Schrijvers zijn
onsterfelijk. Of beter gezegd: de schrijvers zelf zijn sterfelijk, maar
hun woorden leven voort. In romans, dichtbundels, essays. In brieven,
manuscripten, dagboeken. We staan aan het eind van 2019 stil bij enkele
schrijvers en dichters die de literaire wereld dit jaar zijn ontvallen.
In 1974 keek Vianen al vooruit naar het eind van haar leven, in een gedicht dat ‘Echtbreuk’ heet. Ze was toen nog niet eens op de helft, hoewel ze haar hoogtijdagen als schrijfster achter de rug had. Maar dat kon ze toen nog niet weten.
Ik droomde dat ik aan
mijn laatste rustplaats stond.
De koningspalmen langs het schelpenpad
ruisten bescheiden en de krekels schenen
met elkaar te hebben afgesproken, ieder
afzonderlijk en met zachte halen het uur te doen.
Lees hier meer over het leven en werk van Bea Vianen.mijn laatste rustplaats stond.
De koningspalmen langs het schelpenpad
ruisten bescheiden en de krekels schenen
met elkaar te hebben afgesproken, ieder
afzonderlijk en met zachte halen het uur te doen.
Dat probeerde hij dus te doen met liedjes, toneelstukken, tv-series, die vol staan met regels en wendingen die tot het Nederlandse collectieve geheugen zijn gaan behoren: ‘We benne op de wereld om mekaar te hellepen, niewaar?’ of: ‘Het zal je kind maar wezen.’ Hij overleed op 25 januari, op 96-jarige leeftijd.
Lees meer over het bewogen leven van Eli Asser.
Lutchman, dichtersnaam Shrinivāsi, bleef als dichter een een regelmatige en graag geziene gast in Nederland, onder meer op het festival Winternachten. Toch verscheen hier pas in 1984 een bundel van hem, al was dat meteen een omvangrijke bloemlezing uit zijn werk. Hij had andere wegen om gehoord te worden dan Nederlandse uitgevers; en hij beperkte zich niet tot één taal. Zijn bundel Oog in oog (1974) was deels in het Spaans, in veel andere bundels staan gedichten in het Sarnami, een Surinaamse variant van het Hindi, en toen hij in Frans-Guyana verbleef, schreef hij enkele gedichten in het Frans.
Hij overleed op 26 januari, anderhalve maand na zijn 93ste verjaardag.
Lees over het werk van Shrinivāsi, een eerbetoon aan taal.
In het slotsonnet uit haar laatste bundel (De ziel is een pannenkoek, 2011) beklaagt ze zich over de gebreken die de ouderdom met zich meebrengt, maar ze komt ook met een elegante oplossing:
Er is een oplossing. Elk mens wordt tachtig,
maar zonder ziektes, kwalen, iets verdachts.
En daarna sterven we spontaan, eendrachtig.
maar zonder ziektes, kwalen, iets verdachts.
En daarna sterven we spontaan, eendrachtig.
Een groots verjaardagsfeest, men speecht welsprekend.
De laatste gast komt pas om twaalf uur ’s nachts.
Het is de dood. Je hebt op hem gerekend.
Nadat Scholten in
februari van dit jaar voor haar vele verdiensten nog was onderscheiden
als ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, is zij op 15 maart in
Ede overleden.De laatste gast komt pas om twaalf uur ’s nachts.
Het is de dood. Je hebt op hem gerekend.
Lees over het dichtersleven van Patty Scholten.
Ouder worden is steeds minder
Komen en steeds minder gaan
Maar ga ik heen dan kom ’k terug, want
Vóór ik hier kwam was ik daar.
Basart zou na zijn tweede dichtbundel twintig jaar lang niets publiceren – en toen was daar opeens een roman: De laatste lach,
vol duidelijk herkenbare autobiografische elementen, want het boek ging
over een leraar Nederlands die tijdelijke roem had vergaard met zijn
poëzie maar die nu alleen nog maar wist te schrijven door elementen van
andere boeken te ‘lenen’.Komen en steeds minder gaan
Maar ga ik heen dan kom ’k terug, want
Vóór ik hier kwam was ik daar.
Hij overleed op 25 juni. Zijn correspondentie met W.F. Hermans, die hij bewonderde, werd door de laatste zorgvuldig bewaard en bevindt zich nu in het Literatuurmuseum.
Lees hier meer over de briefwisseling.
Hij schreef jarenlang kritieken voor Trouw, maakte deel uit van talrijke jury’s en was een van de eerste redacteuren van het toonaangevende literaire tijdschrift De Revisor. Generaties studenten Nederlands maakte hij vertrouwd met onze literatuur.
Als criticus en docent is Van Deel altijd trouw gebleven aan zijn vroeg opgedane opvattingen. Hij kwam uit de school van het tijdschrift Merlyn, dat de tekst centraal stelde. Veel van zijn studenten, van wie een aantal criticus is geworden, vertelden hoe de colleges bij hem verliepen: een gedicht werd op een uitputtende manier gelezen en herlezen, waarbij alle mogelijke varianten in betekenis aan het licht kwamen.
Lees over Tom van Deel als gewaardeerd jurylid, criticus, dichter en mens.
Maar bovenal was hij dichter. Poëzie was het belangrijkst, die nam hij serieus: ‘Het is een spel op leven en dood toch? Het is een ondergeschoven kindje, maar we krijgen hem er niet onder.’
Wat hij ook deed, welk succes hij ook boekte, hij bleef het visitekaartje trouw dat hij op zijn veertiende maakte, en waarop hij liet zetten: ‘Jules Deelder. Dichter’. Wie op die leeftijd denkt dat hij dichter is, blijkt het meestal niet te zijn, maar Deelder wist heel goed wat hij was en hij bleef het zijn hele leven.
Hij overleed op 18 december, een maand na zijn vijfenzeventigste verjaardag.
In memoriam: Jules Deelder, dichter.
Er is
een scherfje
van me af.
ja en kreukels
en hier
en daar een barst.
Dat Arjan Peters er in de Volkskrant met lovende woorden over schreef, heeft haar vast goed gedaan. Want de stilte in de literaire kritiek zat haar dwars, zo valt te lezen in de correspondentie waarover het Literatuurmuseum beschikt.
Haar carrière begon ze in het kielzog van Elly de Waard, bij wie ze begin jaren tachtig poëzieworkshops volgde, en waaruit zowaar een nieuwe dichtersgroep ontstond: de Nieuwe Wilden. Het waren vrouwelijke dichters, die met een postmoderne vorm van expressionisme de aandacht wisten te trekken, zowel met tekst als performance.
Zoals dat gaat met groepen, deed die gezamenlijke identiteit haar geen recht, maar Wijnberg kon het ook heel goed buiten een groep, en ze bleef dichten, al publiceerde ze slechts incidenteel een bundel. Haar joodse achtergrond speelt in haar werk een grote rol, zo werd ook in diverse necrologieën terecht opgemerkt. Met grote subtiliteit schrijft ze niet alleen over de joodse traditie, maar ook over de holocaust, waarbij ze het vermijdt om grote woorden te gebruiken.
Haar eerste bundel verschijnt in 1989: Aan mij is niets te zien, maar daar staat maar een klein deel in van de gedichten die ze in de tweede helft van de jaren tachtig schreef. Ze was lange tijd op zoek naar de juiste verhouding tussen feitelijkheid, geschiedenis, emotie en verbeelding, zoals ook te zien valt in het typoscript van dit kleine gedichtje.
Bekijk het werk van Chawwa Wijnberg op haar website.
Lees ook: Met het leven alleen valt best te leven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten