even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!....
en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
Opera2day / New European Ensemble / Scapino Ballet Rotterdam
Nederlandse première van horroropera van Philip Glass
Melancholie hoort bij ons. We bezien ons bestaan en beseffen onze sterfelijkheid.
We dromen over een betere
wereld en een leven na de dood. Maar we betalen ook een prijs: de angst
en de weemoed als we weer zijn teruggeworpen in de werkelijkheid. Philip
Glass’ opera The fall of the house of Usher is niet eerder in
ons land uitgevoerd. Opera2day en het New European Ensemble dalen met
het verhaal van Edgar Allan Poe over de zonderlinge melancholicus
Roderick Usher langs visioenen en wanen af in de krochten van de
menselijke geest, geholpen door de dans van Scapino Ballet Rotterdam. Na
een psychologische thriller (Hamlet), het leven in een psychiatrische inrichting (Dolhuys kermis) en de macabere vaudeville van Dr. Miracle’s last illusion, allemaal geprezen voorstellingen, zoekt Opera2day opnieuw de zwarte kant.
Recensies
"Bestaat perfectie in het theater? Tot een paar dagen geleden zou
ik die vraag volmondig met 'nee' beantwoord hebben, maar nu ben ik daar
niet meer zo zeker van. En die twijfel werd niet opgeroepen door een
gezelschap met een miljoenensubsidie, maar door het Haagse Opera2Day,
een kabouter in operaland, maar wel een kabouter met ambities." - Opus Klassiek
“Het altijd avontuurlijke gezelschap OPERA2DAY” beziet “Philip Glass door een psycho-analytische bril.” - NRC
“Totaaltheater (...) Een enerverende avond vol
verrassingen. OPERA2DAY voegt met deze productie een nieuw succesnummer
toe aan een inmiddels imposante lijst” - Place de l’Opéra
“Wat je op het toneel ziet, kan – als je daar voor open staat –
heel goed leiden tot een confrontatie met jezelf en je eigen strijd om
gevoel en denken in evenwicht te brengen.” - Theaterkrant
“IJzersterke beelden, zo sterk dat je de geur van verrotting en
vergankelijkheid bijna kunt ruiken. Het spookt, leeft, verbijstert en
grijpt naar de keel.” - Opera Gazet
“Seductively morbid. The cast took over the stage to perform the opera/case study, and they were fantastic.” - OPERA TODAY (VS)
Als voedselwaakhond zijn wij natuurlijk tegen
de nutteloze verspilling van ons voedsel.
Helaas zorgt onder meer de
fastfood-industrie niet alleen voor ‘snel
voedsel’ maar ook voor 'snel
weggooien'. Bij Kentucky Fried Chicken
(KFC) wordt na 60-90 minuten bereide kip niet
meer verkocht, dan is die ‘te oud’. Volgens een
medewerker van een Nederlands KFC-restaurant
moet hij zes vuilniszakken kip per uur
weggooien. Elke dag een paar containers vol.
Al die kippen worden dus geslacht om
erna domweg in de vuilnisbak te
belanden…
foodwatch vindt dat dit echt niet langer kan.
Denk jij er ook zo over? Steun ons, zodat we als
onafhankelijke voedselwaakhond dergelijke
misstanden aan de kaak kunnen stellen en
aanpakken.
De meeste fastfoodketens zijn helemaal
niet bezig met het aanpakken van
voedselverspilling. Ze willen in de eerste
plaats zo veel mogelijk verkopen.
Hoe meer kip per uur, hoe beter. Al na 2,5
minuten moeten de Chicken Buckets, Hot Wings of
Crispy Strips van KFC op een dienblaadje worden
gepresenteerd voor de wachtende klant. Al die
gefrituurde kip moet onafgebroken klaarliggen
in ‘warmhoudkasten’, zodat medewerkers er enkel
naar hoeven te grijpen en het direct kunnen
verkopen. Die kasten moeten elk moment van de
dag helemaal gevuld zijn. Om die te vullen
moeten de medewerkers eerst alle ‘oude kip’
eruit kieperen – die dus maar anderhalf uur
lang bewaard mag worden.
In totaal zou KFC zo’n 2,5% van de
producten weggooien. Dat lijkt weinig, maar als
je weet dat KFC in Nederland alleen al 60
restaurants heeft, betekent dit op wereldschaal
ongelooflijk veel verspilde kilo’s
kip.
Geen preventie bij KFC
'KFC doet niets aan preventie van
voedselverspilling', leg ik uit
bij RTL Nieuws. In tegendeel, KFC
houdt vast aan haar beleid om kip al na een uur
weg te gooien, zoals ze zelf ook beamen:
'Bij KFC is het voor ons echt belangrijk
dat onze klanten genieten van ons voedsel op
zijn best. Dus als onze kip na 60-90 minuten
onverkocht is, trekken we het terug uit de
verkoop.'Is voedsel al na een
uurtje echt niet goed genoeg meer? KFC zorgt er via hun verspillingsbeleid
voor dat ook het leven van de kippen wordt
verspild. Hun lijden is dus voor
niets geweest. KFC lag eerder al onder vuur
vanwege het kippenleed: de kippen worden
vetgemest zonder daglicht, zitten op elkaar
gepropt en moeten in hun eigen uitwerpselen
staan - met pijnlijke voetzweren tot gevolg.
Een half jaar geleden beloofde het
fastfood-bedrijf om tegen 2026 te stoppen met
het kweken van 'plofkippen' en het dierenleed
te verzachten. Dit doen ze trouwens alleen in
Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië,
Ierland en Zweden. Hoe zit het met de
overige miljoenen kippen die wereldwijd onder
barre
omstandigheden wordenvetgemest, om erna in de vuilnisbak te
belanden? ________________________________________________________________________________
1.000.000 vrachtwagens vol voedsel
In Europa verspillen we 88 miljard kilo
voedsel per jaar. Hiermee kan je 1 miljoen
vrachtwagens vullen. Dit is een file
van vrachtwagens van Amsterdam tot aan
Barcelona. Per persoon verspillen we in
Nederland zo'n 173 kg voedsel per jaar. Dat
komt overeen met om de 4 dagen een heel brood
weggooien.
We verspillen niet
alleen het voedsel, maar ook de grondstoffen,
dieren, energie, tijd en geld die nodig zijn om
het te produceren.
Nederland wil tegen 2030 de voedselverspilling
halveren. Dan zal ook de fastfood-industrie mee
moeten werken, in plaats van na elk uur alle
producten naar de vuilnisbak verbannen.
foodwatch roept de industrie op om te stoppen
met deze verspilling!
#lovefoodhatewaste
Met vriendelijke groet,
Elif Stepman,
Campaigner
"KFC doet niets aan preventie
voedselverspilling"
Wordt dit bericht niet goed weergegeven?
Klik dan hier
Met de tentoonstelling ‘Meesterlijk!’ presenteert de
Kunsthal Rotterdam vanaf 7 december 2019 een groots overzicht van vier
eeuwen schilderijen en tekeningen van beroemde meesters als Rembrandt,
Rubens, Van Gogh, Delacroix, Pissarro, Saenredam, Goltzius en Basquiat.
Ook is werk te zien van minder bekende kunstenaars als Cornelis
Saftleven en Joseph Augustus Knip. ‘Meesterlijk!’ is de derde
tentoonstelling in de serie van drie die de Kunsthal in het kader van
‘Boijmans bij de Buren’ laat zien.
Ruim 130 werken uit de collectie Museum Boijmans Van
Beuningen belichten de bijzondere wisselwerking tussen schilder- en
tekenkunst en laten de liefde zien van de grote meesters voor tekenen.
De tekeningen lijken je dichterbij de kunstenaar te brengen en zijn vaak
veel vrijer en intiemer dan de schilderijen die we van deze meesters
kennen. ‘Meesterlijk!’ toont het grote meesterschap van kunstenaars die
in beide kunstvormen uitmuntten. Zo kan de bezoeker steeds het
geschilderde en getekende werk van een kunstenaar vergelijken. Soms gaat
het daarbij om een directe relatie tussen de tekeningen en
schilderijen, zoals bij het Portret van de familie Lütjens door Max
Beckmann, waarvan een reeks van getekende portretstudies wordt getoond.
Werken in de tentoonstelling
Onlosmakelijk verbonden
Schilderen
en tekenen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De traditionele
opleiding voor een schilder begon met pen, penseel, potlood, krijt en
papier. Tekenen was de eerste stap om de wereld om ons heen te leren
vastleggen. Pas wanneer studenten het tekenen meester waren kon worden
begonnen met olieverf, doek en paneel. Maar het was niet alleen het
ideale middel om vaardigheden te verkrijgen. Volleerde schilders
gebruikten tekeningen om de compositie van hun schilderijen uit te
testen en om studies te maken van landschap, mensen, dieren, planten en
andere zaken die ze later konden toepassen in hun geschilderde werken.
Van voorbereiding naar eigen kunstvorm
In
eerste instantie was de tekenkunst louter bedoeld als voorbereiding,
maar al gauw kwamen er kunstenaars die de tekenkunst zelfstandig gingen
gebruiken. Al tenminste vanaf de zeventiende eeuw waren er meesters die
zich er speciaal op gingen toeleggen. Dat kon zijn omdat het beter bij
hun talenten en interesses pasten, maar ook omdat er langzaam een eigen
markt voor kwam. In de daarop volgende eeuwen ontwikkelde de tekenkunst
zich tot een eigen kunstvorm, maar het bleef daarnaast altijd nauw
verbonden met de schilder- en beeldhouwkunst. Toen in de twintigste eeuw
de kunst zich niet alleen meer ging baseren op de reële wereld, bleef
de tekenkunst een vast bestanddeel van de beeldende kunst.
Wereldberoemde collectie tekeningen
De collectie tekeningen van Museum Boijmans Van Beuningen is een van
de belangrijkste ter wereld en wordt vanwege haar gevoeligheid voor
licht maar zelden getoond. In de tentoonstelling ‘ Meesterlijk’ in de
Kunsthal wordt een selectie van de mooiste werken op papier voor even
uit hun dozen gehaald om daarna weer voor jaren te worden opgeborgen.
De tentoonstelling wordt samengesteld door conservator Friso
Lammertse en maakt onderdeel uit van ‘Boijmans bij de Buren’, een
stadsbreed project om de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen
tijdens de renovatie zichtbaar te houden. ‘Boijmans bij de Buren’ wordt
mogelijk gemaakt door stichting droom en daad.
Een
toonbeeld van ingetogenheid is het niet, de Santa Maria della Vittoria
in Rome. Integendeel, de decoraties van het interieur van de barokkerk
aan de Via Venti Settembre lijken samengesteld door iemand met
compulsief dwangmatige neigingen. Gekleurd marmer, vergulde kapitelen,
blinkende lijsten en dartele engeltjes: hier bleef nog geen centimeter
onversierd. Nee, wie houdt van strak en eenvoudig, kan de Santa Maria
della Vittoria beter overslaan, ware het niet dat er links voorin, in
het transept, in de Cornarokapel, een sculptuur staat, zweeft eigenlijk,
behorend tot de knapste ooit door mensenhanden gemaakt; een beeld van
de hand van de vooraanstaandste maker van zijn tijd, Gian Lorenzo
Bernini. De extase van St.-Theresia van Ávila (1645-52) heet het. Die met die engel, ja. Die van het or… maar wacht, we lopen op de zaken vooruit.
Het
is een kapel die in iedere reisgids wordt vermeld onder het kopje ‘niet
te missen’, terecht. Het hart wordt dus gevormd door die marmeren non
in een marmeren gewaad geflankeerd door een marmeren engel met een
speer, van marmer. Ze rusten op een stenen wolk en worden beschenen door
neerdalende koperen zonnestralen en, op zonnige dagen, door echte
zonnestralen, afkomstig uit een aan het oog onttrokken venster – dat
laatste gebeurt trouwens pas sinds kort weer: jarenlang was het venster
bedekt met een dermate dikke laag duivenstront dat geen daglicht tot de
kapel doordrong, goddelijk of anderszins.
De
beelden staan in een poppenkast van gekleurd marmer: zwart, rood, groen
en worden geflankeerd door loge-achtige ruimten met gebeeldhouwde
reliëfs: dat zijn de kardinalen van de Cornaro-clan, de naamgevers van
de kapel. Daarboven, onder het plafond: een schildering van een hemel
met wolken en loungende engelen. Ze kijken toe hoe hun soortgenoot op
het punt staat Theresia’s hart te doorboren. Zo kan-ie wel weer, hoor
je ze roepen, kom nu maar weer terug. Schildering, reliëfs en sculpturen
smeedde Bernini samen tot een ingenieus totaalkunstwerk. De
Italiaanse kunstenaar dient nu samen met Caravaggio als publiekstrekker
van een tentoonstelling over de vroege barok in het Rijksmuseum in
Amsterdam.
Bewonderd en benijd
Toen Bernini aan De extase
begon was hij net de vijftig gepasseerd, een tengere man met een smal
gezicht en een blik die sinds zijn tienerjaren niet was veranderd; vurig
was die blik, koortsig. Hij had zijn sporen verdiend. Hij was de meest
bewonderde, en ook de meest benijde maker van zijn tijd, tussen die
zaken bestond een verband, dat spreekt. Bernini had vier pausen gediend,
en zou er nog vier dienen. Hij had prestigieuze publieke werken het
licht doen zien, en ook daarvan kwamen er meer, waaronder de fonteinen
op het Piazza Navona en het ovale plein met zuilenrijen voor de Sint
Pieter. Bernini was beeldhouwer, architect, acteur, toneelschrijver en
decor-ontwerper, maar vooral beeldhouwer. Hij had wezenlijke dingen aan
de traditie van het hakken in marmer toegevoegd. Als begin-twintiger
produceerde hij een reeks bustes en beelden die qua levensechtheid en
dynamiek alles deden verbleken wat zijn landgenoten hadden geproduceerd,
inclusief Michelangelo, met wie Bernini werd vergeleken, en die hij
adoreerde, en vaak overtrof.
Bernini’s
David-sculptuur (1623-24), bijvoorbeeld, was veel levendiger dan die
van zijn voorbeeld. Meer psychologisch doorvoeld ook. Ziet
Michelangelo’s David eruit als een kogelstoter, wachtend op het
fluitsignaal; die van Bernini is echt een jongen in het vuur van de
strijd. De gefronste wenkbrauwen, het verbeten mondje – alles aan hem
ademt inspanning en concentratie. Wie in de Villa Borghese voor deze
David staat, kijkt toch even over zijn schouder om zich ervan te
verzekeren dat Goliath er niet plotseling aankomt. Het David-beeld
belichaamt ook een van Bernini’s terugkerende obsessies: het publiek,
over wie hij totale controle wenste te hebben, maar niet had. Ze bekeken
zijn werk nooit vanaf het daarvoor bestemde standpunt, de lastpakken!
Zijn beelden zouden pas volledig tot hun recht komen, meende Bernini,
wanneer hij ook hun omgeving construeerde. Zo gebeurde in De extase van Theresia, een exemplarisch werk voor de (beeldhouw)kunst van de barok.
Zulke
kunst, waarvan Rome de kraamkamer was, stond deels in dienst van de
contrareformatie. Ze diende de band van de gelovigen met de kerk te
verstevigen en hun religieuze geestdrift aan te wakkeren. In de praktijk
betekende dat: veel schilderijen en beelden van heiligen en martelaren,
verbeeld op een manier die raakte. De strijd om het hart van de kijker,
gecombineerd met de strijd om opdrachten en prestige tussen kunstenaars
onderling, zorgde voor sculpturen die retorischer en hoogdravender
oogden dan die van weleer. In de De extase vond deze tendens een van zijn hoogtepunten.
Cornaro-kapel
De
opdracht kwam voor Bernini op een precair moment. Voor het eerst in
zijn leven was hij uit de gratie gevallen bij het pausdom. Zijn staat
van ongenade had weinig te maken met zijn persoon of werk, en alles met
de betrekkingen tussen de zittende paus, Innocentius X (bekend van het
beroemde Velazquez-portret), van het geslacht Pamphilj, en zijn
voorganger, de nepotistische Urbanus VIII, een Barberini. Innocentius
had het land aan de Barberini’s, en iedereen die goed was met Urbanus
cum suis diende het veld te ruimen, te beginnen met diens architect en
officieuze kamerheer, Bernini. Al snel vond men een stok om hem mee te
slaan. Zijn campanile van de Sint-Pieter (de linker) vertoonde scheuren,
een euvel dat Bernini’s vijanden hem in de schoenen wisten te schuiven
(een commissie stelde later vast dat de scheuren kwamen door een zwakke
fundering en Bernini geen blaam trof): zo werd Cavaliere Bernini
effectief kaltgestellt. Voordeel: hij had zijn handen vrij voor externe
klussen. Een ervan was de Cornaro-kapel
De
ruimte dankte haar naam aan de opdrachtgever: kardinaal Federigo
Cornaro, patriarch van Venetië (cornaro is Venetiaans dialect voor hoek;
denk aan: ‘corner’). In de linkerzijde van het transept van de Santa
Maria della Vittoria bezat hij een grafkapel die hij door Bernini liet
decoreren. Het mocht wat kosten, wat het ook deed: 12.089 scudi, om
precies te zijn, omgerekend bijna een half miljoen euro. Alles bij
elkaar spendeerde Bernini zeven jaar aan het project, dat werd gezien
als een triomf. Lang heeft de kardinaal er niet van kunnen genieten. Een
jaar nadat de kapel was opgeleverd overleed Federigo.
Het
middelpunt van de kapel was de lievelingsheilige van de kardinaal:
Theresia van Ávila (1515/82), de Spaanse hervormer van de
karmelieter-orde en mystica, die kort ervoor was gecanoniseerd. Haar
leven kende een nogal zonderling verloop. Als twintiger was Theresia
geveld door een onverklaarbare ziekte, een sterk progressief malheur,
dat haar zelfs jaren in een staat van ‘schijndood’ zou hebben gebracht,
een coma, tot ze van de ene op de andere dag genas. Op haar ziekbed
ontving Theresia haar eerste goddelijke genaden, en ook na haar herstel
had ze mystieke ervaringen, waaronder levitaties (contemporaine medici
concludeerden uit Theresia’s zeer gedetailleerde geschriften dat ze leed
aan epilepsie). Tijdens een van deze genaden, zo noteerde Theresia,
verscheen aan haar een engel (‘niet lang maar kort en heel knap’) met
een gouden speer met een punt van vuur: ‘Deze [de speer dus] duwde hij
verscheidene malen in mijn hart, zodat hij mijn ingewanden penetreerde.
Toen hij hem eruit trok nam hij ze mee, en liet me vervuld van een grote
liefde voor God. […] De pijn was zo hevig dat ze me deed kreunen. De
zoetheid van de intense pijn was dusdanig dat je niet wenste dat hij
stopte. Dit was geen fysieke pijn, maar spirituele pijn, hoewel het
lichaam er ook een deel in had.’
In
zijn sculptuur combineerde Bernini het verhaal van de transverberatie
(de doorboring) met een van Theresia’s befaamde levitaties. De non komt
los van de grond als Linda Blair in The Exorcist. De
jongensachtige engel tilt haar gewaad op waar hij de speer (eerder een
pijl) in haar hart zal steken. Welbeschouwd is het weinig Theresia, en
veel gewaad van Theresia hier. Het lichaam gaat schuil onder een cascade
van stof. De golvende plooival, begrijpen we, symboliseert Theresia’s
kolkende emoties. Drie lichaamsdelen zijn onbedekt: een voet, een hand
en Theresia’s gezicht met de wijkende lippen en weggedraaide ogen. Ze
ziet eruit alsof ze een aanval heeft. Maar eerlijk, die details zie je
enkel op een reproductie. In de Cornaro-kapel zelf zijn ze nagenoeg
onzichtbaar.
Daar verschijnt De extase
als een bleke maan. Wat vooral treft is de schijnbare gewichtsloosheid
van Bernini’s beeld. Hoe is het mogelijk dat zoiets zwaars zo licht kan
ogen? Het is een beeld met een efemere, spookachtige kwaliteit, en wie
het ziet, verbaast het niks dat Shakespeare bij Bernini te rade ging
toen hij een geest op het toneel wilde laten verschijnen. Het is de
verbeelding van een visioen dat zelf ook oogt als een visioen, maar een
visioen van wie? Van ons, uiteraard. Maar ook van de gebeeldhouwde
Cornaro-voorvaderen in de theaterloges links en rechts. Ze zijn
zichtbaar getroffen door wat zich voor hun neus afspeelt. Ze
gesticuleren er druk over, als de oude mannen in de synagoge op een
Rembrandt-ets. Speelt De extasevan St.-Theresia van Ávila zich enkel af in hun hoofden? Dergelijke dubbelzinnigheden maken de beeldengroep uitermate fascinerend.
Orgasme
Er
is nog een reden waarom Bernini’s beeld zo fascinerend wordt gevonden,
een reden die weinig te maken heeft met artistieke criteria, en alles
met seks: de Cornaro-kapel is, zoals Franco Mormando schrijft in zijn
levendige studie Bernini: his life and his Rome, ‘de meest
verbluffende peepshow in de kunstgeschiedenis’. En Theresia’s extase,
menen velen, is een even rake als discrete weergave van een vrouw
tijdens een orgasme. Niet iedereen trouwens. Specialisten in Italiaanse
barokkunst zijn sceptisch wat de kwestie ‘o’ betreft. Ze zuchten
vermoeid wanneer je erover begint. Niet wéér dat orgasme.
Maar
is de klaarkomende Theresia werkelijk slechts een product van de
verbeelding van geperverteerde, goddeloze 21ste-eeuwers? Misschien niet.
Bernini heeft er in ieder geval alles aan gedaan om zijn Theresia zo
sensueel mogelijk te maken. Zijn Spaanse mystica is niet de plompe en
aardse vrouw van middelbare leeftijd zoals we die treffen op
beeltenissen gemaakt tijdens Theresia’s leven, maar een schoonheid die
de 20 amper lijkt te zijn gepasseerd; haar gezicht toont niet het minste
spoor van de ziekte en zelfkastijding die de échte Theresia zeker
zullen hebben getekend; haar gewaad is niet de stugge habijt van een
ontberingen zoekende karmeliet, maar iets zachts en zijde-achtigs, als
in een reclame voor bodylotion. Bernini geeft ons een bevallige
Theresia, zoals hij ons ook bevallige andere heiligen gaf. En wie weet
zelfs een erotische Theresia.
Het
zinnelijke en het godsvruchtige sloten elkaar niet per definitie uit
namelijk, nu niet, en toen ook al niet. Het oudtestamentische Hooglied staat
bol van de erotisch getinte beeldspraak. Frasen als ‘laat Hem me zoenen
met de zoenen van zijn mond’ en ‘je borsten zijn twee kalveren van een
gazelle’ (vreemde borsten zijn dat trouwens), werden door toegewijde
monniken gezien als allegorieën voor de vereniging tussen God en ziel,
de maagd Maria en God en, belangrijk in deze context, God en gelovige,
de unio mystica. In het Theresiabeeld zou je een voortzetting hiervan kunnen zien. Het woord werd steen.
Maar er bestaat een logischer argument waarom seksuele climax Bernini wel degelijk door de kop stak toen hij zijn Extase ontwierp;
een argument dat alles te maken heeft met retoriek en
inlevingsvermogen. Ga maar na: Theresia had een transverberatie
meegemaakt, al gaf ze direct toe dat woorden tekortschoten om die
ervaring te delen. Bernini had zoiets niet meegemaakt, en, net zo
belangrijk, zijn stadgenoten evenmin. Hun harten waren niet doorboord
door een engel met een gouden speer; zij wisten niets van het zoete
gevoel. Wat ze wél kenden was dat andere zoete gevoel. Door dát te
verbeelden, moet Bernini zich gerealiseerd hebben, benaderde hij
Theresia’s extase zo dicht als voor een kunstenaar mogelijk was. Oh,
God.
Caravaggio-Bernini. Barok in Rome. Rijksmuseum, Amsterdam, t/m 7 juni
Julian
Assange, de oprichter van klokkenluiderswebsite Wikileaks, wordt in de
VS aangeklaagd voor onder meer spionage. Hij openbaarde in 2010 geheime
documenten en onthulde mogelijke oorlogsmisdrijven door het Amerikaanse
leger in Irak en Afghanistan. Het publiceren van staatsgeheime stukken
zou niet strafbaar moeten zijn. Maar de Amerikaanse overheid wil Assange
koste wat kost straffen.
Roep de autoriteiten in de VS op
om alle aanklachten tegen Julian Assange te laten vallen omdat hij
alleen maar gebruikmaakte van zijn recht op vrije meningsuiting.
Assange
zit momenteel in een zwaarbeveiligde gevangenis in het Verenigd
Koninkrijk omdat de VS om zijn uitlevering heeft gevraagd. Amnesty vindt
dat hij niet moet worden uitgeleverd. Assange kan in de VS slachtoffer
worden van ernstige schendingen van zijn mensenrechten, zoals langdurige
eenzame opsluiting en een oneerlijk proces.
United States Attorney General William P. Barr p/a Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika, Z.E. de heer Peter Hoekstra
Dear Mr. Attorney General,
I
wish to express my concern about the charges against Julian Assange
that stem directly from his publication of disclosed documents, that
included possible war crimes committed by the US military, as part of
his work with Wikileaks. This activity should not be punishable as it
mirrors conduct that investigative journalists undertake regularly in
their professional capacity. Prosecuting Assange on these charges is an
assault on the right to freedom of expression and could lead journalists
to self-censor from fear of prosecution.
I
therefore urge the US authorities to drop the espionage and all other
charges against Assange that relate solely to his publishing activities
with Wikileaks.
I
am further concerned about the possibility of Assange being extradited
or sent in any other manner to the USA where he faces a real risk of
serious human rights violations. These include possible detention
conditions that would amount to torture and other ill-treatment (such as
prolonged solitary confinement). The fact that he was the target of a
negative public campaign by US officials at the highest levels
undermines his right to be presumed innocent and puts him at risk of an
unfair trial.
Salwa a trois ans et, en Syrie, elle ne connaît que la guerre. La
région d'Idlib où elle est née vit une période de terreur intense. Parce
qu'il ne supporte pas que la fillette ait peur, son père a inventé jeu
au milieu de ce pays en plein chaos : chaque fois qu'une bombe explose,
il faut éclater de rire.
Bombardement van Dresden
Het waarom van dit drama, dat aan 25.000 mensen het leven kostte, is
nog altijd omstreden. Daarom vertelt de Britse historicus Sinclair McKay
de geschiedenis aan de hand van ooggetuigen, wat een aangrijpend boek
oplevert.
Aan gruwelijke details geen gebrek. In de nacht van 13 op 14
februari 1945, als de bommen boven Dresden even niet vallen, besluit
Eva Klemperer haar schuilkelder te verlaten. Ze is een verstokte roker
en hunkert naar een sigaret. ‘Ze had een pakje sigaretten bij zich, maar
geen lucifers’, schrijft Sinclair McKay in Vuur en duisternis. ‘Ze zag op de zwarte grond iets gloeien en wilde haar sigaret eraan aansteken. Het was een brandend lijk.’
Ruim honderd pagina’s eerder heeft de Britse historicus en
literatuurcriticus Sinclair McKay al verteld over een bemanningslid van
een Britse bommenwerper dat een ander toestel in stukken had zien
vallen. ‘Het windscherm van zijn eigen kist werd geraakt door delen van
het toestel – maar onmiddellijk realiseerde hij zich dat het geen metaal
was wat hij zag, maar vlees: stukken van dode bemanningsleden, bloed en
spierweefsel, die in de ijskoude buitenlucht aan het glas bleven
kleven, zodat de mannen in de cockpit de hele reis van honderden
kilometers naar de basis naar de stoffelijke resten moesten kijken.’
En toch: wie zich vandaag een voorstelling probeert te maken van het
geallieerde bombardement op Dresden, een stad die vaak in één adem wordt
genoemd met Coventry en Rotterdam, moet het in belangrijke mate hebben
van zijn eigen verbeeldingskracht. De geschiedenis lijkt ter plekke
zorgvuldig te zijn weggepoetst. Monumentale gebouwen als het
Zwingerpaleis (nu een museum), de Semperoper en de Frauenkirche zijn
herbouwd en verschaffen de stad een adembenemend aanzicht vanaf de Elbe.
Maar anders dan in het geval van Coventry en Rotterdam is er die morele vraag, want dit is een Duitse
stad. Sinclair McKay stelt hem zelf maar meteen in zijn voorwoord: ‘Als
we oog hebben voor het lijden van al die duizenden mensen – vrouwen,
kinderen, ontheemden, ouden van dagen –, gedurende die nacht en de dagen
daarna, doen we dan iets af aan de afschuwelijke misdaden die sinds de
opkomst van het nationaal-socialisme werden gepleegd?’ Bij het
Brits-Amerikaanse bombardement kwamen naar schatting zo’n 25.000 mensen
om het leven.
McKay onthoudt zich van expliciete oordelen, anders dan de Duitse historicus Jörg Friedrich, die in 2002 de aandacht trok met Der Brand.
Zijn boek was aanleiding voor heftige discussies. Friedrich gebruikte
woorden die deden denken aan de nazi-misdaden tegen de Joden. Zo
omschreef hij de schuilkelders van de Duitse burgers als ‘crematoria’.
Verwacht van Sinclair McKay geen verhandeling over de legitimiteit of
de effectiviteit van Dresden als doelwit. Hij beperkt zich tot de
mededeling dat er in de stad een fabriek (Zeiss Ikon) was die
instrumenten maakte voor het Duitse leger en dat precisiebombardementen
technisch niet mogelijk waren. McKay weet: ‘herdenken is een mijnenveld’
en extreem-rechts gebruikt ‘Dresden’ heden ten dage voor eigen gewin.
Om te voorkomen dat het verleden wordt ‘gekaapt’ wil hij ‘luisteren
naar de mensen die erbij waren’.
Een van hen is Victor Klemperer, die met zijn vrouw Eva, tot de
laatste Joden in de stad behoorde. Victor heeft al een zware dag achter
de rug als de bommenwerpers opstijgen: hij heeft zo’n zeventig Joden die
nog resteren in Dresden het bericht moeten brengen dat ze de volgende
dag op transport gaan.
Miles Tripp, een Britse bommenrichter, heeft ’s middags op zijn
motor een tripje gemaakt vanaf de RAF-basis waar hij is gelegerd. In een
bibliotheek pakt hij wat dichtbundels. Tripp herinnert zich later dat
de gedichten ‘een onbewuste poging waren om aan een eerder veiliger
bestaan te raken. Want ik las gedichten die ik op school mooi had
gevonden.’ Ongeveer vier op de tien geallieerde bemanningsleden van de
bommenwerpers werden gedood, raakten zwaargewond of werden gevangen
genomen.
Door de rijkdom aan details en de aansprekende getuigenissen voor,
tijdens en na het bombardement, van steeds dezelfde ‘hoofdpersonen’, heb
je als lezer het gevoel dat je de betrokkenen dicht op de huid zit. Het
zijn gewone mensen, zoals Marielein Erler die samen met haar man maar
liefst zes koffers met kleren heeft gepakt en een kist met porselein
naar de kelder heeft gebracht. En zoals Mischka Danos, een jonge Let,
die als natuurkundige tijdens de tweede aanvalsgolf iets doet wat een
ander niet zou bedenken: hij schuilt ín een bomkrater.
Maar McKay zoomt ook in op hoofdrolspelers onder wie de Britse
commandant Arthur Harris, die gelooft dat massale bombardementen het
moreel van de Duitsers zullen breken, en Gauleiter Martin Mutschmann, die het niet nodig vindt de bevolking te voorzien van goede schuilkelders.
Het bijzondere aan dit boek is dat er veel meer verhalen in
worden verteld dan alleen die over het bombardement. Het laat óók zien
hoe de Joden stap voor stap worden buitengesloten. Filoloog Victor
Klemperer raakt eerst zijn baan als hoogleraar aan de universiteit
kwijt, dan mag hij de bibliotheek niet meer in, geen (Arische) werkster
meer inhuren en uiteindelijk wordt zelfs zijn typemachine afgepakt.
Later zou hij zijn oorlogsdagboeken publiceren.
Door in te zoomen op enkele beeldende kunstenaars, onder wie Otto
Dix, vertelt McKay over de houding van de nazi’s ten aanzien van
cultuur. Dix vocht als vrijwilliger in de Eerste Wereldoorlog en
schilderde zijn afschuw over wat hij had gezien: soldaten als
skeletten. Zijn werk werd geselecteerd voor de eerste tentoonstelling
van entartete Kunst in het Raadhuis van Dresden in 1933 – al heette het toen niet zo.
Vervolgens lees je ook hoe het veel van al die mensen verging na
het bombardement. En hoe de stad weer werd opgebouwd. Daarbij is een
rolletje weggelegd voor een jonge KGB-agent, die vloeiend Duits spreekt.
Hij spaart voor een auto. En hij drinkt graag het lokale Radeberger
bier. Zijn naam: Vladimir Poetin.