Iggy in Berlijn
In
1976 stappen David Bowie en Iggy Pop hun West-Berlijnse appartement
binnen. Wat volgt is een periode van vriendschap, uitgaan en steengoede
albums. Verzamelbox The Bowie Years is een fijne ansichtkaart.
Als
je in de Berlijnse wijk Schöneberg op zoek gaat naar het huis waar
David Bowie en Iggy Pop medio 1976 hun intrek namen, moet je goed
opletten, want je loopt er zo voorbij. De Hauptstrasse is zo’n straat
met crèmekleurig bepleisterde panden zoals je die in elke Duitse stad
ziet. De portiekjes lijken allemaal op elkaar.
Op
nummer 155 staken ze hun sleutel in de voordeur: twee goede vrienden,
allebei 29 jaar oud en gevlucht uit de Verenigde Staten. Vooral Bowie
wilde zich onderdompelen in de Berlijnse muziekcultuur, waar
synthesizers en elektronisch experiment de toon zetten.
Ze
wilden anoniem leven in een niet-Engelstalige omgeving. Ze wilden
bovenal hun eigen levens redden: ver weg van de bergen cocaïne waar ze
in de VS voortdurend met hun neus in hadden gelegen. Ze waren
intelligent genoeg om ook dáár de noodzaak van in te zien.
Het
verhaal van die West-Berlijnse jaren gaat doorgaans vooral over Bowie,
die zichzelf hervond, loskwam van zijn alter ego’s uit de jaren ervoor
(van Ziggy Stardust tot The Thin White Duke) en popgeschiedenis schreef
door een brug te slaan tussen Anglo-Amerikaanse pop en rock en
continentale avant-garde, tussen zijn zelfgeschapen mainstream en
futuristisch Duits experiment.
De box-set The Bowie Years (zeven
cd’s en een boekje) verkent het Berlijnse verhaal vanuit Iggy’s
perspectief en brengt vooral dat baanbrekende, ongekend productieve
samenwerkingsjaar 1977 in kaart, waarin Bowie Low en Heroes uitbracht
en als producer én songschrijver Iggy’s The Idiot en Lust for Life naar zijn hand zette.
Over de vraag of Bowies ‘Berlin Trilogy’ (gecompleteerd door buitenbeentje Lodger uit
1979) het hoogtepunt van zijn carrière is, kun je een boom opzetten.
Voor Iggy is het helderder: de Bowie-albums zijn het begin van zijn
solocarrière, betekenden zijn doorbraak en nog altijd is het zijn
interessantste en succesvolste werk, waarop de grootste
publieksfavorieten staan (Lust for Life en The Passenger, met name).
Bowie
kwam als wereldster naar Berlijn: hij had als de glamrocker Ziggy
Stardust Europa aan zijn voeten gekregen en veroverde daarna ook de VS
met een door cocaïne verkilde variant van soul en funk (Young
Americans). Hij hoopte in West-Berlijn, westers eilandje in de
communistische zee, anoniem te kunnen leven.
Met
de anonimiteit van Iggy Pop zat het wel goed. Zijn band The Stooges
(1967-1974) maakte nihilistische protopunk waar de wereld nog niet aan
toe was: de band had amper een publiek en verkocht nauwelijks platen.
Toch was Bowie eerder Iggy-fan dan andersom. In 1973 had hij Raw Power geproduceerd, het derde album van The Stooges. Iggy en hij sloten een vriendschap die ook op nuchtere momenten standhield. \
Duitse dagen
Op
pensioengerechtigde leeftijd blikten David Bowie en Iggy Pop ieder in
een weemoedige song terug op hun tijd in Berlijn. Bowie deed het heel
expliciet in Where Are We Now? (2013), Pop abstracter, naar eigen zeggen nogal fucked up, in German Days, dat twee maanden na Bowies overlijden is verschenen op Post-Pop Depression (2016).
Ze
deelden een fascinatie voor nazisymboliek die Bowie misschien wel van
Iggy had afgekeken. Toen Bowie in 1976 naar ’s werelds grootste
openluchtmuseum van nazi- en Sovjet-symbolen verhuisde, nam hij Iggy
mee, zowat rechtstreeks vanuit de afkickkliniek. Van afkicken kwam in
Berlijn aanvankelijk niets terecht: ze ontdekten club Dschungel en
wilden tijdens hun stapnachten graag fit en wakker blijven.
Bowie
mijmerde over gastrollen op zijn nieuwe album van Kraftwerk, de
toonaangevende producer Conny Plank en Michael Rother van Neu!, maar tot
zijn teleurstelling bedankten die allemaal vriendelijk. De eerste
‘Berlijnse’ studiosessies waren uiteindelijk niet in Berlijn, maar in
Château d’Hérouville in Frankrijk. De ‘Duitse’ invloed op Bowies Low
werd uiteindelijk, bij gebrek aan Duitsers, vooral gestalte gegeven
door een Engelsman: Brian Eno.
Het eerste tastbare ‘Berlijnse’ product was niet Low maar Iggy Pops The Idiot, voor Bowievorsers een onmisbare schakel tussen het ontluikende experiment op Station to Station
(1976) en het Berlijnse drieluik. Het album contrasteert nog altijd met
de rest van Iggy Pops oeuvre. ‘Een kruising tussen James Brown en
Kraftwerk’, zei Bowie, die veel van de muziek op het album schreef,
zoals het klassieke Sister Midnight, terwijl Iggy in Nightclubbing verhaalt over stapnachten.
Dat
vooral Bowie de architect van het muzikale universum op Iggy’s debuut
was, blijkt uit de vier liveregistraties uit 1977 die in de box The Bowie Years
zijn opgenomen: Bowie was dienstbaar toetsenist in Iggy’s
begeleidingsband The Iguanas, maar al te experimenteel en
avant-gardistisch werd het op het podium niet. Iggy bleef vooral razen
en rocken als de Amerikaanse wildebras die hij altijd al was, met veel
Stoogeswerk. In ‘Bowiejaar’ 1977 ontdekte hij wie hij als
studiomuzikant kón, maar vooral ook wie hij als performer wílde zijn.
Bowie bewonderde zijn rauwheid en werkte enthousiast mee aan punkplaat Lust for Life,
zelf wilde Bowie juist af van het rockidioom: zijn nieuwe sound moest
zo weinig mogelijk raken aan de Angelsaksische traditie. Het
vervreemdende muzikale decor op The Idiot was vooral een schets voor zijn eigen Low, waarop Iggy wat koortjes zong.
Hun
Berlijnse samenzijn eindigde in 1978. De grootste commerciële successen
van David Bowie moesten toen nog komen. Die van Iggy Pop lagen voor
altijd achter hem. Hoewel, niet helemaal: een van de grootste hits van
Bowies kaskraker Let’s Dance (1983) is China Girl, een Iggy-cover, afkomstig van The Idiot.
De Bowieversie leverde Iggy zijn grootste bak royalty’s ooit op. Met de groeten van een oude fan.
Iggy Pop: The Bowie Years (7 cd’s); Universal.
The Bowie Years
Geen opmerkingen:
Een reactie posten