Moment
Ssst…….stil !
Wacht !
Verroer je niet,
raak niet aan en
vertel niet verder
alleen aan jou
dit ontzag
en ongeloof
bij het heel even
op dit moment
van verrukking
samentrekken
van mijn hart.
Willem Berkers
even (3 weken) in Nieuw Zeeland / 3 weeks (only!) in New Zealand / 3 semaines seulement (hélàs!) en Nouvelle Zélande!.... en dan / nu alles en nog wat / des choses et d'autres ensuite / allerlei dann bzw. jetzt / other things which now matter (to me!)
zaterdag 4 juni 2022
Moment Ssst…….stil ! Wacht ! Verroer je niet, raak niet aan en vertel niet verder alleen aan jou dit ontzag en ongeloof bij het heel even op dit moment van verrukking samentrekken van mijn hart. Willem Berkers
Interview Paul van Tongeren
Mens en dier zijn níet gelijk, vindt Denker des Vaderlands Paul van Tongeren
Het moderne denken over dieren die rechten verdienen en de mens die geen vrije wil heeft, verontrust Denker des Vaderlands Paul van Tongeren.
Het zit hem hoog. Laatst nog, toen een aantal geleerden, onder wie filosoof Eva Meijer en primatoloog Frans de Waal, in Trouw schreef dat de belangen van dieren thuishoren in het regeerakkoord. “Daar wil ik wel wat over zeggen”, meldt Paul van Tongeren zich. De Denker des Vaderlands vindt het moderne denken over dieren en hun rechten riskant.
“Toen ik vijftig jaar geleden begon met lesgeven”, zegt de emeritus hoogleraar ethiek, die nu 70 is, “legde ik mijn studenten graag uit dat in elke definitie van de ‘mens’ ook sprake is van een ‘dier’. Wij zijn óók dieren. Toen, in de jaren zeventig, protesteerden studenten: ja, maar we zijn toch vooral anders dan dieren? Dat is nu in het tegendeel veranderd. Als ik tegenwoordig iets als het eigene van de mens naar voren breng, is steeds de reflex: dieren hebben dat toch ook? En dan verwijzen studenten meestal naar het werk van Frans de Waal.”
“Die neiging om onszelf te reduceren tot een natuurlijk organisme lijkt me kwalijk. Onze humaniteit zit in het vermogen om betekenis waar te nemen en die te delen. Een koe die honger heeft, gaat grazen, een mens die honger voelt kijkt op z’n horloge. Is het niet te vroeg? Zouden ze zo thuiskomen? We zien, ruiken, voelen hetzelfde als andere organismen, maar voor ons zit daar onlosmakelijk betekenis aan.”
Dat de mens een waarnemer, zoeker en deler van betekenissen is, is zijn ‘hoofdthema’ als Denker des Vaderlands, zegt Van Tongeren. Vorig jaar, bij zijn aantreden, bracht hij daar Het wonder van betekenis over uit. Juist dat typisch menselijke staat op de tocht, vreest hij. Dat wreekt zich ook in een ethiek die aan dieren rechten toekent. “Dat is typerend voor het huidige denken”, zegt Van Tongeren. Hij acht het een bedenkelijke ontwikkeling.
Waarom?
“Ten eerste is het niet nodig. Als je door het bos loopt en je zoontje maait met een stok planten om, dan zeg je: ‘Waarom doe je dat? Je maakt alles kapot. Het was toch mooi?’ Als ouder doe ik geen beroep op de rechten van planten of dieren, maar op de waarde van zorgvuldigheid die je voelbaar maakt. Ik vind het ten tweede riskant om rechten erbij te halen. Je suggereert dan dat je alleen iets doet omdat het móet. Je kunt beter een beroep doen op het mooier maken van het leven dan het doden van plant of dier voor te stellen als een inbreuk op rechten. Voor morele vorming is dat laatste kwalijk.
“Ten slotte, verboden doen wat apostel Paulus over de zonde leerde: ze lokken de overtreding uit. Dat is contraproductief. Het is veel effectiever om positief uit te nodigen tot zorgvuldig en respectvol omgaan met dieren en planten. Veel beter ook dan, zoals sommigen doen, met wetenschappelijk onderzoek te argumenteren dat die rechten hebben. Dat hebben we niet nodig. Je hoeft alleen maar naar een dier te kijken om te zien dat je er respectvol mee moet omgaan en het niet moet instrumentaliseren. Misschien is dat beroep op rechten de keerzijde van het feit dat we tegenwoordig nog maar weinig dieren zien: koeien, varkens, kippen – ze zitten allemaal binnen.”
Van Tongeren haalt een opiniestuk van dierenrechtenactivist Marjolein de Rooij aan, die de oprichting van een dierenvakbond bepleitte − hun lot in de bio-industrie deed haar denken aan uitgebuite arbeiders in de negentiende eeuw. Van Tongeren vindt dat een verkeerde redenering: arbeiders kregen erkenning op grond van hun mensenrechten. Dat is iets anders dan dieren rechten geven omdat ze pijn en genot kunnen ervaren. “Het uitgangspunt verschilt. Mensenrechten zijn niet gefundeerd op het feit dat je pijn en genot kunt voelen.”
Dat de mens bijzonder is en uitsluitend aan zichzelf rechten en plichten toekent, is volgens critici oneerlijk. De mens trekt zichzelf voor, is hun kritiek, en bezondigt zich daarmee aan ‘speciësisme’, discriminatie op basis van soorten. Die term is van ethicus Peter Singer, de filosofische held van het veganisme.
Van Tongeren: “Dat is een prikkelend idee. Maar er is een verschil. Veel dieren hebben zeker een bewustzijn. Maar geen zelfbewustzijn. Ergens in de evolutie is in het bewustzijn het licht aangegaan, dat maakt de mens uitzonderlijk. Die verhoudt zich tot zichzelf, kan iets pijnlijks zien aankomen, maar zich er niet door laten leiden, omdat hij of zij andere doelen heeft. Zoals het verdedigen van de Oekraïense natie.”
Mensen als Singer, De Waal, Meijer en De Rooij geven dieren een stem, kun je zeggen. Ook de Franse filosoof Bruno Latour doet dat, door een stem toe te kennen aan mensen, dieren en dingen. Wat is daartegen?
“Je kunt zeggen dat een dier je aanspreekt, zoals een gebeurtenis je aanspreekt. Daar is niets tegen. Maar wat mij aanspreekt, heeft daarmee nog geen rechten. Het is vreemd om je als mens eerst in het dier te verplaatsen en te formuleren dat het rechten heeft, om er dan uit te stappen en te zeggen dat je als mens verplichtingen hebt tegenover het dier, plichten die het dier niet heeft tegenover de mens.”
Hoe 21ste-eeuws de pleidooien voor zulke rechten ook mogen lijken, ze hebben een langere geschiedenis, meent Van Tongeren. “Moraal bestaat uit veel meer dan rechten en plichten. Door de reformatie en de moderniteit is een moraal gevormd die uitgaat van de slechtheid van de mens die in toom moet worden gehouden door rechten en plichten. Ik voel me meer thuis in de katholieke traditie, die uitgaat van een bewonderende houding. Lees Franciscus’ Zonnelied er maar op na: zorg voor de prachtige natuur! Seculiere ethici van nu kiezen met hun rechten en plichten jegens dieren voor de calvinistische route. Ik zie daarin een ondermijning van het morele besef.”
Zoals in die dierenvakbond.
“Ja, je hebt ook mensen die opkomen voor rechten van rivieren of bomen.”
Die ethici voegen afdwingbare verplichtingen toe. Maar dat beschadigt de moraal toch niet?
“Je verhoudt je tot je huisdier toch niet in termen van rechten en plichten? Je houdt van je hond, je geniet van je kat en verzorgt ze daarom zo goed mogelijk. Dat is een positieve morele impuls. Dat lijkt me belangrijker dan te proberen rechten in niet-menselijke wezens te stoppen.”
Op dit moment woedt in het hart van kippenland de vogelgriep. We zien megastallen, miljoenen dieren zijn al ‘geruimd’. Maakt het iets uit of je dat vanuit dierenrechtenperspectief beziet, of met uw blik?
“Het effect kan hetzelfde zijn. Als je goed kijkt naar zo’n stal vol kippen, of een vrachtwagen afgeladen met varkens, dan zie je dat dat geen goede manier is om die mooie dieren te behandelen. Dat ik dat vind, komt voort uit mijn morele motivatie. Die heeft geen dierenrechten nodig.”
Van Tongeren ziet nog een bezwaar. “Dieren rechten toekennen lijkt een verheffing van dieren, maar leidt gemakkelijk tot wat Nietzsche verdierlijking van de mens noemt. Als je menselijk handelen opvat als dierlijk gedrag, reduceer je de gemeenschap gemakkelijk tot kudde: de manipuleerbare massa van mensen die zichzelf zien als het effect van pijn- en plezierprikkels en daarmee vrijheid en verantwoordelijkheid wegreduceren.”
De winnaar van de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofische boek van dit jaar, Jurriën Hamer, betoogt in Waarom helden geluk hebben en schurken pech dat de vrije wil fictie is. Van Tongeren, zelf in 2013 winnaar van die prijs, betwist dat. “Het wetenschappelijk perspectief is niet het enig geldige. Ook als neurowetenschappelijk onderzoek zou aantonen dat de vrije wil niet bestaat, dan nog kunnen we onszelf als mens niet anders zien dan een wezen met een vrije wil. Ook wie een boek schrijft om het tegendeel te bewijzen, heeft toch de illusie gehad dat hij ervoor gekozen heeft dat te doen. Die illusie blijft overeind. Zo ervaren we onszelf.”
Maar wat als de feiten die ervaring tegenspreken?
“Wat ons te doen staat, is onderscheid maken tussen dat feitelijke aspect en de betekenis, tussen de wetenschap die buiten me staat en mijn eigen ervaring van het zelfbewustzijn. Ik twijfel niet aan Frans de Waals wetenschappelijke kwaliteiten, maar ik bestrijd de these dat de feiten die hij over dieren ontdekt het fundament onder dierenrechten zouden zijn. En als de wetenschap bewijst dat er geen vrije wil is, dan valt dat nog niet samen met wat we ervaren. Als we kiezen voor alleen dat wetenschappelijk perspectief, handelen we in strijd met onze ervaring.”
Lees ook:
Zo egoïstisch zijn we niet
“Zonder God zouden we als beesten leven.” Bioloog Frans de Waal vindt dat onzin, al was het maar omdat dieren onbaatzuchtig kunnen zijn. De mens is niet uniek, maar wel net zo sociaal als de chimpansee. En religie kan hem helpen.
Jeanne Bieruma Oosting
Het komt bijna nooit voor: zes exposities tegelijk van één en dezelfde kunstenaar. Onder de naam 'De zomer van Jeanne' is werk van Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994) te zien in Zutphen, Maassluis, Almen, Heerenveen, Fochteloo en Beetsterzwaag.
Oosting was dan ook zeer productief en veelzijdig. "Het is geen bezigheid, maar een gedrevenheid", is een uitspraak van haar. Schilderen was voor haar geen hobby, maar een vak. Als ongetrouwde vrouw met een eigen beroep was ze haar tijd ver vooruit.
Altijd haast
Oosting was een grote naam. Musea wilden haar werk graag hebben. Ze verkocht veel, vaak schilderijen met interieurs, bloemen en landschappen, maar ook veel gedurfdere onderwerpen.
Dat er nu een een schat aan onbekend en modern werk is te zien, is mede dankzij biograaf Jolande Withuis. Met haar boek Geen tijd verliezen zette ze de naam Jeanne Bieruma Oosting opnieuw op de kaart. De titel verwijst naar Oostings ongelofelijke ambitie die in haar kindertijd werd gedwarsboomd. "Ze had daarom heel wat tijd in te halen", vertelt Withuis.
Die race tegen de klok speelde tot op hoge leeftijd, herinnert Dineke Kruissink zich, die tot op late leeftijd tegenover Oosting woonde in Almen. "Ze liep niet, ze marcheerde! Ze had altijd haast, rookte als een ketter. Als ze kwam koffiedrinken, vertrok ze zodra de koffie in het filter zat. Alles duurde haar te lang, ze wilde weer aan het werk."
Adellijke titel
Als kind in een rijk en aristocratisch gezin in Friesland was Oosting voorbestemd om kinderen te krijgen en zo de adellijke titel veilig te stellen. Dat zij op haar zestiende besloot om kunstenaar te worden leidde tot grote conflicten, vooral met haar vader. Waar haar broer en zus financieel niets tekort kwamen, steunden Jeannes ouders haar keuze voor een kunstopleiding niet. In een interview in 1994 met omroep RVU zei ze: "Mijn vader heeft altijd het gevoel gehad: die dochter is mislukt, dat wordt niks."
Oosting liet zich niet ontmoedigen en ontdekte steeds weer dingen die ze graag wilde schilderen. "Ze kon enorm getroffen zijn door de lichtval, de natuur, een interieur", vertelt Withuis in Museum Henriette Polak in Zutphen. "Schilderen was echt haar leven. Dat was ook de reden dat ze niet wilde trouwen: je tijd besteden aan het huishouden, daar begon zij niet aan."
Bordelen
Oosting was niet alleen "die vrouw van die mooie olieverfschilderijen", vertelt Withuis. "Zij maakte houtsneden, litho's, etsen en aquarellen. Ze vond het ook heerlijk om steeds iets nieuws te leren."
In 1929 vertrok Oosting naar Parijs, indertijd hét kunstenaarsmekka van de wereld, een ongekende stap voor een vrouw alleen. Ondanks de armoede waarin ze leefde, genoot ze met grote teugen van de exposities en de kunst. Ze leerde er onder meer de kunsttechniek lithografie.
In het Franse kunstenaarscircuit ging ze haar eigen gang. Gedurfd waren de schetsen van vrouwelijke naakten die ze maakte in bordelen en die ze thuis uitwerkte. "Nu ik toch in Parijs was, wilde ik ook alles weten", vertelde ze later. "De vrouwen zagen eruit als Eva (van Adam, red)."
Deze serie naakten is nu in Museum Belvédère te zien. "Ze zijn zelden geëxposeerd", vertelt conservator Susan van den Berg. "Het mooie is dat de vrouwen niet poseren maar bezig zijn met hun dagelijkse routine."De vrouwen op de litho's wassen zich of verschuiven een jarretel. Ze glimlachen niet en houden zich niet bezig met de kunstenaar tegenover zich. Het werk doet nog altijd modern aan. Alhoewel Oosting zelf geen moeite had om het gewaagde werk te tonen, raadde haar omgeving het af en verdween de serie voorgoed naar de achtergrond.
'Ik ben schilderes'
Ander minder bekend werk in Museum Belvédère is dat over onderwerpen zoals dood, ziekte en verval. "Het waren geen vrolijke thema's die ze in de jaren dertig hanteerde", zegt Van den Berg. "Er kwamen in Parijs veel invloeden op haar af waardoor haar ontwikkeling als mens en als kunstenaar in een stroomversnelling raakte."
Het is die schurende kant van Oostings werk die Withuis heeft willen laten zien. "Haar goed verkopende werk dat museumdirecteuren kenden was vaak toegankelijk, mooi van kleur en technisch knap, maar ook snel vergeten en uit de mode geraakt. Juist die grafiek en naakten waren zo ongelofelijk vernieuwend, met een worstelende kant."
Withuis koos voor de cover van haar boek onderstaand zelfportret van Oosting. "Het is een triomfantelijk schilderij dat uitstraalt 'Ik heb gewonnen, ik ben schilderes!'. Dat is ook precies wat er op haar grafsteen staat."
Het werk van Jeanne Bieruma Oosting is op zes locaties in Nederland te zien.
Schrijversinterview Anjet Daanje
Anjet Daanje: ‘Ik schrijf niet graag over mensen die echt bestaan, daar krijg je maar problemen mee’
Haar nieuwe roman inspireerde Anjet Daanje op de mythe rond Emily Brontë, schrijfster van Wuthering Heights. Een biografische roman moest het niet worden. ‘Ik schrijf niet graag over mensen die echt bestaan, daar krijg je maar problemen mee.’
“Eigenlijk heb ik liever een recensie”, zegt Anjet Daanje glimlachend, “maar Anton (Anton Scheepstra, Daanjes uitgever, red.) heeft liever een interview. Die 19de-eeuwse schrijvers hadden het beter, die deden niet aan interviews. Die zagen hun uitgever zelfs nooit. Ze stuurden hun manuscripten op en dan werd het wel of niet uitgegeven. Dat was makkelijk.”
Lang kon Daanje in die door haar begeerde luwte haar boeken schrijven, tot haar vorige roman, haar negende, onverwacht een bestseller werd. Er waren nog maar honderd exemplaren verkocht toen De herinnerde soldaat op de longlist van de Libris Literatuurprijs belandde, enthousiast werd besproken in NRC, waarna mondreclame de rest deed.
20.000 exemplaren gingen er over de toonbank van dit dikke, vreemde, spannende boek over een soldaat met amnesie die uit de Eerste Wereldoorlog terugkeert bij een vrouw die hij niet herkent en die hem voedt met haar herinneringen. Ook deze krant prees het boek als ‘een meesterlijke roman over wat een mens maakt’.
Daanje relativeert het succes liever: “De mensen vonden het leuk dat ik bij zo’n kleine uitgeverij zat, ze sloofden zich echt uit voor me. Ik werd herkend zelfs, mensen op straat die riepen dat ze mijn boek gelezen hadden. Verbijsterend was het ook wel.”
Ik hou de lezer liever abstract
Die bewonderaars moest ze weer naar het achterhoofd dringen – “ik hou de lezer liever abstract” – maar echt van slag raakte de auteur er niet van. Noch behaagziek, zo blijkt. Zo’n twee jaar later ligt er een nieuwe roman, eigenzinniger en ambitieuzer nog.
In de etalage van de ontvangstruimte van de Groningse uitgeverij Passage waar dit gesprek plaatsvindt, pronken de bruin-zwart gevlekte boeken (een ontwerp van Daanjes broer Dieb). Het lied van ooievaar en dromedaris kent elf vertellers, omspant twee eeuwen en is geïnspireerd op leven en werk van de gezusters Brontë, op het postume leven van Emily Brontë met name, schrijver van Wuthering Heights, de beroemde gothic novel over de verdoemde geliefden Cathy en Heathcliff, door Kate Bush ooit de hitparade in gezongen.
De drie zussen die midden 19de eeuw geïsoleerd leefden op de Yorkshire Moors, samen acht romans schreven en jong stierven, worden hier misschien niet veel meer gelezen, maar in de Angelsaksische wereld zijn ze nog steeds groot, zegt Daanje. “Wat Rembrandt voor ons is, een vast merk, als marmite”, lacht ze. “Er is een Brontëblog dat de vermeldingen wereldwijd bijhoudt. Iedere dag trekken nieuwe artikelen, bewerkingen, tentoonstellingen, studies voorbij. Terwijl toen Emily Brontë stierf waren er twee exemplaren van haar enige dichtbundel verkocht en Wuthering Heights, haar enige roman, had twee goede recensies gekregen. De overige critici wisten niet wat ze ermee aan moesten. Maar zo beroemd is ze 180 jaar na haar dood.”
Voor Daanje zijn de Brontës, zoals voor meer lezers van haar generatie, een jeugdliefde, en een grote. Jane Eyre van Charlotte Brontë las ze op haar zestiende, ze schreef er een scriptie over. In 2017 trok ze de romans opnieuw uit de kast. “Na de dood van mijn ouders blikte ik terug op mijn jeugd en wilde ik wat van vroeger lezen, als troost. Ik was een beetje huiverig, bang dat de boeken tegen zouden vallen, te romantisch en kinderachtig. Maar Jane Eyre is heel goed. Het gaat meteen over haar diepste zielenroerselen die in de verfilmingen nooit zo aan bod komen. Ik werd vooral gegrepen door Wuthering Heights, een raar en ongrijpbaar boek; een boek over wraak, donker en gewelddadig, alleen maar egoïstische personages, zonder moraal.”
Een complexe, duistere, episodische roman
De wens om iets met haar fascinatie te doen, leidde niet tot een biografische roman, zoals Anne Eekhout onlangs schreef over Frankenstein-auteur Mary Shelley, of zoals Connie Palmen eerder wijdde aan de geschiedenis van het schrijverspaar Sylvia Plath en Ted Hughes (Jij zegt het). Het lied van ooievaar en dromedaris is een complexe, duistere, episodische roman; sfeervol en zinderend soms, breed uitwaaierend. Een boek waarin de dood heerst, die door de decennia heen steeds op een andere manier begroet wordt.
Het opent met het relaas van Susan Knowles-Chester die in 1847 het dode lichaam verzorgt van de op Emily Brontë geënte Eliza May Drayden. Knowles voelt nachtenlang de starende blik van de dode die tijdens het wassen plots haar ogen weer openslaat. De volgende hoofdstukken maken steeds een sprong in de tijd en presenteren ogenschijnlijk losse levensgeschiedenissen, altijd eindigend in de dood, vaak cirkelend rond een obsessieve verhouding, tussen zussen, tussen geliefden, tussen zussen die elkaars geliefden spelen.
Ieder hoofdstuk draagt naam, geboorte- en sterftejaar van de verteller. “Geleend van tv-serie Six Feet Under”, zegt Daanje. Er is het verhaal van een identieke tweeling die in een seance elkaars spiegelbeeld speelt en zo het betoverde publiek om de tuin leidt, een hoofdstuk over twee Duitse zussen die onder andere naam en gedaante obsessieve liefdesbrieven naar elkaar schrijven. Een verhaal over een wetenschapper die om zijn in coma geraakte geliefde beter te begrijpen zich opsluit in een verduisterde kamer zonder idee van tijd en ruimte. Door de verhalen heen weeft Daanje de sporen van de zussen Drayden, speciaal van de schuwe Eliza, van wie na haar dood een boekje opduikt met tekeningen, poëzie en aantekeningen dat, gezien de groeiende populariteit van Eliza’s enige roman, een omstreden meesterwerk, steeds meer waard wordt. En dan plots verdwijnt.
Anjet Daanje (1965, pseudoniem van Anjet den Boer) werd geboren in Wijster, studeerde wiskunde in Utrecht, woont in Groningen. Als scholier schreef ze scenario’s voor amateurfilms die ze met haar broer maakte, maar schrijver worden leek iets te gewichtigs.
Na een jaar als assistent in opleiding aan de universiteit gaf ze wiskunde er alsnog aan. Ze schreef scenario’s voor korte films en jeugdseries. Haar vorige roman De herinnerde soldaat kwam op de longlist van de Libris Literatuurprijs. Het lied van ooievaar en dromedaris is haar tiende roman. Tegelijk met deze roman verschijnt Dijende gronden, een bundel met door Daanje geselecteerde en vertaalde gedichten van Emily Brontë en gedichten van Daanje zelf die op het werk van Brontë zijn geïnspireerd.
U wilde geen biografische roman schrijven?
“Nee, er zijn al heel veel biografieën over hen en ik ben geen biograaf. Ik zou me ook niet aan hun levens willen vergrijpen. De Brontës zelf hebben hun boeken onder pseudoniem geschreven. En dat was niet voor niets. Zeker Emily wilde niet dat mensen wisten dat ze schreef. Ik schrijf ook niet graag over mensen die echt bestaan, daar krijg je maar problemen mee. Ik heb ooit gewerkt aan een scenario over Maja Bradaric, dat meisje dat gewurgd werd en later verbrand en de regisseur wilde dat naar de werkelijkheid toe schrijven. Dat lukte me niet. Ik vond het te pijnlijk voor de nabestaanden. ”
Waar wilde u het over hebben in deze roman?
“Dit boek gaat over de dood. Mensen proberen zin te geven aan hun leven, terwijl er om hun heen overal chaos is. Je maakt een bepaald verhaal van je leven voor jezelf. Je maakt ook een verhaal over de dood. Je moet je ertoe verhouden dat het leven eindig is.”
Is dat volgens u ook een thema in ‘Wuthering Heights’?
“Wel in Emily’s poëzie. Ze heeft hele vreemde gedichten geschreven. Meestal schetst ze een soort trance-toestand, waarbij ze geloofde dat ze daarin een voorproefje van het hiernamaals kreeg. Ze legde een verband tussen de verbeelding en de dood, denk ik, in de zin dat die allebei een manier bieden om aan het lichaam te ontsnappen.
“Wat me in Wuthering Heights intrigeerde was de wonderlijke verhaalstructuur. Het verhaal speelt over meerdere generaties waarbinnen gebeurtenissen zich herhalen en het kent twee onbetrouwbare vertellers, wat in een 19de-eeuwse roman heel ongebruikelijk is. Er is geen moraal. Je weet niet wat waar is. De lezer moet zelf het verhaal opbouwen. Die vertelvorm heb ik proberen na te bootsen.”
Hoe kwam u tot deze elf vertellers?
“Ik ben uitgegaan van wat ik in een hoofdstuk over het leven van Eliza May Drayden duidelijk wilde maken en zo heb ik personages en een situatie bedacht, bij voorkeur een situatie die op het eerste gezicht niets te maken heeft met de Draydens, maar die toch in emotioneel opzicht overeenkomsten vertoont met de situatie waarin de Draydens verkeren.
“Bij het verhaal over de identieke tweeling was de aanleiding een anekdote van Ellen Nussey (de beste vriendin van Charlotte Brontë, red.) die aan een biograaf over de 15-jarige Emily en de 13-jarige Anne Brontë schreef dat ze voortdurend gearmd liepen, als dat kon, een beetje alsof ze een eeneiige tweeling waren, bedacht ik. Zo kwam ik op de tweeling en omdat ik in eerdere hoofdstukken heel serieus over geesten had verteld alsof ze echt bestonden, leek het me, als tegenhanger, interessant om in dit hoofdstuk te vertellen over de zwendelpraktijken van mediums, die rond 1870 populair waren. Een paar jaar eerder heb ik de roman Affinity van Sarah Waters gelezen, die ook in de tweede helft van de 19de eeuw speelt en over een medium gaat.”
Bij het verhaal van de Duitse zussen moest ik aan uw boek ‘De herinnerde soldaat’ denken. Ze verzinnen een geliefde en projecteren hun fantasiebeeld op elkaar.
“Die situatie heb ik afgeleid van de Brontës, die hadden als kind een eigen fantasiewereld, verhaaltjes die ze schreven en speelden, waarin ze rollen aannamen en zo konden ze stiekem commentaar leveren op elkaar. In dat samen fantaseren voel ik me verwant met ze. Mijn broer en ik maakten als kind altijd samen verhalen: hij tekende en ik schreef.”
De zussen die u beschrijft zijn nogal obsessief en vals. Waren de Brontës ook zo vals?
“Charlotte soms wel. Die schreef op gegeven moment over haar broer en maakte hem tot een arrogante puber die klaagt over zijn vervelende zusjes. Die gefantaseerde personen die ze als kind speelden, misten ze in hun volwassen leven. In hun romans konden ze die fantasie weer uitleven, denk ik.”
Ziet u die grote rol van de fantasie in de liefde als iets positiefs?
“Als je met iemand samenleeft moet je de werkelijkheid wel een beetje in de gaten houden. In De herinnerde soldaat kneedt de vrouw haar man tot een ander persoon en komt hij erachter dat hij iemand anders is dan zij wil. Dat is een probleem. De Duitse zussen gaan er ook heel ver in. Maar als schrijver leef ik dagelijks met personages die ik verzin en ik hou wel van ze als ik over ze schrijf. Daar zit niemand achter.”
Naast de roman vertaalde u ook Emily’s gedichten. Prachtige gedichten, over een vrouw die wil ontsnappen, die vrijheid zoekt.
“Dat is iets 19de-eeuws, poëzie die gaat over mensen die in kerkers wegkwijnen en zo. De zussen waren bewonderaars van Lord Byron. Alles was doordrenkt van religie in die tijd. Het mooie leven begon pas na de dood, in het echte leven zit je geketend aan je lichaam. Voor de lezer van nu heeft het iets bevreemdends. Waarom voelde Emily zich gevangen op de hei? Nu staat de hei voor ruimte en vrijheid.”
Over Emily werd verteld dat ze met haar vuist haar hond op zijn kop sloeg, omdat hij niet luisterde. U laat Eliza haar hond op straat liefkozen. Wilde u iets rechtzetten?
“We weten niet wat er waar is van die door dorpelingen overgeleverde verhalen. Over Charlotte die honderden brieven schreef is veel bekend, maar over Emily bijna niks. We weten dat ze veel van haar hond hield. Ik verzet me tegen de neiging om van de Brontës, vooral van Emily, een abnormaal geval te maken. Ze zou autistisch zijn geweest, anorectisch. Waarom kan ze niet gewoon een mens zijn?”
Anjet Daanje
Het lied van ooievaar en dromedaris
Passage; 655 blz. €34
Emily Brontë & Anjet Daanje
Dijende gronden
Passage; 80 blz. €22,50
Veganisten
Geen vegetarisch of veganistisch eten in het verpleeghuis? Ook daar is nu een meldpunt voor
Zo’n veertienduizend vegetariërs en veganisten zijn ontevreden over het voedselaanbod in verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en revalidatiecentra. Vleesloos of plantaardig kunnen eten in de zorg is volgens hen ‘een mensenrecht’, en de overheid moet ingrijpen.
Ziekenhuispatiënten en bewoners van verzorgingstehuizen die vegetarisch of veganistisch willen eten, lopen te vaak tegen problemen aan. Dit zeggen de Vegetariërsbond en de Nederlandse Vereniging voor Veganisme (NVV) op basis van klachten uit hun achterban.
Bijna zevenduizend veganisten ondertekenden een petitie van de NVV voor plantaardig kunnen eten bij alle semi-overheidsinstellingen, die de NVV dinsdag aanbiedt bij het ministerie voor volksgezondheid. Een lopende petitie van de Vegetariërsbond voor vleesloos eten in de zorg heeft ruim zevenduizend handtekeningen.
De bond opende vorige week zelfs een meldpunt waarmee vegetariërs specifieke zorginstellingen kunnen noemen. “Veganisme is een levensovertuiging”, zegt NVV-voorzitter Emile Dingemans, verwijzend naar een eerdere uitspraak van het College van de Rechten van de Mens. “Die moet behandeld worden zoals andere levensovertuigingen, net als religieuze overtuigingen.”
Maandelijks klachten
Dingemans zegt maandelijks klachten te ontvangen van mensen die geen vlees of melkproducten eten, bijvoorbeeld vanwege dierenleed of het klimaat. “Als zij in een ziekenhuis, revalidatiecentrum of verzorgingstehuis belanden, hebben ze niet de mogelijkheid om voor eigen voedsel te zorgen.”
Het gevolg is volgens Dingemans dat veganistische patiënten soms onvolwaardige maaltijden krijgen, zoals enkel aardappelen met groente. “Iemand krijgt dan geen eiwitten binnen. Slecht voor de gezondheid, terwijl dat juist in de zorg belangrijk zou moeten zijn.”
Actiz, de branchevereniging van de 2350 verpleeghuizen in Nederland, zegt goed eten ‘belangrijk’ te vinden. “Veganistisch eten staat misschien inderdaad nog niet standaard overal op de menukaart”, zegt woordvoerder Olfert Koning. “Maar als bewoners zeggen: ik wil vegetarisch eten, dan kan dat wel overal in Nederland.”
Alleen tegen een meerprijs
Daniël Gerritsen van de Vegetariërsbond hoort op basis van tientallen klachten andere geluiden. “In sommige tehuizen is nauwelijks vegetarisch eten te krijgen, is het alleen tegen meerprijs beschikbaar of slechts enkele dagen per week.” Ook ziet Gerritsen dat patiënten of verpleeghuisbewoners vaak op papier wel vegetarisch of veganistisch kunnen eten, maar dat dit in de praktijk niet altijd makkelijk gaat. “Bewoners krijgen soms te horen dat het voor de keuken te moeilijk is om óók vegetarisch te koken.”
Hoeveel vegetarische of veganistische patiënten of ouderen in Nederland tegen deze problemen aanlopen, valt moeilijk te zeggen. Vier tot zes procent van de Nederlanders noemt zich vegetariër en eet dus geen vis en vlees, tegenover anderhalf procent die zich veganist noemt en dus helemaal geen dierlijke producten eet, ook geen melk of eieren.
Hoewel deze percentages bij ouderen wellicht lager liggen, zegt NVV-voorzitter Dingemans dat ‘één melding al te veel is.’ Het is volgens hem ‘een mensenrecht’ dat vegetariërs en veganisten in een ziekenhuis of verzorgingstehuis in lijn met hun levensovertuiging kunnen eten.
Een woordvoerder van het ministerie van volksgezondheid reageert dat zorginstellingen in principe ‘zelf gaan’ over hun voedingsaanbod. In hoeverre het aanbieden van vegetarisch en veganistisch eten in de zorg inderdaad een mensenrecht is waar de overheid verantwoordelijkheid voort draagt, gaat het ministerie ‘nader uitzoeken.’ De overheid zou via het Nationaal Preventieakkoord en subsidies al aansturen op gezonder (en plantaardiger) eten in de zorg. “In onze contacten met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Alliantie Voeding in de Zorg zullen wij het pleidooi van de petitie ook onder de aandacht brengen.”
Naam: Lydia Bekkers (57)
Dieet: Vegetariër sinds 16de, veganist sinds 55ste
Zorgervaring: Drie revalidatiecentra en ziekenhuizen, ‘nauwelijks dierloos eten’
“Sinds mijn zestiende ben ik vegetariër, omdat ik niet wilde dat dieren gedood werden. Later ontdekte ik het leed in de zuivelindustrie, en was ik meteen om. Uit ideaal werd ik veganist, en dat bleek ook goed voor mijn gezondheid. Ik heb mijn hele leven erge darmklachten gehad, tot ik twee jaar geleden stopte met eten en drinken van zuivel. Maar in de zorginstellingen waar ik was, was het qua veganistisch eten een puinhoop.”
“Bijna een jaar geleden werd ik slachtoffer van een zware mishandeling. Ik hield een hondje tegen dat mijn hondje wilde aanvallen. Het enige dat ik deed was met mijn handen wapperen, en roepen ‘ga weg!’ Maar het andere baasje viel me aan, begon me te trappen, met stalen neuzen. Mijn heup is toen gebroken en uit de kom geraakt.”
“Ik lag eerst tien dagen op bed in een Rotterdams ziekenhuis. Als veganist ging het daar nog wel. Het lukte om eten te krijgen zonder zuivel of dierlijke producten, hoewel het vaak geen volwaardige maaltijd was. Aardappelen, groenten, dat was het.”
“In het revalidatiecentrum in Spijkenisse was het slechter. Toen ik vroeg of ik veganistisch kon eten, zeiden ze in de eerste instantie van niet. Uiteindelijk zouden ze het toch proberen, maar de keuken had er geen zin in. De ene keer was het veganistische hamburgertje verbrand, of kreeg ik groenten in sauzen die met melk gemaakt waren. Uiteindelijk is mijn zus voor mij gaan koken en nam dat dagelijks mee.”
“Het meest schandalig was de situatie bij het ziekenhuis in Spijkenisse, waar ik een nieuwe heup kreeg. Vooraf was me telefonisch verteld dat ik daar veganistisch zou kunnen eten, maar toen ik er eenmaal drie dagen lag, had niemand hierover gehoord. Ik at tweeënhalve dag alleen maar boterhammen met pindakaas en jam.”
“Ik hoop dat er in de zorg meer begrip komt voor mensen die vegetarisch of veganistisch eten. Ten eerste omdat ik volledig achter het veganisme sta – ik wil simpelweg op geen enkele manier dierlijke producten binnenkrijgen. Ten tweede omdat ik lange tijd geen volwaardige maaltijd heb gehad, terwijl mijn botten verder afbraken door de mishandeling. Goed kunnen eten was simpelweg belangrijk voor mijn gezondheid.”
“Nu ben ik thuis verder aan het revalideren. Ik maak mijn eigen veganistische pasta’s weer. Als er bezoek komt, krijgen ze koffie met plantaardige opgeklopte melk. Zo moeilijk kan dit voor zorginstellingen toch ook niet zijn?”
Mensonterende situaties in opvanglocaties
Mensonterende situaties in opvanglocaties
|
|
|
|
|
|
|
|
Abonneren op:
Posts (Atom)