"Als we fascisme beschouwen als een
wond uit het verleden die bijna was geheeld, is Trump in het Witte Huis
zoiets als het verband losrukken en aan de korst krabben”, schrijft de voormalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Madeleine Albright in haar boek over fascisme.
Is
het taboe op fascisme 73 jaar na Auschwitz uitgewerkt? Filosoof Julien
Benda en politica Madeleine Albright bieden inzichten in verwarrende
tijden.
Veel
is gezegd en geschreven over het Hongarije van premier Victor Orbán.
Over de vriendjespolitiek bijvoorbeeld, de corruptie, de beknotting van
de vrije pers, de politiek gemotiveerde rechtersbenoemingen. Maar ook
dat het wel erg lang duurde eer het Europese Parlement tot ingrepen
bereid was. Al veel langer kwamen immers zorgelijke berichten vanuit dat
land.
Na
een kritische rapportage van de Nederlandse Europarlementariër Judith
Sargentini ging het EP vorige maand alsnog overstag. Het beleid van
Orbán zou een ‘systematische bedreiging’ voor de Europese waarden zijn,
zo klonk het. Journalisten die het land kritisch volgen, denken dat de
uitholling van de democratie het tipping point heeft bereikt en dat de
oppositie niet langer via legale weg aan de macht kan komen. De
Nederlandse filosoof en EU-kenner Luuk van Middelaar stelde in de Franse
krant Le Monde dat Hongarije was verworden tot een ‘electorale
autocratie’.
Anti EU
Net
als een jaar eerder tegen Polen werd de ‘nucleaire optie’ ingezet:
beknotting van EU-gelden, mogelijk verlies van stemrecht. Dat Orbán het
hier op liet aankomen was al opmerkelijk genoeg. Opvallend was ook de
onvoorwaardelijke steun waar hij op kon rekenen bij radicaal-rechtse en
nationaal-populistische politici en commentatoren elders in Europa. Dat
legde een pijnlijke waarheid bloot: als het aankomt op een keuze tussen
de rechtsstaat en Orbáns anti-migratie en anti-EU agenda kozen zij
zonder met de ogen te knipperen voor het tweede.
Orbán
en zijn partij Fidesz hebben er nooit een geheim van gemaakt wat het
einddoel is: een ‘illiberale democratie’. Daarin staan niet de
onvervreembare rechten van het individu centraal, maar de veronderstelde
behoeften van de gemeenschap. Ze respecteert de wil van de meerderheid,
maar houdt geen rekening met minderheden. Fidesz claimt samen te vallen
met de (christelijke) volkswil; critici gelden als ‘volksvijanden’.
Dat
een Europese regeringspartij zich hier zo onbeschaamd op laat voorstaan
is een kentering in de na-oorlogse Europese politieke geschiedenis.
Maar in de wijdere wereld staat Orbán (en zijn Poolse collega) niet
alleen. Op tal van plekken staat de liberale democratie onder druk en
zijn autocraten in opmars. Denk aan het Rusland van Poetin, het Turkije
van Erdogan, de Filippijnen van Duterte, het Venezuela van Maduro.
Wond uit het verleden
Wat
is hier aan de hand? In de eerste plaats een hardhandige correctie van
de overtuiging dat de hele wereld zich na de val van het communisme
richting markteconomie en liberale democratie zou bewegen. Kapitalisme,
ja. Dat wordt universeel omhelsd, niet zelden in zijn meest hardvochtige
gedaante. Maar een democratie zijn bovengenoemde landen alleen in naam
nog. Hoort het Amerika van Donald Trump tot dit rijtje?
Nee,
schrijft Madeleine Albright in haar boek ‘Fascisme, een waarschuwing’.
Maar het is wel tot de mogelijkheden gaan behoren. “Als we fascisme
beschouwen als een wond uit het verleden die bijna was geheeld, is Trump
in het Witte Huis zoiets als het verband losrukken en aan de korst
krabben”, schrijft ze. Albright (80) diende als minister van
buitenlandse zaken onder Bill Clinton en doceert nog altijd
internationale betrekkingen in Washington. Ze citeert onderzoek dat
wijst op een toenemende belangstelling voor autocratische
regeringsvormen en schrikt niet terug voor parallellen met de jaren
dertig.
Uitgewerkt taboe
Hoe
herken je een fascistische leider? Volgens Albright is dat iemand die
zich sterk identificeert met een hele natie of groep, zich niet
bekommert om de rechten van anderen, en bereid is elk middel aan te
wenden om het gewenste doel te bereiken, inclusief geweld. Al naar
gelang de gehanteerde definitie zou je daar een vijandbeeld aan kunnen
toevoegen, een cultus van slachtofferschap, of het idee dat het leven
strijd is. In hoeverre is ‘fascisme’ een accurate beschrijving van de
hedendaagse werkelijkheid? Hoe zinvol is het gebruik van zo’n
zwaarbeladen term in het maatschappelijk debat?
Onder
historici en journalisten zijn die vragen al langer inzet van
discussie. Een belangrijk bezwaar is dat je door je blind te staren op
parallellen met het verleden je geen oog hebt voor het wezenlijk nieuwe.
Het verleden herhaalt zich immers nooit. Albright heeft daar wel begrip
voor, maar vindt de term desondanks gerechtvaardigd. Zelfs als ze
erkent dat er onder de huidige generatie autoritaire leiders weinigen
zijn die het fascisme in al zijn facetten belichamen. Alertheid is
geboden: “Iedere stap in de richting van het fascisme berokkent schade
aan individuen en de maatschappij; elke stap brengt de volgende
dichterbij.”
Wat jaagt het
rechts-nationalistische sentiment aan? Albright wijst op Brusselse
regeltjes en niet-westerse migratie. Daar kun je de onbedoelde
bij-effecten van globalisering bij optellen, het idee dat we het niet
meer vanzelfsprekend in de wereld voor het zeggen hebben.
Of
is het banaler: is het taboe op nationalisme, op groepsdenken, op
racisme, zoals dat zich na de verschrikkingen van Auschwitz vestigde, na
zeventig jaar eenvoudigweg uitgewerkt? Dat taboe had een functie, maar
wekte ook de illusie dat dit type denken voor altijd was uitgebannen,
dat mensen nooit meer in de verleiding zouden komen om het groepsdenken
boven het individu te stellen en de identiteit boven de rechtsstaat.
‘Blokkeerfriezen’
Ook
in Nederland stellen mensen hun identiteit bóven de rechtstaat. Een
dertigtal ‘blokkeerfriezen’ belemmerde de snelweg A7 en daarmee een
demonstratie van een groep anti-Zwarte-Pietactivisten. Via een
levensgevaarlijke actie ontzegden zij medeburgers een grondrecht. Een
aantal (rechtse) commentatoren zat daar niet mee. Liever dat dan
toegeven aan een groep ‘beroepsactivisten’, die ‘onze tradities kapot
willen maken’. Niet veel anders dus dan de commentatoren en journalisten
die Orbáns ondermijning van de rechtsstaat door de vingers zien zolang
hij moslimimmigranten maar buiten de deur houdt.
Daarom
is het ook zo goed dat ‘La trahison des clercs’ (1927) van Julien Benda
deze week in een prachtige en zeer leesbare Nederlandse vertaling is
verschenen: ‘Het verraad van de intellectuelen’. De in 1956 op 88-jarige
overleden Franse filosoof en publicist blijkt namelijk bij uitstek een
gids in deze verwarrende en verontrustende tijden. Zelfs als wij te
maken hebben met blokkeerfriezen in plaats van de Dreyfus-affaire (de
kwestie rond de onschuldig veroordeelde Joodse kapitein, die Frankrijk
hevig verdeelde) en met columnisten en journalisten in plaats van
schrijvers en filosofen.
Het boek
verscheen in de eerste helft van het Interbellum en bevat hints naar wat
komen gaat, met verwijzingen naar Mussolini en citaten uit ‘Mein
Kampf’. Maar Benda kijkt toch vooral in de achteruitkijkspiegel, naar de
Dreyfus-affaire, de Eerste Wereldoorlog en degenen die hij in eigen
land beschouwde als de aanjagers daarvan: de extreem-rechtse schrijvers
Maurice Barrès en Charles Maurras.
Apostelen van Nationalisme
Benda
was uitgesproken links, en sympathiseerde zelfs even met het
communisme. Hoewel hij het marxisme niet ontziet, is het boek voor het
grootste deel een aanval op alle vormen van racisme en nationalisme.
Maar in wezen is het een studie naar de rol van de intellectueel in de
moderne burgerlijke samenleving, zoals die gedurende de tweede helft van
de negentiende eeuw gestalte kreeg. Voor die tijd stond de clerc (een
woord dat een beetje klinkt naar geestelijkheid) bóven de samenleving.
Hij hield zich bezig met abstracte en verheven zaken. Maar nu stond hij
er plotseling middenin. Hoe diende hij zich daar te gedragen?
Niet
zoals Barrès en Maurras dat deden in ieder geval. In plaats van zich
boven de ‘politieke passies’ te stellen hadden zij ze juist
aangewakkerd. Ze deden zich kennen als apostelen van nationalisme,
xenofobie en anti-semitisme en hebben zo hun talenten voor de verkeerde
doelen aangewend. Dit is het ‘verraad’ waar Benda in de titel van zijn
boek op doelt. In de nieuwe wereld vervult de intellectueel de rol van
bemiddelaar tussen de bovenwereld en de onderwereld. Hij moet de
verbinding leggen tussen de wereld van abstracte ideeën en principes en
die van de belangen en passies. Dat hij zich engageert, is tot daaraan
toe, maar áls hij dat doet dient hij te allen tijde universeel geldende
boven het eigene te verkiezen, het individu boven de groep, de
democratie boven het bloed, de onderdrukte boven de macht.
Wat
zou Benda over de rol van de intellectueel schrijven in onze
geïndividualiseerde tijd? Traditionele instituties zijn uitgehold: van
de natie, van de kerk, van het gezin, van autoriteit en daarmee ook die
van de ‘intellectueel’. Met de komst van Twitter zijn we allemaal
intellectuelen geworden zou je kunnen zeggen, of columnist. Maar dan nog
steeds bieden waarden als individuele rechten, democratie, en
rechtsstaat helemaal niet zo’n slecht richtsnoer.
Madeleine Albright, ‘Fascisme. Een waarschuwing’, De Arbeiderspers (€ 19,99)
Julien Benda, ‘Het verraad van de intellectuelen’, AUP (€ 19,99)
Julien Benda, ‘Het verraad van de intellectuelen’, AUP (€ 19,99)
Recensenten van Trouw bespreken pas verschenen fictie, non-fictie, jeugdliteratuur en thrillers. Meer recensies leest u hier.
Lees ook: Waarom Orbán nu pas wordt aangepakt
Premier Orbán is in Hongarije hard op weg naar alleenheerschappij. Hij kon binnen de EU lang ongestoord zijn gang gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten