zaterdag 21 november 2020

Sylvia Plath-biograaf Heather Clark onthult nieuwe feiten: ‘Ze zou de tweede feministische golf omarmd hebben’

 

InterviewHeather Clark

Sylvia Plath-biograaf Heather Clark onthult nieuwe feiten: ‘Ze zou de tweede feministische golf omarmd hebben’

Sylvia Plath op Cape Cod, juli 1954Beeld Courtesy of Lilly Library and Elizabeth Lameyer Gilmore, photo by Gordon Lameyer

Bij het schrijven van Rode Komeet wist biografe Heather Clark nieuwe feiten boven water te halen over een vrouw die al vaak werd beschreven: dichteres Sylvia Plath. ‘Haar kennis van de Engelse literatuur intimideerde zelfs haar mededichters.’

Fun fact: de Amerikaanse dichter Sylvia Plath (1932-1963) had even een vriendje dat later een affaire had met Yoko Ono, ene Mel Woody, een Yale-student. “Ík had het er bijna uitgelaten”, grinnikt biograaf Heather Clark via Zoom vanachter haar laptop in haar huis in Chappaqua, boven New York City. “Maar de gedachte aan een ontmoeting tussen die twee was toch te aantrekkelijk.” Het is een klein feitje in Clarks zojuist verschenen 1334 bladzijden tellende, fascinerende en ­uiterst gedetailleerde biografie over de beroemdste dichteres van de twintigste eeuw. Een boek dat – je dacht niet dat het nog kon na tientalllen studies – meerdere kleine en grotere nieuwe feiten onthult. De eerste biografie over Sylvia Plath bovendien die ook in het Nederlands verschijnt.

Stuitten eerdere biografen nog op een onwillige Plath Estate, dochter Frieda Hughes gaf Heather Clark nu alle vrijheid. Plus, de biograaf had nieuw materiaal tot haar beschikking. Zo kon ze gebruik maken van bronnen die onderzoeker Harriet Rosenstein begin jaren zeventig verzamelde. Zij interviewde tijdgenoten en ontving van Plaths psychiater Ruth Beuscher veertien brieven van Plath aan haar. “Kwetsbare, schrijnende brieven, de eerlijkste brieven die ze ooit schreef”, zegt Clark.

Niet uit op melodrama pluist Clark minutieus eerdere beeldvorming, poëzie en levensfeiten uit elkaar. Zoals over vader Otto Plath, een Duitse Harvard-professor, schrijver van een belangrijk boek over bijen, die sterft aan een door hemzelf genegeerde diabetes als Sylvia acht is. Als immigrant wordt Otto Plath voor de oorlog onderworpen aan een FBI-onderzoek vanwege vermeende Duitse sympathieën. Onterecht. De vaak met de ‘nazi’ in Plaths beroemde gedicht ‘Daddy’ vereenzelvigde vaderfiguur, is een wat rigide man, maar ook een pacifist die ieder militarisme haat.

Clark geeft ruim baan aan de gedichten en korte verhalen die Plath in haar tienerjaren scheef. Liefst vijftig zou ze er opsturen naar tijdschriften tot het eerste gepubliceerd werd in Seventeen. Vriendje na vriendje passeert de revue in de hoofdstukken over school- en studiejaren. Ze legt de moeizame relatie met moeder Aurelia bloot die Sylvia aanspoorde om uit te blinken, maar ook Amerikaanse keurigheid afdwong en haar dochter belastte met eigen onzekerheden. Clark duidt de ontvangst van Plaths enige roman The Bell Jar, een klassieker nu, deels autobiografisch in het verslag van mentale inzinking en electroshocks, maar ook een door en door politieke roman – in hoe Plath zich keert tegen McCarthyisme en Eisenhower en laat ziet hoe slecht diens beleid uitwerkte voor vrouwen.

Heather Clark is hoogleraar moderne poëzie aan de Universiteit van Huddersfield in Engeland. Ze promoveerde op poëzie in Belfast, van 1962-1972. Daarna publiceerde ze een boek over de samenwerking tussen Plath en Hughes: 'The Grief of Influence: Sylvia Plath and Ted Hughes'. Clark is geboren in Massachusettes en woont in Chappaqua, boven New York City.Beeld Carolyn Simpson

Diepgravend blijkt Clarks kennis over Plaths jaren in Cambridge waar ze trouwt met de Engelse dichter Ted Hughes. De biografe publiceerde eerder al een boek over de vruchtbare werk- en liefdesrelatie van beide dichters, hun rivaliteit en de fatale afloop als Hughes Plath verlaat voor een andere vrouw en zij met de zorg voor hun twee jonge kinderen achterblijft. In de ­maanden voor haar zelfmoord een half jaar later, zal Plath haar beste gedichten schrijven; fonkelende, vlammende regels. 

Anders dan eerdere biografen trapt Clark niet in de valkuil van de vechtscheiding, ze brengt van gebeurtenissen verschillende versies. Neemt niet weg dat haar schets van Plaths laatste weken hartverscheurend is.

Belangrijk is de andere insteek die deze biograaf kiest. “Sylvia Plath was een academische superster en een veelvuldig prijswinnaar”, schrijft ze. “Met haar kennis van de Engelse literatuur intimideerde ze zelfs haar mededichters. [...] Later stond Plath op cocktailfeestjes gezellig te praten met T.S. Eliot en Stephen Spender. Zij gold daar als het toonbeeld van gevatheid en decorum.”

U keert zich tegen het beeld van Plath als de ­Marilyn Monroe van de literatuur; het slachtoffer, de zelfmoordenares.

“Plaths zelfmoord was vaak het beginpunt in biografieën. Sommigen biografen begonnen zelfs letterlijk bij die zelfmoord en redeneerden terug. Ik wilde beginnen bij het begin en schrijven over haar streven, haar ontwikkeling en groei.

“Een inspiratiebron was de biografie van Hermione Lee over Virginia Woolf: wetenschappelijk, grondig en toch leesbaar. Lee schreef dat vrouwelijke ­auteurs die leden aan psychiatrische aandoeningen altijd eerst gezien worden als gevallen en dan pas als professionele kunstenaars. Dat heb ik steeds voor ogen gehouden, zonder overigens de depressies en de zelfmoord te minimaliseren. Ze heeft als dichter zeker ook geleerd van Amerikaanse confessionele dichters als Robert Lowell en Ann Sexton, maar haar gedichten zijn geen bekentenissen. Ze is een heel ironisch schrijver, speels.”

Ted Hughes en Sylvia Plath in Engeland, 1956Beeld Mortimer Rare Book Collection, courtesy of Smith College Special Collections, photo by Harry Ogden

In uw proloog bekritiseert u ideeën over de Plath-cultus. Las u haar zelf al jong?

“Nou, eigenlijk ben ik lang bij haar weggebleven vanwege dat cliché van Plath als iets voor licht hysterische zestienjarige meisjes. Ik begon haar pas te lezen toen ik op de universiteit les over haar moest geven. Toen viel mij op hoe haar poëzie doorwerkte, in die van Seamus Heaney bijvoorbeeld, de Nobelprijswinnaar. En ik raakte gefascineerd door haar samenwerking met Ted Hughes, hun wederzijdse beïnvloeding en rivaliteit.”

U geeft ruim baan aan de gedichten en korte ­verhalen uit haar tienerjaren. Waarom?

“Ik wil laten zien dat ze in die vroege poëzie al een origineel, zelfs satirisch geluid had. Later tijdens haar studiejaren op Smith, ging die stem even ondergronds, werd ze meer formalistisch. Maar toen ze in de jaren vijftig Ted Hughes en zijn dichtersvrienden in Cambridge ontmoette, herkende ze iets in hun poëzie dat zij ook wilde bereiken. In haar dagboek heeft ze het over een ontsnapping aan de ‘de helm van glas’, de elegante, decoratieve dichtkunst. Ze wil ­ruiger, minder deftig. Ik denk dat ze iets van haar eigen vroegere stem herkende.

Ironisch is dat ze meteen als een vernieuwer ­gezien werd, maar toen ze ook een feministisch icoon werd, verdween dat aspect uit beeld.

“Ted Hughes vond dat ze door het feminisme werd ingelijfd. Ze streefden een ‘Lawrenciaanse fantasie’ na, schreef hij. Ze waren een literair team dat nieuwe ruimte wilden creëren. Het klopt ook wel dat ze zelf antifeministische opinies verwoordde. Als ze in Cambridge studeert, noemt ze haar vrouwelijke professors grotesk. Ze wil geen carrièrevrouw worden, stelt ze haar moeder in een brief gerust. Wat idioot is, want ze was een carrièrevrouw. Tegelijkertijd denk ik dat ze de tweede feministische golf omarmd zou hebben. Ze wilde alles hebben: echtgenoot, kinderen, schrijven, roem. Dat kan je toch ook aardig feministisch noemen.”

U vermijdt partij te kiezen, maar bij uw verslag van haar laatste jaar wordt dat lastig.

“Die brief aan haar psychiater, waarin ze Ted Hughes ervan beschuldigt dat hij haar geslagen heeft, kort voor haar miskraam, is schokkend, ja. Verschrikkelijk.”

Was het lastig om over zulke intieme details te schrijven? U citeert wat ze schrijft over seks in een brief aan haar psychiater.

“Die brieven zijn allemaal al eerder gepubliceerd, ik voelde me vrij om eruit te citeren. Op sommige punten was het goed om uitspraken van context te voorzien. In die brieven van de laatste maanden is haar hart gebroken, maar ze probeert ook een nieuw leven op te bouwen. Ze wil iets positiefs doen door hardop te zeggen: ik hou van seks, ik verdien goede seks.”

Hebt u overwogen om latere psychologische ­verklaringen erin te betrekken?

“Ik wilde niet achteraf een diagnose stellen. Wat wel duidelijk is, is dat ze zwaar is beschadigd door de electroshockbehandeling die ze tijdens haar eerste inzinking kreeg. En dat dat haar angst vergrootte bij de tweede ­depressie. Ze was doodsbang om weer in een psychiatrisch ziekenhuis te worden opgenomen.”

Sylvia Plath in Parijs, 1956Beeld Courtesy of Lilly Library and Elizabeth Lameyer Gilmore, photo by Gordon Lameyer

Botste ze niet ook op het freudianisme van toen? Haar psychiater zei dat ze haar moeder mocht haten.

“In die tijd was het normaal om er zo naar te kijken. Haar psychiater Ruth Beuscher wilde een vervangende moeder voor haar zijn. En misschien wilde Plath dat ook wel, ze rept erover in haar dagboek. In de biografie heb ik te veel psychologisering vermeden. Daarom ga ik steeds terug naar haar brieven, naar haar werk.”

U citeert veel uit de gedichten, het vaakst uit ­‘Edge’, een van haar laatste. Uw favoriet?

“‘Edge’ (‘Grens’) wordt vaak gelezen als haar ­afscheidsbrief. Het is een van de meest biografisch geduide gedichten in de Engelse literatuur. Het beeld van de dode vrouw die haar kinderen in het lichaam terugvouwt. Ik las zelf de interpretatie van Helen Vendler die erin leest dat de moeder haar kinderen probeert te beschermen tegen het kwaad in de buitenwereld. Dat stuk veranderde mijn blik. Het gedicht bevat verwijzingen naar andere dichters; naar ‘De witte godin’ van Robert Graves; het ontleent beelden aan Shakespeare. Ik vind het een heel mooi gedicht, ja: uncanny, spookachtig.”

U geeft les over poëzie aan de universiteit. ­Houden studenten nog van haar gedichten?

“Nou en of. Plath roept zo veel passie op in haar ­lezers. Grote liefde. Als een popster. Vooral vrouwen volgen mijn werkgroepen. Vorige week nog bij een praatje over de ­biografie vroeg een man waarom mannen Plath zouden moeten lezen. Tja. Waarom zou ik Hemingway moeten lezen, T.S. Eliot? Maar ik begreep hem wel. Hij was ­oprecht benieuwd wat mannen kunnen leren van zo’n feministisch icoon.”

Wat kúnnen mannen van Plath leren? Hoe je ­woede sublimeert?

“Zeker. Die woede, in die tijd, uitgedrukt door een vrouw, is heel indrukwekkend. Maar ook hoe ze over moederschap schrijft. De beelden die ze oproept. Ze was een pionier in die onderwerpskeuze. Er bestaat een opname van Plath, die voor de BBC haar gedicht ‘Parliament Hill Fields’ voorleest. Dat gaat over een miskraam. Ze hield er een korte inleiding bij, zodat het iedereen duidelijk was dat het gedicht over een miskraam gaat. En dat in 1961. Dat was een revolutionaire daad.”

Heather Clark
Rode Komeet
vert. Bart Gravendaal en anderen
Arbeiderspers;
1343 blz. € 59,99

Lees ook:

De ‘nieuwe’ Sylvia Plath laat zien hoe de schrijfster met vorm experimenteerde

Een ‘nieuw’ verhaal van Sylvia Plath werd door de bezorger ervan - en ex-echtgenoot - Ted Hughes destijds niet goed genoeg gevonden. Nu is het opgenomen in een nieuwe bundel van de jong overleden literaire grootheid

Geen opmerkingen:

Een reactie posten