar Bacon aan terugdenkt, de seks. Je hoort hem fulmineren over critici en kunst. Tijd voor een lesje Francis Bacon of het introduceren van personen is er niet. Dat is wat uitdagend voor de lezer; aan wie niet is ingevoerd in het leven van Bacon gaat wel erg veel voorbij. Namen worden zonder context genoemd, het is een beetje gissen, een beetje opzoeken, het is in combinatie met het bij vlagen ondoordringbare proza wel erg veel onbekends misschien.
Of dat een probleem is, is trouwens aan de lezer. Zelf ben ik na een paar pagina’s even gestopt met lezen om mijn kennis over Bacon bij te spijkeren, zodat ik minder afgeleid werd door mijn vragen. De schilderijen hoefde ik er niet bij te halen: soms wist ik welk werk er bedoeld werd en bij de onbekende doeken had ik genoeg aan de beschrijvingen, het gaat immers om de sfeer, de liefde, de viezigheid, de artistieke visie. Maar dat ik niet wist wie bepaalde personen zijn (wie is Muriel, en George?) vond ik onhandig. Ik kan me ook voorstellen dat een ander genoeg heeft aan de stijl, en de vrije ruimte die ik ‘vragen’ noem juist prachtig vindt. Voor de kenners van Bacons levensverhaal is Porters tekst wellicht gesneden koek, een poëtische interpretatie van verf, alcohol en sigarettenas.
De dood van Francis Bacon is de doodsreutel van een schilder zonder kwasten. Mooi, helaas ook een beetje makkelijk, op het kitscherige af. Porters karakteristieke verteltrant past iets té netjes bij dit uitgangspunt; natuurlijk is het sterven een ondoordringbaar proces, natuurlijk valt de schilder in halfslapen, waarbij hij droom en werkelijkheid verwart. Maar vooruit, ook dit: natuurlijk flitst een leven niet chronologisch en voorzien van voetnoten aan zijn geestesoog voorbij. Dat Porter die knieval niet heeft gemaakt getuigt van visie, of je nu aan het googelen slaat of niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten