De stichting Moeders van Srebrenica, die bijna alle 6.000 nabestaanden
van de slachtoffers van de genocide in 1995 bij de Bosnische plaats
vertegenwoordigt, is ontevreden over de uitspraak van de Haagse
rechtbank. De rechter oordeelde dat de Nederlandse Staat aansprakelijk
is voor de deportatie van circa driehonderd moslimmannen uit de
Nederlandse Dutchbat-compound. De Moeders menen dat Nederland ook
verantwoordelijkheid droeg voor de mannen die zich buiten de compound
bevonden en eveneens door de Servische troepen van Mladic werden
gedeporteerd.
De moslimmannen en -jongens die bescherming kregen van de Nederlandse blauwhelmen werden op 13 juli 1995 door de Bosnische Serviërs weggevoerd van de compound van Dutchbat. De meeste mannen zijn gedood. De rechtbank stelt dat Dutchbat had moeten weten dat de mannen gevaar liepen. Nederlandse militairen hadden tijdens de deportatie losse identiteitspapieren van andere mannen gevonden, een signaal dat sprake was van moordpartijen. Omdat Dutchbat de volledige zeggenschap had over de omheinde compound, hadden de Nederlandse VN'ers niet mogen meewerken aan de deportatie van de mannen.
Niet verantwoordelijk voor val enclave
De rechtbank vindt dat de Nederlandse Staat echter niet verantwoordelijk is voor de val van de enclave zelf. Het ontbreken van luchtsteun om de enclave te beschermen is niet toe te rekenen aan Nederland. Nederlandse militairen hebben volgens de rechtbank wel verzuimd om oorlogsmisdaden door te geven aan de VN. Maar volgens de rechters zouden de VN ook niet militair hebben ingegrepen als de meldingen wel waren gedaan.
Na de val van Srebrenica zijn meer dan 8.000 moslimmannen gedood. Dutchbat is voor het lot van velen van hen niet verantwoordelijk, oordeelt de rechter. Veel moslimmannen waren niet naar de Dutchbat-compound in Potocari gevlucht, maar naar de bossen in de buurt van Srebrenica. Nederland is daarom niet aansprakelijk voor wat er met hen gebeurde, meent de rechtbank.
Ook bepaalde de rechter dat Dutchbat mocht besluiten om niet alle 25.000 vluchtelingen toe te laten tot de compound, maar slechts 5.000. Advocaat Gerritsen meent dat de Dutchbatters veel meer mensen hadden moeten toelaten op het terrein dat 'zo groot was als het Malieveld'. Hij wijst daarbij op het genocideverdrag, waarin staat dat alles moet worden gedaan om een genocide te voorkomen.
Nederland heeft zich verweerd door te zeggen dat de militairen niets anders konden doen dan meehelpen aan de evacuatie na de val van de enclave. De Nederlanders zouden een genocide niet hebben kunnen voorzien.
Bert Bakker, voorzitter van de enquêtecommissie Srebrenica noemt het een 'heel bijzondere uitspraak'. 'Nederland heeft zich lang verscholen achter de schuld van Mladic en de aansprakelijkheid van de VN. Dat is niet juist; ook Nederland heeft fouten gemaakt en dat heeft de rechter heel precies geformuleerd. Het komt erop neer dat als je macht hebt over het lot van mensen, je je dat lot ook moet aantrekken. Dat heeft Nederland niet gedaan.'
Tijdens de oorlog in Bosnië (1992-1995) wilden de Bosnische Serviërs de hele strook land langs de grens met Servië in handen krijgen. Srebrenica, een dorp in Oost-Bosnië vlakbij de grens met Servië, was daarin een storende enclave.
Het dorp Srebrenica telde voor de oorlog 6.000 inwoners, van wie 75 procent moslims en 23 procent Serviërs. Na het uitbreken van de vijandelijkheden in april 1992 vertrokken de meeste Servische inwoners, maar moslims uit de omliggende dorpen vluchtten naar Srebrenica, waardoor de bevolking zou aanzwellen tot zeker 40.000 mensen in de enclave, die door de Bosnische Serviërs was omsingeld.
De opeengepakte dorpelingen en vluchtelingen hadden te kampen met voedsel- en watergebrek. In maart 1993 bracht de Franse VN-commandant generaal Philippe Morillon een bezoek aan de noodlijdende moslims van Srebrenica. Morillon riep de enclave uit tot 'veilig gebied', zonder overleg met het VN-hoofdkwartier in New York.
Gedemilitariseerd gebied
De VN-Veiligheidsraad nam het idee in april 1993 over: de 'safe area' Srebrenica werd tot gedemilitariseerd gebied verklaard, dat onder toezicht moest komen van een onpartijdige VN-vredesmacht. Nog dezelfde maand trokken Canadese blauwhelmen de enclave binnen. Begin 1994 nam het Nederlandse Dutchbat het vaandel over van de Canadezen.
Van de afgesproken demilitarisering kwam het niet: de moslims onder Naser Oric zouden veel wapens houden en die gebruiken voor overvallen op de omliggende Servische dorpen. De Serviërs hielden VN-voedselkonvooien naar Srebrenica tegen en er heerste honger. Er werd echter niet alleen uit broodnood voedsel geroofd, maar ook op een vaak gruwelijke manier gemoord; hele Servische dorpen in de omgeving werden nodeloos platgebrand. Dutchbatters konden dat soms zien vanuit hun observatieposten aan de rand van de enclave.
Operatie-Krivaja1995
In de zomer van 1995 besloten de Serviërs de enclave in te nemen. Met de operatie-Krivaja1995 veroverde het Bosnisch-Servische Drina-Korps de enclave. De burgerbevolking, die meedogenloos onder vuur werd genomen, vluchtte deels naar Potocari, waar Dutchbat zijn hoofdkwartier had; veel mannen daarentegen probeerden met een tientallen kilometers lange mars door de bossen in vijandig gebied het front te bereiken, waar het moslimgebied begon.
In Hotel Fontana in Bratunac hadden dramatische onderhandelingen plaats tussen Mladic en Dutchbat-commandant Thom Karremans. De Bosnische Serviërs scheidden in Potocari de moslimmannen en -jongens van weerbare leeftijd van de vrouwen en kinderen. Zij deporteerden de vrouwen en kinderen met bussen naar moslimgebied. Duizenden mannen zouden daarna worden doodgeschoten tijdens soms massale executies. In totaal, inclusief de slachtoffers van gevechten, is sprake van zeker 7.000 tot 8.000 doden.
De servische oud-generaal Mladic staat momenteel terecht voor het VN-Joegoslaviëtribunaal, gehuisvest in Den Haag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten