woensdag 2 augustus 2017

VOC-kooplieden ruilden deze week 350 jaar geleden het latere New York tegen een van de Banda-eilanden. Het was de meest felbegeerde plek op aarde: alleen daar groeide nootmuskaat.


Volkskrant

De geschiedenis van nootmuskaat
Toen Jan Pieterszoon Coen op 13 januari 1621 vanuit Jakarta naar de Banda eilanden voer, woonden er ruim 15.000 mensen op de verschillende eilanden. Toen Coen een jaar later vertrok – de nootmuskaat en foelie voor Hollandse handen veilig gesteld – waren dat er nog geen duizend. De geschiedenis van een bruin rond nootje is een tragische.
Het tragische van het nootje zit ’m niet zozeer in de voor 21-eeuwers onbegrijpelijke ruil van Nieuw Amsterdam voor het eiland Run (deze week 350 jaar geleden), maar in de genocide van een bevolking. Die begon in 1599 toen de inwoners van Banda de oranje-blanje-bleu vlaggen op zich af zagen komen, maar ook in de eerste executies waarbij niet alleen het hoofd van opstandige bewoners werd afgehakt, maar voor de zekerheid de lichamen werden gevierendeeld. Zelf na de huishouding van Coen vielen er nog slachtoffers. Aan genade deden de Hollanders niet in die tijd.
Wel deden ze aan het invoeren van slaven vanaf 1628. ‘De VOC was niet kieskeurig geweest in de keuze van de nieuwe bewoners. Bannelingen, veroordeelden en vrouwen van niet onomstreden reputatie vestigden zich op Banda, aangevuld met Chinezen, Japanners, en later, Arabieren.’ Slaven moesten het werk opknappen ‘en voor zichzelf bouwden ze riante paleisjes in Neira-stad’, schrijft Willem Oosterbeek in Nootmuskaat.
De definitieve afschaffing van het Hollandse monopolie kwam er in 1873. Dat was niet uit nobele overwegingen, maar omdat aardbevingen en andere natuurrampen de eilanden hadden geteisterd. De Nederlanders, maar ook de Britten, hadden voor de zekerheid alvast elders nootmuskaatplantages neergezet. De noot werd minder waard en inmiddels biedt een rondgang langs de plantages een ‘treurige aanblik’. Oosterbeek: ‘Alleen de mythe blijft nog bestaan. Het Banda waar het goud aan de bomen groeide’. Er is een nieuwe mythe voor teruggekomen: in cola zou zowel nootmuskaat als foelie zitten, ‘een mythe die de Bandanezen zelf niks oplevert’.

Willem Oosterbeek: Nootmuskaat. De geschiedenis van een wonderbaarlijk nootje. Athneaeum – Polak & van Gennep. 168 blz. € 15,–

Geen opmerkingen:

Een reactie posten