Quinoa wordt wel pseudograan genoemd, vanwege het gebruik.
Zo wordt het zaad (gemalen, en als bloem vermengd met tarwebloem) al
eeuwenlang gebruikt om brood mee te bakken. De zaadkorrels kunnen ook
gekookt worden, wat een soort risotto geeft. Rauw kunnen ze in een
salade worden vermengd. Het bedrijf Dutch Quinoa Group heeft, in
samenwerking met de Wageningse veredelaar Robert van Loo, een
quinoaburger ontwikkeld. En Ierse wetenschappers proberen een
yoghurt op basis van quinoa te ontwikkelen. Er is ook quinoa-bier.
Er wordt ook naar toepassingen buiten de voeding gezocht,
zegt Van Loo. Hij kent een Canadees bedrijf dat de bittersmakende
saponinen uit de zaadkorrels haalt en verkoopt als fungicide, een
schimmelbestrijdend middel. „Ook wordt onderzocht of de zetmeelkorrels
in het quinoa-zaad toe te passen zijn in waterige emulsies om een soort
crème-achtige substantie te krijgen voor cosmeticatoepassingen”, zegt
Van Loo. „Of voor vetvrije of vetarme mayonaise.”Millennialang beperkte de teelt van quinoa zich tot de
Andes-regio in Zuid-Amerika. Maar de laatste dertig jaar duikt het gewas
in steeds meer landen op. In 2014 werd het al in 75 landen geteeld. En
in 2015 werd het in nog eens 20 landen voor het eerst gezaaid,
beschreven onderzoekers drie jaar geleden in een overzichtsartikel in
Frontiers in Plant Science.
In dit tijdsgewricht komt een aantal ontwikkelingen bij elkaar,
verklaren de twee Wageningse plantkundigen de groeiende belangstelling.Van
der Linden: „In de jaren 2000 had je de foodies die op zoek waren naar
een hoogwaardige vervanging voor tarwe. Dat begon in de VS, bij koks van
hippe restaurants.”Van Loo: „En quinoa is glutenvrij. Dus interessant voor mensen met coeliakie.”Van
der Linden: „Vergeet de eiwitten niet. Quinoa bevat er veel van. Met
een mooie balans aan aminozuren. Ook de essentiële, die de mens zelf
niet aanmaakt. Voor veganisten en vegetariërs is het een goede
vervanging voor vlees.”Van Loo: „Dan heb je een aardige basismarkt.”Van
der Linden: „En dan zijn er nog de problemen waar de landbouw steeds
meer last van heeft. De opwarming van de aarde, verzilting.”Honger en armoedeDe
belangstelling is alleen maar verder toegenomen sinds de voedsel- en
landbouworganisatie van de VN (FAO) 2013 uitriep als het jaar van
quinoa, om te benadrukken dat het een belangrijke rol kan spelen in de
strijd tegen honger, ondervoeding en armoede en dat het, gezien zijn
gunstige eigenschappen, kan uitgroeien tot een van de grote gewassen
wereldwijd.Wat ook helpt is dat twee jaar geleden
het genoom van quinoa in kaart is gebracht en werd gepubliceerd in
Nature.
Het betrof een ras dat aan de Chileense kust groeit. Van der Linden en
Van Loo werkten aan het onderzoek mee. Ze hebben bijvoorbeeld genen
opgespoord die coderen voor saponinen, bittere stoffen die de plant
waarschijnlijk aanmaakt om zich te beschermen tegen vraat. In de meeste
traditionele quinoa-rassen zitten die saponinen ook in de huid van de
zaden, vertelt Van Loo. En van de plant zijn het juist de zaadkorrels
die de mens eet. „Je moet die saponinen verwijderen, anders smaakt het
zaad vreselijk bitter.” Dat gebeurt meestal door het zaad te wassen.
„Maar dat kost water, waar juist een groeiend tekort aan is.” De meeste
rassen die Van Loo heeft geproduceerd hebben dat bittere niet. Hij heeft
die eigenschap eruit gekruist. Van Loo heeft achterhaald dat een stukje
DNA, een zogeheten transcriptiefactor, specifiek in het zaad is
uitgeschakeld. Normaal zorgt die factor dat de genen voor saponinen
worden afgelezen, maar is de factor uitgeschakeld, dan gebeurt dat niet.Leuk in saladesDe
domesticatie van quinoa begon zo’n 7.500 jaar geleden, rond het
Titicacameer. Dat ligt op de grens tussen Peru en Bolivia, op ruim 3.800
meter hoogte. Daarna heeft de teelt zich weliswaar uitgebreid, maar
beperkt. Het bleef tot voor kort binnen het Andes-gebied. Toch is daar
een breed palet aan rassen ontstaan, zegt Van Loo, door de grote
geografische variatie.
Quinoa-onderzoekers Robert van Loo (met geruit hemd) en Gerard van er Linen in een Wageningse kas.
Foto Merlin DalemanDe wetenschappelijke literatuur verdeelt quinoa in vijf
ecotypes, gebaseerd op het gebied van domesticatie: de vallei (2.000 tot
3.500 meter hoogte, in Colombia, Ecuador, Peru en Bolivia), het
hoogland (boven de 3.500 meter, rond het Titicacameer), de zoutvlaktes
van Bolivia en Chili, de kust van Midden- en Zuid-Chili, en de
laaggelegen, vochtige subtropen van Bolivia. Dit heeft voor een grote
genetische verscheidenheid gezorgd. Op de ene plek kan quinoa tegen
vorst, droogte, weinig zuurstof, op de andere tegen hoge
zoutconcentraties. Om die variatie te beschermen, zijn er sinds de jaren
zestig in meer dan dertig landen bijna zestig genenbanken opgezet, waar
zaden liggen opgeslagen – ook in Wageningen.Eigenlijk is quinoa nog half wildGerard van der Linden
onderzoekerVan Loo werkt al bijna 25 jaar aan de veredeling van
quinoa, vooral voor de Europese markt. „We richten ons op eigenschappen
die voor boeren en consumenten hier van belang zijn.” Zo moet de stengel
niet te lang zijn. „Anders vallen de planten bij een heftige regenbui
om.” Van der Linden: „Bij tarwe hebben we al lang van dat soort
dwergrassen met een korte stengel. Maar bij quinoa staan we nog aan het
begin. Eigenlijk is die plant nog half wild.”Van Loo: „In Europa
hebben we het liefst dat boeren geen bestrijdingsmiddelen gebruiken, dus
moet het gewas resistent zijn tegen ziektes.”Van der Linden: „Bij quinoa gaat het vooral om meeldauw.”Van Loo: „We willen de zaden ook graag bij elkaar in één kop.”Van der Linden „In Zuid-Amerika is de top van de plant vaak
bushy, met meerdere koppen.”Van
Loo: „Er moeten liefst veel korrels zijn, en bij voorkeur zijn die
groot en wit. Alhoewel we nu ook een variant hebben met roodbruine
zaden. Dat staat leuk in salades.”Van der Linden: „De planten moeten dicht op elkaar kunnen staan. Op wat voor afstand zet jij ze Robert? Tien, elf centimeter?”Van Loo: „Ongeveer vijftien centimeter. Een plant moet ook weinig zijstengels aanmaken, anders wordt het dringen.”
Hoge zouttolerantieWe
lopen naar een andere kas. De quinoa-planten zijn hier kleiner, en ze
staan op tafels met meetapparatuur. De twee onderzoeken hier hoe rassen
het doen op een bodem met hoge zoutconcentratie. „Kijk, dit is een
riobanda”, zegt Van Loo. Die groeit op een hoge zoutconcentratie, bijna
als zeewater. Toch heeft hij groene bladeren. Van der Linden: „Hij is
zichzelf, alleen wat kleiner dan normaal. Hij maakt nog steeds zaad. Bij
een gewas als tarwe of gerst zouden de bladeren allang verwelkt zijn.”Dat
vele zout is een vorm van abiotische stress (niet veroorzaakt door
andere levende organismen), die Van der Linden boeit. Ook droogte en
hitte horen daartoe. Over de verdedigingsmechanismen die quinoa tegen
zulke stress in stelling brengt, verscheen vorig jaar
een overzichtsartikel in het tijdschrift
Plants. Bij droogte bijvoorbeeld gaan bij sommige quinoa-rassen de wortels sneller groeien en meer vertakken, op zoek naar water.
Quinoa-onderzoekers Robert van Loo (met geruit hemd) en Gerard van der Linden in een Wageningse kas.
Foto Merlin DalemanOok het hormoon abscisinezuur speelt een rol. Bij droogte
stijgt de concentratie ervan – in uiteenlopende mate in wortels,
stengel, bladeren, en ook per ras. Het hormoon regelt allerlei
fysiologische processen. Een van de gevolgen is dat de huidmondjes snel
sluiten, en de plant via deze bladopeningen minder waterdamp verliest.
Bij veel gewassen wordt dan ook de fotosynthese geremd, maar bij quinoa
lijkt dat minder het geval. De plant kan in erg droge gebieden met 200
mm neerslag per jaar (in Nederland valt zo’n 850 mm) nog steeds groeien.
„Hoe hij hierin slaagt, begrijpen we nog niet goed”, zegt Van der
Linden. Ook zijn er nog veel vragen over de zouttolerantie. Duidelijk is
dat hierbij het hormoon abscisinezuur een rol speelt, net als bij de
sluiting van de huidmondjes. Maar er is ook iets raars, zegt Van der
Linden. Bij ‘normale’ planten leidt een hoge opname van zout
(natriumchloride, NaCl) ertoe dat de plant kalium (K
+) gaat
lozen. Terwijl dat een rol speelt bij allerlei belangrijke processen,
zoals het openen en sluiten van huidmondjes, de wateropname,
eiwittenproductie, enzymenaanmaak. Daarom verwelken zulke planten snel.
„Maar bij quinoa zien we kalium niet omlaag gaan. Het gaat samen met
natriumchloride omhoog. Het lijkt een soort competitie”, zegt Van der
Linden. „We denken dat quinoa erin slaagt om kalium in de celvloeistof
te houden, maar dat moeten we verder onderzoeken.”Niet tippen aan tarweMaar
hoe veelbelovend is quinoa nou? Van Loo zegt dat hij de opbrengst per
hectare in Europa langzaam heeft zien stijgen. Van 1,5 ton zo’n 15 jaar
geleden tot 2,5 ton. Dat kan nog niet tippen aan tarwe, zegt hij, want
die komt in ideale omstandigheden op 9 à 10 ton per hectare. „Maar in
Australië, op licht zoute gronden, waar tarwe het lastig heeft, kom je
maar tot 3 ton. En daar levert quinoa al evenveel op.”Van der
Linden: „Op arme, droge gronden in Zuid-Spanje, waar veel geïrrigeerd
wordt, telen ze quinoa sinds kort in rotatie met katoen en pureetomaten.
Om water te besparen.”Van Loo: „Op sommige plekken in China en Vietnam zit het al in rotatie met rijst.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten