Jaja de oerknal: gedichten
De
derde dichtbundel van Maria Barnas, in 1997 gedebuteerd met de roman
'Engelen van ijs', zet al meteen in het eerste gedicht de toon: 'Angst
is een zwerm die rust in een boom. / Of zijn het woorden die zich
inktzwart / op de takken verdringen. Het is een vorm // van paniek die
opwelt in mij en als opvliegende / zwerm uit mijn keel breekt.' Angst,
paniek, oeverloosheid, verdrinken, dood, ontbinding, 'alles valt uit
elkaar' in 'deze wereld die me bekend is en vreemd': 'Zolang we lopen
doen we met elke stap / een stap in het ongewisse en kunnen we ons // in
de geel kermende bermen in de lome namiddag / en in de voorbeeldige
wrakken langs de afkoelende / rivier als verlaten huizen in elkaar
vergissen.' Dit citaat is kenmerkend voor de adjectivische, nogal
expliciete manier van dichten van Barnas. 'Waar men bang voor is', vier
overvolle bladzijden lang, somt honderden woorden op waar we bang voor
zouden zijn: 'Kennis, everzwijnen, blozen, werken of functioneren, goed
nieuws, seks' etc. Eigenlijk voor alles dus. 'Ik sta in het midden van
een verbijsterd heelal' - aan deze menselijke conditie probeert Maria
Barnas, soms naar mijn smaak wat al te dichterlijk, stem te geven.
Anderzijds is zij de eerste die Robben en Ribéry in poëzie laat
optreden! Ironie kan haar dus niet vreemd zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten