De wereld van nu lijkt huiveringwekkend veel op die rond ’14-’18
Honderd
jaar geleden brak, na vier jaar oorlog, de vluchtige en gebrekkige
vrede van het interbellum aan. De wereld heeft er lering uit getrokken.
Maar de lessen van 1918 lijken in de vergetelheid te raken.
De
Eerste Wereldoorlog, die honderd jaar geleden eindigde, is ver weg maar
toch ook dichtbij. Misschien wel dichter bij dan de Tweede
Wereldoorlog, waarnaar zo vaak als vermaning wordt verwezen. Er volgde
een vrede op met veel gebreken: Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, de
veronderstelde agressors, werden door Frankrijk en Groot-Brittannië op
de pijnbank gelegd. En de Verenigde Staten wilden zich niet langer
bemoeien met het continent dat de vrede maar niet wist te bewaren. Pas
na een nieuwe wereldoorlog, de tweede in nog geen dertig jaar tijd,
werden de lessen van 1918 alsnog ter harte genomen: de vijanden van
vroeger moesten een gemeenschap vormen zodat ze nooit meer tegen elkaar
ten strijde zouden trekken.
Honderd
jaar na de Eerste Wereldoorlog wankelt die orde – waarvan onder andere
de Verenigde Naties, het Internationale Gerechtshof en de Europese Unie
de uitdrukking zijn. De Verenigde Staten verliezen hun belangstelling
voor de rest van de wereld. Nationalisme en rechts-radicalisme zijn
terug van bijna weggeweest. En de bipolaire wereld met twee
machtsblokken heeft plaatsgemaakt voor een multipolaire wereld met veel
wedijverende landen. Die constellatie wekt bange associaties met die van
het Europa van voor 1914. ‘De wereld is weer net zo dynamisch als toen
en dus even instabiel’, zegt Joris Voorhoeve, oud-minister van Defensie
en voormalig hoogleraar internationale organisaties aan de Universiteit
Leiden. ‘De Eerste Wereldoorlog lijkt uit het collectief geheugen te
verdwijnen.’
Deze
zaterdag, honderd jaar na de wapenstilstand die de wereld geen rust
bracht, spreekt Voorhoeve in het Haagse Vredespaleis op een conferentie,
100 jaar vrede organiseren, over de erfenissen van de Eerste
Wereldoorlog. Die zijn niet uitsluitend negatief. Zo wijst hoogleraar
internationaal recht en volkenrecht Nico Schrijver erop dat de
conferentie van Versailles niet alleen een wraakneming was op de
veronderstelde aanstichters van de oorlog, maar ook een poging tot
structureel vredesoverleg. Die poging is weliswaar goeddeels mislukt,
maar met de lessen van Versailles heeft de wereldgemeenschap later haar
voordeel gedaan. En Beatrice de Graaf, hoogleraar geschiedenis van de
internationale betrekkingen, staat in haar bijdrage stil bij het vermogen van Europa om zich na elke catastrofe te herpakken. Voorafgaand aan de conferentie sprak de Volkskrant met hen.
Wereld op drift
Wat
Beatrice de Graaf altijd opvalt als het in Nederland over november 1918
gaat, is ons onvermogen om ons ‘te verplaatsen in de angsten en de
vermeende dreigingen van toen’. Van die tijd weet een enkeling dat in
Rusland de tsarenfamilie was vermoord, dat vluchtelingen de Nederlandse
grenzen over trokken, dat er een aardappeloproer uitbrak in Amsterdam,
dat opstandige militairen zich roerden in de Harskamp, dat de Spaanse
griep veel slachtoffers maakte en dat de revolutie van Troelstra
mislukte.
‘Daarover
wordt geschreven in de wetenschap dat de rust op een zeker moment
terugkeerde. In Nederland althans. Maar toen was dat helemaal niet zo
zeker. In de zomer van 1918 ontving de commissaris der koningin in
Overijssel heel zenuwachtige brieven van burgemeesters die wisten te
melden dat allerlei revolutionairen de grens over kwamen. In de herfst
waren Lenin en Trotski hier zelfs gesignaleerd. Als je nagaat hoe
zenuwachtig wij nu, met veel betere nieuwsvoorzieningen, al worden van
een wit bestelbusje dat misschien op weg is naar Nederland met een bom,
dan zou je je beter in de angsten van de mensen in 1918 moeten kunnen
verplaatsen.’
Temeer
omdat Nederland destijds een oase van rust was in een wereld op drift.
‘In Duitsland is het niet meer veilig geworden op straat’, zegt De
Graaf. ‘Links en rechts bewapenden zich. In grote delen van Europa bleef
de oorlog doorsudderen of ontvlamde hij opnieuw. Turkije en Griekenland
waren tot 1923 met elkaar in oorlog. Duizenden mensen kwamen daarbij
om. Als Europa in november 1918 al illusies koesterde over de
duurzaamheid van de vrede, werd het daar snel van beroofd.’
Van
de regeringsleiders die vanaf januari 1919 in Versailles een nieuwe
wereldorde ontwierpen, koesterde eigenlijk alleen de Amerikaanse
president Woodrow Wilson nog de hoop dat op de puinhopen van de Eerste
Wereldoorlog een betere wereld kon worden opgebouwd. Hij verwachtte veel
heil van de hooggestemde principes, zoals het zelfbeschikkingsrecht der
volkeren, die hij in zijn Veertien Punten had vastgelegd. En hij
hoopte dat eventuele tekortkomingen in de vredesregeling zouden kunnen
worden gecorrigeerd door de Volkenbond.
‘Versailles
was een ambivalent gedrocht’, zegt Beatrice de Graaf. ‘Een curieuze
kruising van de hooggestemde, enigszins wereldvreemde idealen van Wilson
en de wraakzucht van Engeland en, met name, Frankrijk. Die dachten:
Wilson mag zijn mooie principes krijgen, als wij Duitsland maar mogen
aanpakken.’
Van die zogenoemde Wilsonian principles
is in de praktijk dan ook weinig terechtgekomen, zegt Nico Schrijver.
Vooral omdat de Volkenbond, in vergelijking met de Verenigde Naties, een
tandeloze organisatie was. Het Amerikaanse Congres blokkeerde de
toetreding van de Verenigde Staten, en andere belangrijke landen – zoals
de Sovjet-Unie, Duitsland, Italië en Japan – maakten er geen of slechts
kortstondig deel van uit.
De
Volkenbond kon geen collectieve veiligheid afdwingen doordat elke
lidstaat een veto kon uitspreken over sancties tegen landen die zich aan
agressie bezondigden. ‘Er wordt nu veel gemopperd over het vetorecht
van de permanente leden van de Veiligheidsraad’, zegt Schrijver, ‘maar
die situatie is te verkiezen boven het verlammende unanimiteitsprincipe
van de Volkenbond. Als je de Russen en de Amerikanen erbij wilt houden,
moet je hun de mogelijkheid bieden om de stekker eruit te trekken.’
Oorlogsverbod
Dat
laat onverlet, zegt Schrijver, dat de Volkenbond de eerste
‘wereldpolitieke organisatie’ was. ‘En dat is niet de enige verdienste
van ‘Versailles’. Het verdrag legde ook de rechten van minderheden vast,
bevatte een sociale paragraaf, baande de weg naar de vestiging van de
internationale arbeidsorganisatie ILO, en heeft een bijdrage willen
leveren aan de verspreiding van democratische beginselen. Maar bovenal
was Versailles de eerste aanzet tot het oorlogsverbod, dat in 1928
verder werd uitgewerkt in het Briand-Kelloggpact.’ In dit verdrag,
ondertekend door 23 landen – inclusief de grote mogendheden van dat
moment – werd de onrechtmatigheid van aanvalsoorlogen vastgelegd. ‘In
zijn idealisme, compactheid en juridisch vakmanschap is het een
juweeltje’, zegt Schrijver. ‘Vergelijkbaar met het Handvest van de Verenigde Naties.
Het heeft gediend als rechtsgrond voor de bestraffing van
oorlogsmisdadigers na de Tweede Wereldoorlog en het is nog steeds van
kracht.’
Versailles
en het Briand-Kellogpact hebben de wereld niet voor een nieuwe oorlog
kunnen behoeden, maar hebben wel degelijk bijgedragen aan het besef dat
oorlog geen aanvaardbare voortzetting was van de buitenlandse politiek.
‘Daarvan waren zelfs agressors zich bewust’, zegt Schrijver. ‘Getuige de
eufemismen waarmee zij probeerden hun expansie te rechtvaardigden. Zo
kenschetsten de Italianen hun verovering van Abessinië, het huidige
Ethiopië, als een expeditie. Japan reduceerde zijn overname van
Mantsoerije, in 1931, tot ‘incident’. En nazi-Duitsland verkocht de
annexatie van Oostenrijk als Anschluss. Zelfs oorlogszuchtige landen vermeden het woord oorlog zo veel mogelijk.’
Met
deze semantiek kan het falen van Versailles echter niet worden verhuld,
zegt Joris Voorhoeve. ‘Als ik heel welwillend ben, zou ik het
Volkenbondverdrag kunnen zien als aanzet tot het handvest van de VN.
Maar als waarborg van de collectieve veiligheid schoot het natuurlijk
ernstig tekort.’ En het verontrustende is, dat de geopolitieke
constellatie van dit moment lijkt op die welke de Eerste Wereldoorlog en
Versailles baarde.
‘Vóór
de Eerste Wereldoorlog was de gedachte dat de Europese mogendheden
elkaar in evenwicht hielden. Ze waren nog wel in een machtscompetitie
verwikkeld, maar die was verplaatst van Europa naar de gekoloniseerde
wereld. Zoals is gebleken, heeft dit systeem – om het vriendelijk uit te
drukken – niet voor duurzame vrede gezorgd. Uiteindelijk kwamen de
rivalen elkaar toch weer op het eigen continent tegen.’
Nieuwe rivalen
Nu
leven we in een ander multipolair systeem met hetzelfde gemis aan
stabiliteit, meent Voorhoeve. ‘Door de buitengewoon slechte leiding
vanuit het Witte Huis verzwakt het Noord-Atlantisch systeem waarvan de
Verenigde Staten de garant waren. Dat systeem heeft een langdurige vrede
mogelijk gemaakt met een relatief kleine kans op een oorlog tussen de
grote mogendheden, en een iets grotere kans op conflicten in de
periferie. Landen in de Amerikaanse invloedssfeer voerden onderling geen
oorlog. Conflicten, bijvoorbeeld tussen Turkije en Griekenland, werden
altijd bezworen door de Verenigde Staten.’
De
huidige bewoner van het Witte Huis ambieert die rol niet meer. Sterker:
hij steunt de middelpuntvliedende krachten in Europa en wekt twijfel
aan zijn bereidheid het Noord-Atlantisch systeem desnoods met militaire
middelen overeind te houden. ‘In het Noord-Atlantisch systeem waren de
Amerikaanse machtsorde en de Amerikaanse liberaal-politieke orde
verenigd. Recht zonder macht bestaat slechts op papier, zoals de
Volkenbond heeft laten zien. En macht zonder recht is rechteloosheid.’
Met
hun terugtrekkende bewegingen scheppen de VS ruimte voor oude en nieuwe
rivalen. ‘China is bezig die ruimte stap voor stap en in betrekkelijke
stilte te bezetten, om te beginnen economisch. De politieke en militaire
expansie zullen volgen. China is momenteel de enige mogendheid met een
langetermijnplan dat stelselmatig wordt uitgevoerd. Rusland, de oude
rivaal, is vooral bezig andere landen met kwaadaardig beleid te
verzwakken. Met lijfsbehoud als enig motief. Want Poetin weet ook dat de
toekomst voor Rusland er niet zo best uitziet. Het heeft een kleine
economie, niet veel groter dan die van België en Nederland samen en voor
driekwart afhankelijk van olie en gas. Een bron van inkomsten die met
de energietransitie alleen maar zal krimpen. Rusland is een economische
dwerg met kernwapens. Daar valt veel gevaar van te duchten.’
Neokolonialisme
En
Europa? Europa koestert de illusie dat het de migratiecrisis heeft
bezworen terwijl die feitelijk nog moet komen. ‘Deze eeuw komen er in
Afrika, een slecht bestuurd continent met povere vooruitzichten,
2,5 miljard mensen bij. Velen van hen zullen hun heil in Europa zoeken.
Maar niets duidt erop dat Europa zich daarop instelt. Anders dan bij
China wordt de blik van Europa begrensd door de korte termijn. Door de
winstcijfers van het komende kwartaal of – in de politiek – door de
komende verkiezingen. Dit wordt Europa nog eens noodlottig. Want het
moet nu ingrijpen om te voorkomen dat het straks door migranten uit
Afrika wordt overspoeld. Hoe? Door te investeren in de ontzilting van
zeewater voor de landbouw in Noord-Afrika, in de opwekking van
zonne-energie en – niet in de laatste plaats – in goed bestuur. Van het
verwijt dat Europa zich daarmee aan neokolonialisme zou bezondigen, moet
het zich maar eens niets aantrekken.’
Voorlopig
kunnen alleen de Verenigde Staten, samen met Europa, voor een enigszins
stabiele wereldorde zorgen, denkt Voorhoeve. ‘En gelukkig beschikken de
VS, anders dan bijvoorbeeld Rusland, over het vermogen zichzelf met min
of meer vrije verkiezingen te corrigeren. Ik houd dus enige hoop op
herstel van het Noord-Atlantisch systeem. Het probleem met Amerika is
echter dat het wel een rechtsstaat is, maar slechts gedeeltelijk een
democratie. De invloed van de superrijken op het democratisch proces is
er enorm. Als de ongelijkheid en het populistisch nationalisme in het
land blijven groeien, zal het geen aanspraak meer kunnen maken op moreel
leiderschap. Tot schade van de hele wereldgemeenschap.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten