Arjan
Visser interviewt iedere twee weken iemand aan de hand van de Tien
Geboden. Deze week spreekt hij natuurkundige, schrijver en politicus Jan
Terlouw (Kamperveen, 1931).
Van
1971 tot 1982 was Terlouw voor D66 actief in politiek Den Haag. Hij
begon in 1970 met het schrijven van jeugdboeken. In 1972 verscheen
‘Oorlogswinter’, een bestseller die net als ‘Briefgeheim’ en ‘Koning van
Katoren’ werd verfilmd. Dit jaar debuteerde hij als dichter met de
bundel ‘Gedichte gedachten’.
I - Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Ik
was een logisch jongetje. Als een verhaal niet logisch was, had ik daar
een probleem mee. ‘God is oneindig liefdevol’, zei mijn vader. Oneindig
liefdevol? Het was oorlog, er vielen doden, er heerste honger – waar
was dan die liefdevolle God? ‘Dat zijn moeilijke vragen’, antwoordde
mijn vader, ‘vragen waar ik zelf ook mee zit.’ Hij was een Gereformeerde
Bondsdominee, streng in de leer, maar hij stond alle vragen toe. Hij
zag hoe ik langzaam maar zeker een agnost werd. Ik denk dat het
agnosticisme voor hem beter te verdragen was dan het atheïsme; ik wees
God in ieder geval niet helemaal af.
“Ik
zei dat ik niets zeker wist. Mijn moeder – die zeer gelovig was – had
grotere problemen met mijn opvattingen. Het maakte haar verdrietig dat
ik ‘verbinding en troost’ miste. En ik probeerde haar duidelijk te maken
hoe prettig ik het juist vond om niet te hoeven geloven wat ik niet kon
weten. Het heeft nooit een verwijdering tussen ons gegeven, maar op een
dag zei ze wel, enigszins berustend: ‘Als ik niet meer met jou over God
kan praten, kan ik altijd nog met God over jou praten.’”
II - Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“De
meester op de lagere school leerde ons dat vooral de katholieken zich
bezondigden aan dit gebod. Hun kerken stonden vol gesneden beelden – dat
mocht helemaal niet van God. Katholieken, dat waren enge, slechte
mensen. Ik kan me nog goed herinneren hoe zeer ik schrok toen ik als
klein jongetje, op weg naar het huis van mijn grootouders in Utrecht,
een katholieke kerk passeerde en iemand naar buiten zag komen... daar
heb je er één, die gaat mij nu vast verdoemen! Dus nee, afgoderij, daar
deden wij niet aan. Zoiets hoorde bij de hele foute mensen onder ons.
Misschien dat ik daardoor ook nooit aan dweepzucht heb geleden. Ik heb
respect voor sommige mensen, heb veel van anderen geleerd, maar iemand
op een voetstuk zetten? Dat zult u mij niet snel zien doen.”
III - Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“Ik
vind het onbeschaafd, maar het staat u natuurlijk vrij om gvd te roepen
of, om het wat breder te trekken, een spotprent van de profeet Mohammed
te maken. Punt is: ik geloof niet dat het effectief is. Ik denk dat
standpunten zich alleen maar verharden als je anderen willens en wetens
gaat kwetsen.
“Ik begrijp wel waarom de
islam, met al die terroristische aanslagen wereldwijd, voor onrust
zorgt en ik vind ook dat je orthodox-gelovigen die zich, bij wijze van
spreken, melden aan onze grens duidelijk moet vertellen hoe het er hier
aan toe gaat. Luister goed, je bent vervolgd en we willen je helpen,
maar in Nederland worden homoseksuelen niet verdrukt en vrouwen slaan is
uit den boze. Wil je je daar aan houden of niet? Nee? Sorry, dan is
hier geen plaats voor je. Onze wetgeving gaat namelijk boven jouw
godsdienst. Aanvaard dat, en je bent welkom.
“Laten
we wel wezen: links Nederland is jarenlang slap geweest. Oh, we hebben
zoveel respect voor jouw religieuze overtuiging en voor jouw cultuur!
Ja, prachtig, maar daardoor zitten we nu wel met heel wat
vreemdelingenhaat, zijn we op het gebied van de integratie
tekortgeschoten en kon een club zoals DENK ontstaan; een politieke
beweging die nota bene haar oren laat hangen naar Erdogan, de Turkse
dictator – let op: de leider van een ánder land. Hoe dan ook, ik vind
dat we onze, in honderden jaren bevochten, democratische rechtsstaat wel
iets beter hadden mogen – of in ieder geval voortaan zullen moeten –
verdedigen.”
IV - Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Een
dagje rust per week is niet gek en ik heb ’s zondags heus wel eens iets
minder te doen maar... ja, moet u eens horen: als je vijftig jaar hard
hebt gewerkt en je kúnt het nog, dan ga je daar toch niet ineens mee
ophouden? Use it or lose it. Er zijn achter de geraniums al veel mensen
doodgegaan. Bovendien heb ik een groot besef van verantwoordelijkheid.
Ik heb de oorlog meegemaakt, de vrede en de wederopbouw. Ik heb
natuurkunde gestudeerd aan een prachtige universiteit, elf jaar in het
buitenland gewoond – en daarvandaan goed naar Nederland kunnen kijken –,
ik heb in de Haagse politiek gezeten, zo’n beetje iedereen leren kennen
die daar rondloopt én ik ben ook nog eens een gewaardeerd schrijver
geworden... Als je dát nou allemaal hebt gekregen, dan moet je daar toch
ook iets mee doen?”
V - Eer uw vader en uw moeder
“Tijdens
de laatste oorlogswinter trokken al die arme hongerlijders over de
Zuiderzeestraatweg door Wezep. Na spertijd, in het aardedonker, bezocht
mijn vader hen in het verenigingsgebouwtje voor een bemoedigend woord.
Ik ging met hem mee, gebruikte mijn knijpkat – woesj, woesj! – om de weg
te vinden. Ik zie het allemaal nog voor me: die uitgeputte, vaak oudere
mensen in het ritselende stro, iemand met een EHBO-kist die bij
kaarslicht blaren zit door te prikken, mijn vader die voorleest uit een
bijbeltje, maar vooral: hoe iedereen hem nog even wil aanraken, hoe ze
zijn dikke winterjas even willen aaien in het voorbijgaan. Dat
emotioneerde mij ... en dat doet het me weer, nu ik het u vertel. Ik
dacht er aan hoe die arme mensen de volgende ochtend op pad zouden gaan,
hoe ze met hun karretje de IJsselbrug over moesten zien te komen,
terwijl ik gewoon weer met mijn vader meeging. Terug naar huis. Ik denk
vaak aan mijn ouders. Misschien wel meer dan ooit. Ik heb een zeer goede
band met hen gehad, ook al bleef er altijd een zekere afstand tussen
ons bestaan. Mijn vader kwam uit zwaar christelijke kringen, wist zich
enigszins te bevrijden maar bleef toch zeer religieus, een echte
dominee, terwijl ik een bètawetenschapper werd.
“We
voerden goede, eerlijke discussies hoor – het is echt zijn verdienste
dat ik geen vijandschap jegens de kerk heb ontwikkeld –, maar mijn
logische benaderingen lagen hem niet zo. We waren gewoon te
verschillend. Tussen mijn moeder en mij bestond absolute,
onvoorwaardelijke liefde, maar knuffelen – zoals ik later met mijn eigen
kinderen zou doen – daar deed ze niet aan. Bij moeder op schoot? Zoiets
was in het milieu waar zij vandaan kwam niet gebruikelijk. Dat heb ik
altijd een beetje jammer gevonden; ik had wel iets vaker door haar
geknuffeld willen worden. Ik was erbij toen mijn moeder overleed. Ik
hield haar hand vast, had mijn vinger aan haar pols. Mijn vader is heel
plotseling gestorven. Ik was op een zondag met mijn dochter Sanne bij
hem op bezoek. Zij vroeg hem iets over een Grieks spreekwoord. Hij zei:
‘Dat heb ik nu even niet paraat, maar ik zal het morgen voor je
opzoeken.’ De volgende ochtend is hij naar boven gelopen,
naar zijn werkkamer, heeft het antwoord opgezocht, kwam terug, ging
zitten en stierf. Ja...
“Weet
u, als natuurkundige wilde ik steeds dichter bij de waarheid komen,
maar zodra iets me duidelijk werd, voelde ik ook een zekere
teleurstelling omdat daarmee tegelijkertijd een deel van het mysterie
was verdwenen. Ik ben in de loop van mijn leven het mysterie steeds
mooier gaan vinden. En de grote vragen zijn eenvoudigweg niet te
beantwoorden. Wat is de zin van ons bestaan? Waar komen we vandaan? Is
er leven na de dood? We weten het niet. Ik heb geen zin om tijd te
besteden aan zaken die ik toch nooit zal begrijpen. Wilt u nog een
koekje?”
VI - Gij zult niet doodslaan
“Als
je partner is weggevallen, als de kinderen zelfstandig zijn of in het
buitenland wonen, als je het gevoel hebt dat je weinig meer bijdraagt,
niet ziek bent maar toch, als de kracht je ontbreekt om nog verder te
gaan – ja, dan mag je er een einde aan laten maken. Vind ik wel. Ook al
zal ik zelf van die mogelijkheid waarschijnlijk geen gebruik maken. Je
zult mij niet gauw horen zeggen: doet u mij volgende week dinsdag om
half vier maar een spuitje. Ik zou stoppen met eten, versterven, of –
als ik veel pijn had – vragen de dosis morfine te verhogen. Aan het eind
van mijn vrouws leven hebben we, in overleg met de artsen, ook gezegd:
stop maar met beademen...
“Voor mij is
haar dood, nu een jaar en drie maanden geleden, geen reden om er óók mee
op te houden, maar ik moet u eerlijk zeggen: de vreugde is er wel een
beetje af. Mijn leven heeft aan betekenis verloren en ik kan niet
helemaal verklaren hoe dat komt, want de dingen die ik deed, deed ik
beslist niet allemaal voor haar. Ik schreef niet alleen voor háár, ik
trad niet op voor háár... Het heeft waarschijnlijk te maken met het feit
dat ik het niet meer kan delen. Ja, met mijn kinderen, een beetje,
natuurlijk, maar dat is toch anders. Alexandra en ik waren meer dan
zestig jaar getrouwd; wij waren helemaal met elkaar vergroeid. Ik kan
het leven nog heel goed aan hoor – ik ben een flinke jongen, probeer ik
tegen mezelf te zeggen –, maar het is gewoon allemaal wat zwaarder nu,
zonder haar.”
VII - Gij zult niet echtbreken
“Ze
was heel nauw betrokken, bij alles wat ik deed. Ze heeft in mijn
politieke jaren nooit gezegd: je bent te veel weg, of zo, nee, politiek
is belangrijk, dat begreep ze als geen ander. Ze heeft er op
aangedrongen dat ik zou schrijven, heeft al mijn boeken geredigeerd. Ze
ging vaak mee naar toespraken en als we dan terugreden naar huis
vertelde ze de eerste tien minuten hoe geweldig ik was geweest om
daarna, voorzichtig, te zeggen dat er ‘misschien toch héél kleine
dingetjes ietsje anders zouden kunnen’. We hebben, zoals de meeste
mensen, ook wel eens spanningen gehad, maar we zijn in de loop der jaren
vooral ontzettend naar elkaar toegegroeid. Hoe langer je samen bent,
hoe meer je dezelfde dingen mooi gaat vinden. Het is absoluut een feit
dat je als politicus in een glazen huis woont en dus ook je huwelijk
nauwlettend in de gaten wordt gehouden. In mijn Haagse tijd zaten er wel
eens mensen van Story bij een lezing. Dat was beslist niet voor de
politieke boodschap. Dan kwam de publieke voorlichter naar me toe en
zei: ‘Kijk uit, je broer zit naast Alexandra en er loopt hier weer
iemand van de roddelbladen rond.’ Tegenwoordig bemoeit zelfs de serieuze
journalistiek zich met het privéleven van politici. Alle kranten hebben
vorig jaar geschreven over de relatieproblemen van Alexander Pechtold.
Schandelijk. Dat zijn natuurlijk onderwerpen die helemaal niet in de
politieke arena thuishoren.”
VIII - Gij zult niet stelen
“Rijken
worden rijker, armen worden armer; het kapitaal neemt de macht over van
de politiek. Ons systeem maakt diefstal mogelijk. Vorig jaar zijn we
700 miljard euro rijker geworden. 80 procent van dat bedrag is bij 1
procent van de bevolking terechtgekomen. En dat zal volgend jaar weer
gebeuren. Economie en werkgelegenheid zijn heilig. Neem Mark Rutte, met
zijn dividendbelasting. Ik ben ervan overtuigd... nee, laat ik zeggen:
ik acht het goed mogelijk dat hij echt gelooft dat het beter is voor
Nederland om die grote bedrijven hier te houden en dus de
dividendbelasting af te schaffen, maar als 89 procent van de
Nederlanders, inclusief een groot deel van het bedrijfsleven, er op
tegen is, dan komt er toch een moment waarop je moet zeggen: ‘Jongens,
ik begrijp het. Ik ben voor, maar jullie niet. Ik trek mijn plan in.’ Zo
werkt de democratie. Maar nee. Hij luisterde niet naar de bevolking.
Pas toen Unilever zei: ‘We blijven toch maar in Londen’, kwam Rutte in
actie.
“Ander voorbeeld: Lelystad
Airport moet uitbreiden. Goed voor 100 of 200 arbeidsplaatsen. Maar hoe
zit het met de 100.000 mensen die er last van krijgen? Om nog maar te
zwijgen over het milieu: hoezo 40.000 meer vluchten van en naar
Schiphol? Mijn hemel! We moeten juist minder vliegen! Wanneer zien
politici in dat er iets moet veranderen in onze manier van denken?
Sybrand Buma moet, als christen, het begrip rentmeesterschap kennen als
geen ander. En toch lijkt hij meer waarde te hechten aan economische
winsten dan aan het principe dat we de aarde niet slechter mogen
achterlaten dan we hem hebben aangetroffen.”
IX - Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“Daar ging mijn ‘Touwtje uit de brievenbus’-pleidooi
bij ‘De Wereld Draait Door’ (uitgezonden op 30 november 2016, AV) over:
er is een enorme terugloop van vertrouwen. Onze samenleving werkt niet
zonder vertrouwen. Durf je je kind naar school te sturen als je de
leraar niet vertrouwt? Durf je je te laten opereren? En u, durft u mijn
thee wel te drinken? Het touwtje was een metafoor, natuurlijk. En ik ben
echt niet van de school die zegt dat vroeger alles beter was. Sterker
nog: het gaat op veel gebieden beter dan ooit. We weten hoe je
epidemieën moet bestrijden, de kans dat je door geweld om het leven komt
is kleiner geworden, de slavernij is afgeschaft, de rechten van vrouwen
zijn verbeterd enzovoort. Maar er zijn een paar grote kwesties – de
klimaatverandering, de macht en de invloed van schurken zoals Donald
Trump, het gebrek aan vertrouwen onder de mensen – die mij grote zorgen
baren. Vergis u niet: ik vind mezelf een optimist, ook al zijn mijn
analyses vaak behoorlijk pessimistisch. Wat ik steeds probeer te doen is
te proberen een balans te vinden tussen de analyse en mijn aard.”
X - Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Het
zou zeer ondankbaar zijn als ik nu nog iets begeerde. Ik heb toch
alles? Ik ben een zondagskind. Ik heb een prachtig leven gehad.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten