‘Van stress val je af’ en vijf andere misvattingen over vet
Elk pondje gaat door het mondje? Dat is te simpel gedacht,
schrijven artsen en wetenschappers Liesbeth van Rossum en Mariëtte Boon
in hun boek Vet belangrijk. De zes grootste misvattingen over vet.
1. Hoe minder lichaamsvet hoe beter
Bij vet denken we al snel aan het woord
‘overtollig’. Maar zeker niet al ons lichaamsvet is overtollig, ook niet
in tijden van overvloed. Mensen die door een genetische afwijking geen
onderhuids vet kunnen opslaan, worden daar erg ziek van. Doordat het
vet dat ze eten in hun bloedbaan blijft rondzweven en zich onder meer
afzet tegen hart en lever, kunnen die hun werk niet goed doen. En vet is
meer dan een handige energiereserve. Vetcellen maken allerlei hormonen
aan, die onder meer een rol spelen in de puberteit en bij onze
vruchtbaarheid. Vandaar ook dat vrouwen met ernstige anorexia meestal
onvruchtbaar worden, zegt Van Rossum. ‘We hebben het dus nodig voor het
voortbestaan van onze soort.’
2. Overgewicht kan bij kinderen nog geen kwaad
‘Hollands glorie’, zo wordt een stevig
kind nog weleens genoemd. Te dik zijn is voor een kind niet goed, maar
zodra het de kilo’s weer kwijt is, is er niks meer aan de hand. Maar zo
onschuldig is dat kindervet niet, waarschuwen Boon en Van Rossum. Dat
baseren ze onder meer op Zweeds onderzoek. De Zweedse onderzoekers namen
stukjes vet van mensen met verschillende hoeveelheden vetmassa en van
verschillende leeftijden. Zo kwamen ze erachter dat het aantal vetcellen
toeneemt tot in de puberteit, maar dat die toename stopt rond het 20ste
levensjaar. Kom je na die leeftijd aan in gewicht, dan worden de
vetcellen alleen groter. ‘Kennelijk is de kindertijd de belangrijkste
periode waarin het aantal vetcellen wordt vastgelegd, ‘geprogrammeerd’’,
zegt Boon. ‘En als je die vetcellen eenmaal hebt, is het moeilijk om
slank te blijven, omdat wanneer je afvalt, die vetcellen schreeuwen om
eten.’
3. Van stress val je af
Bij stress denken we vaak aan een
deadline of het voorbereiden van een vakantie. Tijdens zo’n periode ben
je hyper en kom je nauwelijks aan eten toe. Daar val je van af. Maar
waar we in de huidige maatschappij meer last van hebben is chronische
stress: een mentale disbalans, zegt Van Rossum, tussen wat je aankunt en
wat er op je afkomt. En die chronische stress is meestal juist een
dikmaker. Door stress gaat de productie van stresshormoon cortisol in de
bijnieren omhoog. Dit laat je buikvet stapelen. Dat is het slechte vet,
want het maakt ontstekingsstoffen aan. En het geeft ook trek in
hoogcalorische voeding. ‘Snacktrek dus’, zegt Van Rossum. ‘Daardoor zie
je dat de meeste mensen van chronische stress juist aankomen.’
4. Wie wil afvallen moet gewoon minder eten en meer bewegen
Elk pondje gaat door het mondje, klinkt
het nog altijd vaak. Maar volgens Boon en Van Rossum is dat veel te
eenvoudig. In hun boek schetsen ze een hele rij oorzaken van
overgewicht: een disbalans van hormonen, genen, stress, de psyche,
slaaptekort, een ontregeling van onze biologische klok en een tekort aan
bruin vet (zie 6). Medicijnen zoals insuline en sommige antidepressiva
zijn bekende dikmakers, maar er zijn sterke aanwijzingen dat veel meer
middelen gewichtstoename kunnen veroorzaken. Corticosteroïden
bijvoorbeeld, onder meer in prednison, maar ook in de gangbare
puffertjes tegen astma. Net als bij ons eigen cortisol zijn er steeds
meer aanwijzingen dat die ook weleens kunnen leiden tot een toename van
buikvet. ‘Ruim 10 procent van de bevolking gebruikt dit soort
middelen’, zegt Van Rossum, ‘en van de mensen met obesitas gebruikt 27
procent corticosteroïde-houdende medicijnen.’
5. Wie vaker zwicht voor voedselverleidingen heeft minder wilskracht
Het is waar dat je met een goeie dosis
wilskracht de verleiding kunt weerstaan om, bijvoorbeeld, aan het eind
van de middag op station Utrecht Centraal dat patatje te kopen. Maar wat
mensen hierbij vergeten is dat de strijd tegen die verleidingen
oneerlijk is. De ene persoon is gezegend met genen en een stofwisseling
die minder gevoelig maken voor de aanblik en geuren van al die
lekkernijen, de ander heeft pech en wordt daar onverbiddelijk naartoe
getrokken. Ook bij het beruchte ‘jojo-effect’ speelt dit een rol: wie
een crashdieet volgt, zet z’n lichaam in een hongerstand. ‘Dat weer
aankomen een kwestie van karakterzwakte wordt genoemd, is dus echt
onterecht’, zegt Van Rossum. ‘Mensen denken dat oprecht over zichzelf.
Terwijl het komt door meer hongerhormonen, minder verzadigingshormonen
en een tragere energieverbranding. Ja, natuurlijk kom je daarvan aan.’
6. In vetweefsel kan vet alleen worden opgeslagen
Het klopt dat ons gewone vetweefsel dient
voor de opslag van energie. Maar we blijken ook te beschikken over
andere vetcellen, waar onze vetreserves juist worden verbrand. Dit vet
is niet gelig, zoals ons gewone vet, maar bruin van kleur. Het is een
soort intern kacheltje dat warmte kan produceren. Eerst dachten
wetenschappers dat alleen baby’s dit vet nog hebben, maar wij hebben het
ook. Het zit voornamelijk in onze nek en rondom de grote
lichaamsslagader. Door het te activeren kunnen we zo’n 300
kilocalorieën per dag meer verbranden, bijna 15 procent. Hoe dan? Door
blootstelling aan matige kou – bijvoorbeeld door koud afdouchen of door
de thermostaat een paar uurtjes per dag op een graad of 17 te zetten.
‘Daarmee kun je die hoeveelheid bruin vet behoorlijk vermeerderen’, zegt
Boon. Is dat niet onbehaaglijk? ‘In de eerste twee, drie dagen vinden
mensen het oncomfortabel, maar na een dag of tien niet meer. Dat is
precies de periode waarin de hoeveelheid bruin vet vermeerderd is.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten